DEZE PAGINA WORDT U AANGEBODEN DOOR ENECO GROEP
Het kabinet wil de CO2-uitstoot in 2030 halveren. Die ambitie krijgt lof, maar de ondergrondse opslag van CO2 is omstreden. Deze is kostbaar en verbetert de concurrentiepositie van bedrijven niet. Die werken liever aan CO2-reductie als het economische kansen biedt.
Waar Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en zelfs Frankrijk de afgelopen jaren vooruitgang boekten in de reductie van broeikasgassen, bleef Nederland achter. De overheid hield zich aan de energiedoelen van Europa, maar de ambitie ging niet verder dan een procentje erbij of eraf, zegt Marcel Galjee, energiedirecteur bij AkzoNobel. “Met kleine stappen kom je heus wel ergens, maar veel verder dan een plek in de achterhoede zal het niet zijn.”
Het nieuwe kabinet wil van Nederland een klimaatkoploper maken. Om de doelen van ‘Parijs’ te halen, zet Rutte III in op een halvering (49%) van de CO2-uitstoot in 2030 ten opzichte van 1990. Dat komt volgens het kabinet neer op 56 megaton CO2. Een ambitie die van veel kanten lof krijgt, want hij brengt twee doelen uit het Parijs-akkoord binnen bereik: 95% emissiereductie in 2050 én beperking van de temperatuurstijging van de aarde tot ruim onder de 2 graden.
CO2-besparingen in tonnen
- Het kabinet wil tot 2030 56 megaton CO2 extra besparen bovenop reeds ingezet beleid.
- Het Planbureau voor de Leefomgeving denkt dat met de huidige plannen hooguit 28 megaton haalbaar is.
- 20 megaton besparing moet komen van ondergrondse opslag van CO2.
- McKinsey berekent dat tot 2030 tegen redelijke kosten slechts 3 tot 6 megaton afvang en opslag van CO2 haalbaar is in de industrie.
- Sluiting van kolencentrales levert netto 8 megaton CO2-besparing op
Kritiek
Hoewel de ambitie van het kabinet lof krijgt, stuit de uitwerking op kritiek. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) zijn de maatregelen van het kabinet hooguit goed voor de helft van de vermindering van de beoogde CO2-uitstoot. Vooral omstreden is de ondergrondse opslag van CO2, internationaal aangeduid met CCS: carbon capture and storage. De voorgenomen hoeveelheid – 20 megaton per jaar in 2030 – lijkt onhaalbaar.
Volgens recent onderzoek van McKinsey is tot 2030 tegen redelijke kosten maximaal 3 tot 6 megaton CO2-afvang en -opslag haalbaar in de industrie. Hierboven nemen de kosten van CCS fors toe. Dan zijn de relatief ‘goedkope’ bronnen – die zuivere CO2 uitstoten – namelijk niet meer beschikbaar, zoals waterstofproductie. “Het is daarom verstandig om CCS in de industrie tot 2030 te beperken tot ca 6 Mton”, zegt Gerben Meijer, manager duurzaamheid bij Eneco Groep. “En te kiezen voor maatregelen die economisch verstandiger zijn. Zoals het elektrisch maken van processen in de industrie, met stroom uit windparken op zee.”
‘Met CO2-opslag schuif je de vervuiling onder het tapijt zonder de oorzaak aan te pakken’
Los van de haalbaarheid is het opslaan van CO2 om meerdere redenen geen goed idee, vervolgt Meijer. “Het stimuleert allereerst niet om duurzame alternatieven te zoeken. Je schuift de vervuiling onder het tapijt zonder de oorzaak aan te pakken.” Ten tweede is de opvang van CO2 uit schoorstenen volgens hem een ‘end-off pipe’ maatregel: een maatregel die je neemt nadat de afvalstoffen al zijn geloosd. Dat leidt tot een kostenverhoging zonder dat het de concurrentiepositie van de industrie verbetert. “Beter is om maatregelen te nemen die de kernprocessen van de industrie structureel verduurzamen, waardoor ze op termijn ook voor lagere kosten zorgen”, zegt Meijer.
Ook noemt hij dat het ondergronds opslaan van CO2 veel energie kost – CO2 uit ‘vuile’ rook moet je immers eerst zuiveren. Ten slotte stelt het PBL dat het voornemen van het kabinet om CCS te subsidiëren uit de zogenoemde Subsidie Duurzame Energieproductie (SDE+ regeling) nadelig is voor de groei van duurzame energieproductie in Nederland. Uit deze regeling worden nu duurzame energiealternatieven betaald, zoals windmolens en zonnepanelen. Als CCS ook moet worden gefinancierd uit hetzelfde SDE+-budget, leidt het tot minder duurzame energieproductie in Nederland, aldus Meijer.
Superbatterij slaat wind op

Ook met extra windenergie is flinke CO2-besparing haalbaar. Windenergie is duurzaam, maar niet altijd beschikbaar. Eneco en Mitsubishi Corporation bouwen de grootste batterij van Europa om windenergie op te slaan. Zo kan ook duurzame stroom worden geleverd als het niet waait.
Kolencentrales
Een andere maatregel waarop het kabinet een groot deel van de voorgenomen emissiereductie baseert, is het sluiten van de kolencentrales in combinatie met minimum CO2-prijs voor de elektriciteitssector. Die minimumprijs loopt op tot 43 euro per ton in 2030 – wat betekent dat een relatief kleine kolencentrale in dat jaar al meer dan 100 miljoen euro voor zijn CO2 zal moeten betalen.
Dergelijke kosten leiden waarschijnlijk tot stillegging van kolencentrales, zegt Gerben Meijer, manager duurzaamheid bij Eneco Groep. Het stimuleren van schonere centrales vindt hij dan ook een goede maatregel. Het vervangen van kolencentrales door Nederlandse gascentrales vermindert de CO2-uitstoot met 8 megaton, berekende het PBL.
“Idealiter voert de overheid de minimum CO2-prijs in EU-verband in, of samen met de landen om ons heen”, zegt Meijer. “Lukt dat niet, dan is het belangrijk de heffing zo te ontwerpen dat relatief schone gascentrales in Nederland voorlopig rendabel blijven.” Deze gascentrales zijn de komende decennia namelijk nog hard nodig als flexibele back-up, op dagen dat er onvoldoende stroom uit zon- en windparken beschikbaar is, aldus Meijer. “Zonder een slim ontwerp van de minimum CO2-prijs sluiten de gascentrales in Nederland. Dan wordt Nederland voor zijn energievoorzieningszekerheid en back-up capaciteit afhankelijk van vervuilendere buitenlandse fossiele en nucleaire elektriciteitsproducenten.”
Verduurzamen van de industrie
Het mag duidelijk zijn dat we de internationale klimaatdoelen niet halen zonder vergaande verandering in de industrie. De Nederlandse energie-intensieve industrie is goed voor een 21 procent van het bruto binnenlands product, tegelijkertijd zorgt de sector voor een kwart van de totale CO2-uitstoot. Bedrijven investeren echter alleen in fundamentele oplossingen als deze nieuwe marktkansen of lagere kosten betekenen.
Het goede nieuws is dat de verandering mogelijk is. Adviesbureau McKinsey, dat in opdracht van VEMW, een samenwerkingsverband van Nederlandse spelers in de energie-intensieve industrie, onderzocht hoe de sector de energietransitie kan versnellen, ziet acht tastbare maatregelen om de CO2-emissie in de periode tot 2050 met 95% terug te dringen. Het noemt onder andere de implementatie van energie-efficiëntie maatregelen, elektrificatie van processen en het afvangen en hergebruiken of opslaan van CO2.
‘Nederland heeft de beste kennisinstituten voor biochemie, een sterke agrosector en een goed geïntegreerde industrie. We zijn er alleen nog niet in geslaagd om de innovaties op te schalen en te valoriseren.’
Hoewel het een immense opgave is om de industrie te verduurzamen, gelooft ook Marcel Galjee van AkzoNobel dat het kan. “Nederland is een innovatief land; we hebben de beste kennisinstituten op het gebied van biochemie, een sterke agrosector en een goed geïntegreerde industrie. We zijn er alleen nog niet in geslaagd om de innovaties op te schalen en te valoriseren.” Hij neemt windmolens als voorbeeld. Hoewel Nederland de techniek en kennis in huis had om windmolens te maken, zijn de grote windmolenparken elders in Europa gebouwd waardoor ook de fabrieken op hun beurt ook niet in Nederland staan. “We hebben de boot gemist om er economisch beter van te worden”, aldus Galjee.
Om te zorgen dat innovaties daadwerkelijk voor verandering op grote schaal gaan zorgen zijn er grote stappen nodig volgens Galjee. Stappen die risicovol kunnen zijn. “Als je een bedrijf als Akzo Nobel, Shell of Tata Steel wilt decarboniseren, moet je naar een fundamenteel andere technologie toe. Een bedrijf doet dat nooit alleen. Daar heb je de overheid en andere ketenpartners voor nodig.”
Economische kansen
Een voorbeeld van zo’n partnerschap is een project rond bio-stoom – zonder ‘r’ – in Delfzijl van AkzoNobel en Eneco: de Bio Golden Raand, een paradepaardje van schone energie. Het is de grootste bio-energiecentrale in Nederland die volledig draait op houtsnippers van bouw- en sloopafval. Eneco produceert hier vanaf 2013 groene stroom en levert vanaf dit jaar ook biostoom aan buurman AkzoNobel.
Het verf-en chemieconcern runt op een naastgelegen industrieterrein diverse fabrieken waarmee het van zout onder meer chloor maakt. De grote hoeveelheden warmte en elektriciteit die nodig zijn voor de productieprocessen komen niet langer uit AkzoNobels op aardgas gestookte warmtekrachtcentrale, maar vloeien in de vorm van stoom via een buis van 2,7 kilometer van de Golden Raand naar de fabrieken.
De Bio Golden Raand laat zien dat bedrijven werk maken van CO2-reductie als het economische kansen biedt. Eneco levert met dezelfde hoeveelheid houtstukjes dubbel zoveel energie. Akzo vergroende tien procent van hun Nederlandse energieverbruik en verlaagde de CO2-uitstoot met 100 duizend ton per jaar, vergelijkbaar met de uitstoot van ongeveer 1 miljard autokilometers. En Groningen Seaports, dat de infrastructuur aanlegde, ziet het haven- en industriegebied van Delfzijl (weer) aantrekkelijk worden omdat ook andere fabrieken zich op het bio-stoomnetwerk kunnen aansluiten.
Huishoudelijk afval hergebruiken
Vanwege de capaciteit om in partnerschap te werken aan nieuwe vormen van duurzaam en circulair produceren en samen nieuwe waardeketens te bouwen, ontving AkzoNobel dit najaar de Environment Responsability Award van de Europese branche-organisatie Cefic. Het bedrijf onderzoekt onder andere met een consortium van partners de haalbaarheid van een waste-2-chemistry fabriek in Rotterdam. Huishoudelijk afval wordt hier niet langer verbrandt, maar via een vergassingssysteem omgezet in methanol, een basisgrondstof voor de chemische sector die nu nog vrijwel volledig uit fossiele bronnen wordt gemaakt.
Schone bussen met groene waterstof

Waterstof wordt genoemd als de schone brandstof van de toekomst. Rijden op waterstof kan een grote bijdrage leveren aan de reductie van CO2-uitstoot door het wegverkeer, zeker als het duurzaam wordt geproduceerd. In Noord-Nederland start een proef met twee bussen. Deze komt tot stand vanwege een bijzondere samenwerking tussen het bedrijfsleven, de provincie en de nationale overheid.
In Groningen loopt een pilot met waterstofbussen (zie kader). Galjee vindt het een prachtig voorbeeld van hoe je met de juiste partners iets mogelijk kunt maken dat eerder niet kon, maar ook hier zit de crux in het opschalen. “Het is heel lokaal, er wordt één tankstation gebouwd in Noord-Nederland. Wil je echt iets veranderen dan moet het landelijk worden uitgevoerd. Daarvoor heb je elkaar en overheid nodig.”
Galjee vindt het regeerakkoord hoopvol – “meer dan ooit lees ik een belofte tot samenwerking” maar de industrie moet niet afwachten. “We moeten zelf de hand uitreiken, naar de overheid en andere partners, vanuit een gezamenlijk belang. Als we dit vliegwiel samen aan de gang krijgen, verduurzamen we ons energiesysteem en creëren we daarnaast een toekomstig verdienmodel.”
Bedrijfsleven neemt zelf initiatief
Of Trump het akkoord van Parijs omarmt of niet, en of het Nederlandse regeerakkoord nu wel of niet haalbaar is, het bedrijfsleven neemt haar verantwoordelijkheid volgens Gerben Meijer van Eneco groep. Het bedrijf committeerde zich samen met AkzoNobel en nog zes andere Nederlandse bedrijven aan het Science Based Targets Initiative (SBTI): een internationale samenwerking van bedrijven die hun emissies willen terugbrengen. Opgericht door vier NGO’s, waaronder het Wereld Natuurfonds. Deelnemende organisatie committeren zich met een doelstelling. Eneco Groep, het eerste Nederlandse bedrijf dat toetrad, belooft bijvoorbeeld alle broeikasgasemissies die bij zichzelf, hun leveranciers en hun klanten plaatsvinden ruim binnen de 2 graden opwarming van de aarde te houden. Concreet betekent dit niet meer dan 11,2 miljoen ton CO2-emissies in 2020. Het bedrijf stelde daarvoor het One Planet Plan op. Doel daarvan is om te leven binnen de grenzen van onze planeet. Investeringen in wind- en zonneparken, verduurzaming van stadswarmte via geothermie, bio-en afvalcentrales en energiebesparingsdiensten in huishoudens moeten deze doelen realiseren.
Over deze advertorial
In deze advertorial is Eneco Groep aan het woord. De redactie van Het Financieele Dagblad draagt voor de inhoud van deze pagina geen verantwoordelijkheid.KOPLOPER IN DE ENERGIETRANSITIE
Eneco Groep is een groep van bedrijven die actief is in de energiesector. Gedreven door haar missie - duurzame energie van iedereen - is deze groep bedrijven koploper in duurzaamheid en innovatie. Eneco Groep biedt nationaal en internationaal toegevoegde waarde aan consumenten en bedrijven met slimme producten en diensten. En levert een maatschappelijke en economische bijdrage door het opwekken en leveren van groene energie.
Meer weten? enecogroep.nl