De flexibilisering van de arbeidsmarkt zet door. Dat concludeert maandag de Nederlandsche Bank op basis van cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Vooral sportinstructeurs, bouwvakkers, onderwijsassistenten en medewerkers in de kinderopvang, winkeliers en hulpkrachten transport en logistiek werken vaker als zelfstandige zonder personeel (zzp'er) of hebben een flexibel dienstverband, als uitzendkracht of met een tijdelijk contract.
Alle beroepen tezamen is in de periode 2005 tot 2015 de flexibilisering op de arbeidsmarkt met 10 procentpunt toegenomen. Uitschieters vormen de sportinstructeurs met een stijging van 23% en bouwvakkers met bijna 20%.
Buitenlandse seizoensarbeiders
Onderaan staan de hulpkrachten in de landbouw, een beroepsgroep die de flexibilisering met 14 procentpunten zag afnemen. DNB maakt hierbij wel de aantekening dat de grote aantallen buitenlandse seizoensarbeiders die in de landbouw werken, in dit cijfer niet zijn meegerekend. ‘Als daarmee wel rekening wordt gehouden, is er waarschijnlijk ook bij deze beroepsgroep sprake van flexibilisering’, aldus DNB in haar DNBulletin.
Al met al heeft per eind 2015 34% van de werkzame Nederlandse beroepsbevolking een flexibel dienstverband of werkt als zzp'er. Het aandeel werknemers met een vastdienstverband bedraagt nu 62%, 10% lager dan tien jaar geleden.
Bij de cijfers tekent DNB aan dat flexibilisering niet overal gepaard gaat met minder vast werk. ‘Naast beroepen waarin de werkgelegenheid is verschoven van vast naar flexibel, zijn er ook diverse beroepen waar zowel het aantal flexibele als het aantal vaste dienstverbanden is gegroeid.’