Naoorlogse woonwijken moeten slim op de schop voor leefbaarheid en zorg
Meer alleenstaanden, meer zorgbehoevende ouderen. Bestaande woonwijken zijn er amper op voorbereid. Rijksbouwmeester Alkemade schreef een ontwerpwedstrijd uit.
Meer alleenstaanden, meer zorgbehoevende ouderen. Bestaande woonwijken zijn er amper op voorbereid. Rijksbouwmeester Alkemade schreef een ontwerpwedstrijd uit.
Hoe kun je bestaande woonwijken zo aanpassen dat mensen in alle levensfases er goed kunnen wonen? Ook als ze zorg nodig hebben? Dat is de puzzel die rijksbouwmeester Floris Alkemade voorlegde aan architecten, zorgprofessionals en ontwerpers. Bijna 180 teams kwamen met creatieve ideeën. Binnenkort kiest de jury van ontwerpwedstrijd 'Who cares' het beste plan. Tijdens de Dutch Design Week in Eindhoven in oktober volgt de presentatie.
Naoorlogse woningen en wijken passen niet meer bij de huidige samenleving, merkt Alkemade. Na de oorlog zijn vooral ruime gezinswoningen gebouwd. Maar nu zijn bijna vier op de tien huishoudens al éénpersoonshuishoudens. Het percentage alleenwonenden stijgt, ook door vergrijzing.
Alkemade was jarenlang partner bij OMA, het architectenbureau van Rem Koolhaas en heeft sinds 2008 zijn eigen bureau FAA. Hij weet dat het kan helpen om complexe vragen te combineren om tot verrassende oplossingen te komen. Hij werkt een deel van de tijd als rijksbouwmeester en als architect in binnen- en buitenland.
De behoefte aan woonruimte groeit en het aanbod sluit steeds minder aan op de veranderende vraag. Ook hebben steeds meer mensen zorg nodig, maar wie gaat er nog zorgen in de wijken?
Rutger Oolbekkink, programmamanager van Who Cares zag veel inzendingen voor de wedstrijd 'Who cares'. Sommige ideeën keerden regelmatig terug. Het wonen in hofjes, met kleine woningen dicht bij elkaar. Of zogeheten ‘meergeneratiewoningen’ en vormen waarbij oud en jong bij elkaar wonen. De publieke ruimte als ontmoetingsplek komt ook vaak terug. Wijken krijgen 'pleisterplaatsen' afgestemd op de actieradius van een rollator en er komen gemeenschappelijke tuintjes.
Daniëlle Harkes is manager van het Kenniscentrum Wonen-Zorg waarin woningcorporatiekoepel Aedes en zorgondernemersorganisatie Actiz samenwerken. Zij is nieuwsgierig naar nieuwe plannen voor het combineren van zorg en wonen. Ze kreeg even 'buurtmoestuinmoeheid', na het bekijken van de Who cares-plannen. 'Je lost niet alles op door samen te schoffelen tussen de worteltjes.'
‘Een stad die goed is voor kwetsbaren is goed voor iedereen’
De nieuwe aandacht voor 'toekomstbestendig wonen' vindt Harkes wel heel belangrijk. Een tijdje geleden dachten corporaties alleen aan extra brede deuren voor een rolstoel en beugels bij de wc's. Maar als je ouderen prettig wilt laten wonen in de wijken waar ze van houden, is verbondenheid veel belangrijker. Mensen moeten elkaar kunnen ontmoeten, bijvoorbeeld in de buitenruimte.
De ontwerpwedstrijd ‘Who cares’ is een zoektocht naar manieren om naoorlogse wijken in Sittard-Geleen, Rotterdam, Groningen en Almere toekomstbestendig te maken.
Teams van architecten, zorgprofessionals, ziekenhuizen, academici werken eraan mee. Zij richten zich op twee uitdagingen:
1. De bevolkingsopbouw verandert snel en de zorgbehoefte groeit
2. De naoorlogse wijken, voldoen niet meer nu de bevolkingsopbouw en -samenstelling verandert.
De wedstrijd is een initiatief van de rijksbouwmeester, het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, het ministerie van Binnenlandse Zaken, Stichting Humanitas, de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, de gemeenten Sittard-Geleen, Rotterdam, Groningen en Almere en de provincie Limburg.
Bijna 180 teams maakten inzendingen om wijken in de vier steden te transformeren. Twintig plannen zijn geselecteerd voor de finale eind oktober. Tijdens de Dutch Design Week (DDW) in Eindhoven presenteren teams de plannen en maakt de jury voor iedere locatie een winnaar bekend. De rijksbouwmeester zal de gemeenten aansporen om de winnende plannen te realiseren en de teams om hun plannen verder te brengen, ook als ze niet winnen.
Een van de prijsvraagdeelnemers, architect Tomas Dirrix zag hoe in de Rotterdamse wijk Carnisse de portiekflats niet goed toegankelijk zijn voor zorgbehoevenden en ouderen. Hij maakte een plan om de straten anders in te delen, waardoor kleine woningen bijgebouwd kunnen worden. Ook wil hij portiekwoningen beter bereikbaar maken vanaf de straat of stoep. De ruimte die rest tussen flatblokken wil Dirrix gebruiken om beschutte en gedeelde tuinen te maken voor bewoners.
Alkemade pleit voor een aanpak in de wijken die niet naïef, maar ook niet cynisch is. Zorg moet gewoon deels uit de buurt, uit de wijk komen. ‘Een stad die goed is voor kwetsbaren is goed voor iedereen’, daarvan is hij overtuigd. Het gaat hem niet alleen om ouderen, maar ook voor de alleenstaande zzp’er, die een tijdje uit de running is. Of zorg voor jongeren in de jeugdhulp, die zelfstandig gaat wonen. In zijn ideale wijk combineer je jong en oud en functies als wonen, werken en zorgen.
De druk vanuit bouwend Nederland om nieuwe woonwijken weer in weilanden te bouwen, kent Alkemade ook. 'Begrijpelijk vanuit de behoefte om de markt snel te bedienen maar ook kortzichtig. Want waarom zou je woningen bouwen die steeds minder passen bij de snel veranderende maatschappelijke behoefte.'
‘Denk eerst eens creatief na over wat al gebouwd is.’ Alkemade weet dat veel ouderen in een te ruim huis wonen, omdat ze hun wijk en hun huis niet willen verlaten. Of ze zijn bang dat de huur omhoog schiet als ze verhuizen naar een kleinere woning. ‘Er is leegstand achter heel veel voordeuren.’ Zo is er een schat aan woonruimte die slimmer te gebruiken is.
Alkemade’s eigen huis in Sint-Oedenrode is een ‘meergeneratiewoning’. Hij woont er met vrouw, kinderen én zijn moeder. Zijn grootvader had in het huis ooit zijn huisartsenpraktijk. Ook zijn beide ouders waren er huisarts. .
Het huis kent door de tijd verschillende functies, het is niet alleen een woning, maar ook werk- en praktijkruimte en een plek waar soms ook zorg wordt gegeven aan Alkemade's moeder die op leeftijd is. 'Dezelfde woning neemt telkens een andere vorm aan. Het transformeert, past zich aan.' Toen Alkemade's vader erg ziek was, werd het huis deels ziekenhuis.'
Zo zou het op meer plekken moeten kunnen werken, vindt Alkemade. 'Het zou mooi zijn als mensen niet meer hun vertrouwde huis of wijk uit moeten als ze een tijd zorg nodig hebben.' In een toekomstbestendig huis, zo redeneert hij, wil je kunnen wonen, werken en zorgen.