Het wordt hoog tijd vast te stellen wie de baas is over de gegevens die bedrijven en overheid dagelijks verzamelen over waar we ons bevinden en wat we doen. Locatiegegevens, camerabeelden, interactieve winkel-apps en andere vormen van dataregistratie zouden moeten worden gereguleerd, vinden Amsterdam en Eindhoven.
De twee steden dringen aan op ‘spelregels en principes’ waar overheid en bedrijven zich aan moeten houden. Die moeten de privacybescherming van burgers waarborgen en voorkomen dat een beperkt aantal commerciële partijen de markt voor dataregistratie gaat domineren. De verantwoordelijke wethouders hopen met de ervaringen andere steden een leidraad te bieden voor toekomstig beleid op het gebied van Internet of Things en gebruik van data in het publieke domein.
Bewakingscamera op een gebouw bij het Nationaal Monument op De Dam.Foto: Co de Kruijf/HH
‘De openbare ruimte wordt steeds meer digitaal’, zegt initiatiefnemer Staf Depla (PvdA), wethouder werk en economie in Eindhoven. 'Als je van de rand van de gemeente naar het centrum fietst, passeer je misschien wel twintig verschillende sensoren die iets van je registreren. Veel van al die technologieën zijn niet met elkaar verbonden, waardoor niet alle mogelijkheden worden benut om de stad beter te besturen en de burger zo veel mogelijk ruimte te geven zich met data te ontplooien.’
‘Wij gaan het goede voorbeeld geven', zegt de Amsterdamse wethouder economie en locoburgemeester Kajsa Ollongren (D66). 'En we verwachten hetzelfde van bedrijven die actief zijn in Amsterdam. Voor de zomer hopen we met een groot aantal partijen duidelijke afspraken te hebben gemaakt. Geld verdienen is prima, maar niet ten koste van alles.’
Publieke waarborgen
Depla loopt dagelijks tegen de dilemma's aan van een digitale werkelijkheid die nog bestuurd wordt met wet- en regelgeving uit het verleden. Daardoor blijven wezenlijke vragen onbeantwoord. ‘Wie mag of moet de infrastructuur aanleggen, van wie zijn de gegevens die worden verzameld en hoe verhoudt dit zich tot de privacy van burgers? Anders gezegd: hoe behoud je publieke waarborgen in een gedigitaliseerde stad? Iedere gemeente worstelt nu zo'n beetje op eigen houtje met dit vraagstuk.’
Ter illustratie memoreert Depla een project dat de gemeente Eindhoven uitvoerde met navigatiebedrijf TomTom. 'Het bedrijf wilde dat wij en derden na een aantal jaren voor in onze publieke ruimte verzamelde data zouden betalen. Maar deze data zijn van ons allemaal. Hartstikke mooi als bedrijven geld verdienen met de diensten en producten op basis van data verzameld met sensoren in de openbare ruimte, zolang ze de privacy van de burgers respecteren. Maar wij vinden dat iedereen die kans moet krijgen.’
Het gevaar van het weggeven van het bezit data is volgens Depla dat er ‘een klein groepje monopolisten’ ontstaat en nieuwkomers het nakijken hebben. ‘Terwijl we juist flexibel moeten blijven. We weten niet welke technologie volgend jaar beschikbaar is. Tegelijkertijd kunnen we niet zonder de inbreng van bedrijven als TomTom.'
Eindhoven heeft inmiddels met Philips afspraken gemaakt over het open stellen van data verzameld bij nieuwe straatverlichting voor het gebruik door ondernemers met een goed idee of burgerinitiatieven.
Sensorenregister
De wethouders willen ervoor waken dat bedrijven te gemakkelijk aan de haal gaan met data. ‘Veel informatie is gewoon van de Amsterdammers zelf’, zegt Ollongren. ‘Daarom lanceren we binnenkort een register voor sensoren. Op dit moment wordt door marktpartijen allerlei data verzameld. Via mobiele telefoons — wifi of bluetooth — wordt bijvoorbeeld gekeken hoe lang een klant in een winkel of winkelstraat verblijft. Dat mag volgens de wet, maar wij vinden het wel een goed idee dat Amsterdammers weten waar en wanneer dat gebeurt. Dus als een bedrijf ergens een sensor ophangt, dan vragen wij om dat bekend te maken via dat register.’
‘Een digitale stad heeft meer glasvezel nodig’
Amsterdam en Eindhoven pleiten voor meer investeringen in de aanleg van glasvezel om de digitale stad optimaal tot bloei te laten komen. ‘Digitale connectiviteit is inmiddels een levensbehoefte’, zegt de Amsterdamse wethouder Kajsa Ollongren, ‘dus we kunnen het ons niet veroorloven dat mensen geen toegang hebben tot internet. Zoals de overheid er vroeger ook voor zorgde dat ook in de kleinste dorpen een telefoonnetwerk kwam te liggen. Of denk aan de mogelijkheid om een bankrekening te openen.'
Ollongren en haar Eindhovense collega Staf Depla vinden het niet vanzelfsprekend dat de overheid alle infrastructuur zelf moet aanleggen. Overheid en markt moeten in hun ogen hierin samenwerken ‘op basis van economische en maatschappelijke afwegingen’.‘We dreigen achterop te raken en onze koppositie kwijt te raken', waarschuwt Depla. Hij wijst op de recente aankondiging van de Duitse regering Duitsland €100 mrd te investeren in de digitale infrastructuur.
Het doel is dat in 2018 alle huishoudens beschikken over een snelle internetaansluiting. Nieuwe woonwijken zullen allemaal worden voorzien van een glasvezelnetwerk. Later zullen ook bestaande bedrijventerreinen worden aangesloten. 'Dit probleem moet met urgentie worden aangepakt. We zeggen bij het elektriciteitsnet toch ook niet: we zien wel.’