Vier op de tien zzp'ers is een bijklusser

Voor een grote minderheid van de zzp'ers vormt het werk een bijbaan. Deze groep heeft als hoofdinkomsten een pensioen of een salaris op grond van een baan in loondienst. Dit komt naar voren uit cijfers over 2014 die het Centraal Bureau voor de Statistiek woensdag publiceert.

Volgens het CBS werken er bijna 1,35 miljoen mensen als zzp’er, het zijn zelfstandigen zonder personeel. Van die groep is voor zes op de tien, ongeveer 800.000 personen, het inkomen als zzp'er het belangrijkst. Voor vier op de tien, ruim 550.000 personen, telt een andere inkomstenbron het zwaarste.

Dalend inkomen

Die 800.000 personen waarvoor het zzp-inkomen de belangrijkste of zelfs enige inkomstenbron was, zagen hun inkomen flink dalen. Verdienden ze in 2011 gemiddeld nog €33.900, in 2014 was dat inkomen geslonken tot €32.300. 'Uit de koopkrachtcijfers bleek al eerder dat de zelfstandigen hun inkomen niet op peil hebben kunnen houden', zegt hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen van het CBS in een reactie. 'Deze groep werkenden is duidelijk niet gecompenseerd voor de effecten van de inflatie.'

De financiële dienstverlening is hier de grote uitzondering. Waar de gemiddelde zzp'er met deze vorm van dienstverlening in 2011 €49.400 verdiende is dat in 2014 opgelopen tot €52.700.

Pensioen

Voor zo’n 288.000 zzp’ers is het ondernemersinkomen weliswaar de voornaamste inkomensbron, maar zij hebben ook nog inkomsten uit loon, pensioen of een uitkering. Zzp’ers met een pensioen als neveninkomen ontvangen naast hun inkomen uit ondernemerschap van gemiddeld bijna €32.000 ook nog eens gemiddeld ruim €10.000 aan pensioen.

Van Mulligen noemt het opvallend dat van de 550.000 mensen die een zzp-inkomen als neveninkomen hebben het aantal jongeren en ouderen is toegenomen, terwijl de tussengroep juist is gekrompen. 'Een verklaring daarvoor zou kunnen zijn dat de dertigers en de veertigers het eerst enige tijd als deeltijd-zzp'er proberen en dan óf kiezen voor een volledig zzp'erschap óf juist hun pogingen staken.'

Minder vaste contracten

Uit recente cijfers van het CBS blijkt dat het aantal mensen met een vaste arbeidsrelatie voortdurend slinkt. In het derde kwartaal van vorig jaar dook het voor het eerst sinds decennia onder de 5 miljoen. Dat kwartaal hadden nog 4,99 miljoen mensen een vaste arbeidsrelatie, vergeleken met 5,61 miljoen gemiddeld over 2003. De verhouding vast/flexibel is inmiddels 5 tegen 2. In het derde kwartaal van vorig jaar hadden 1,95 miljoen mensen een flexibele arbeidsrelatie, vergeleken met 1,57 miljoen in 2003.