In Brussel geldt een eenvoudige vuistregel. Er vallen pas besluiten als het water aan de lippen staat en er geen verkiezingen aankomen in belangrijke lidstaten. Wat dat betreft is het dit jaar bingo. Voor het eerst sinds 1924 zijn er in hetzelfde jaar verkiezingen in Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Het wordt dus een jaar waarin veel gebeurt in de betrokken landen, maar waarin de EU pas op de plaats moet maken.
Met de brexit als 'the biggest show in town' is dat lastig. De politieke en juridische realiteit vergt dat de EU-regeringen in een tijdbestek van krap achttien maanden hele grote knopen doorhakken, terwijl hun instinct zal zeggen om daar vele jaren voor uit te trekken. Maar nadat EU-onderhandelaar Michel Barnier vandaag in Brussel uit de mond van de 27 leiders te horen heeft gekregen wat hij moet doen en laten, zal hij nog even moeten droogzwemmen. Voor de Britse parlementsverkiezingen van 8 juni en de Franse tien dagen later zal hij het met zijn tegenspeler David Davis vooral moeten hebben over het formaat van de tafel, de locaties en de werktalen.
Echte onderhandelingen moeten wachten tot het politieke stof in Parijs, Londen en Berlijn enigszins is neergedwarreld. De hoofdrolspelers kunnen pas serieus praten als ze weten met welke politieke omstandigheden hun gesprekspartners in eigen land te maken hebben, want dan hebben ze ook een idee van de onderhandelingsruimte.
Die stilte voor de storm valt ook te bespeuren tussen de 27 onderling. In dit universum spelen zich twee processen af die parallel lopen aan de brexit.
Het eerste is een banale centenkwestie. Als de Britten op 29 maart 2019 uit de EU treden, valt er een gat in de tot en met 2020 lopende EU-meerjarenbegroting van circa 15% van het gezamenlijk bruto nationaal inkomen. Het hangt mede van de vaardigheden van Barnier af hoe groot dit tekort uiteindelijk wordt. Het is denkbaar dat de Britten toch nog een tijdje meebetalen. Maar begrotingscommissaris Günther Oettinger is al bezig met de voorbereidingen van het volgende meerjarenplan en de inleidende beschietingen zijn begonnen. Nederland laat als super-nettobetaler geen kans voorbijgaan om erop te wijzen dat het geen cent extra gaat afdragen en dat de brexit eindelijk de kans biedt het mes te zetten in de landbouwuitgaven en cohesiefondsen.
De andere grote sideshow - die in ieder geval de gedemoraliseerde eurocraten de indruk moet geven dat er meer op de wereld is dan brexit - is het Witboek van Jean-Claude Juncker over de toekomst van de EU27. Deze week verscheen de eerste aflevering van een reeks vervolgnota's, over sociaal beleid. Net als in het Witboek zelf schotelt de Luxemburger een handig keuzemenu voor, zodat niemand zich al te zeer hoeft te verslikken.

De nota over de sociale dimensie bevat echter een doorkijkje naar de volgende aflevering, over de toekomst van de muntunie, en werpt een interessant licht op het denken hierover in Brussel. Vice-voorzitter van de Commissie Valdis Dombrovskis (euro en sociale dialoog) en eurocommissaris Marianne Thyssen (sociale zaken) opperen dat de negentien landen hun wetgeving op het gebied van arbeidsmarktbeleid, concurrentievermogen, vestigingsklimaat, openbaar bestuur en belastinggrondslag harmoniseren, opdat hun economie de volgende crisis beter aan kan.
Het is nu nog maar een optie. Maar het is wel de eerste keer dat de Commissie de voor alle lidstaten bestaande mogelijkheid van 'versterkte samenwerking' exclusief koppelt aan de leden van de eurozone. Dat had ze voor de brexit nooit gedurfd, want de Britten waren allergisch voor kliekvorming door de eurozone op de interne markt. Het is ook niet wat premier Mark Rutte in gedachten had, toen hij het Europa van meerdere snelheden een paar weken geleden in Rome reserveerde voor de interne markt, maar structurele verdieping van de integratie afdeed als 'dooie teksten.'