Opleiden voor banen die nog niet bestaan: het kan en het moet
Jongeren gaan later beroepen uitoefenen die nu nog niet bestaan. Onderwijsinstellingen moeten hen daarom voorbereiden op een leven lang leren, adviseert een nieuwe studie.
Jongeren gaan later beroepen uitoefenen die nu nog niet bestaan. Onderwijsinstellingen moeten hen daarom voorbereiden op een leven lang leren, adviseert een nieuwe studie.
Of we ons nu in een digitale revolutie bevinden of niet, duidelijk is dat de digitalisering en zelflerende machines de komende jaren grote gevolgen zullen hebben voor de arbeidsmarkt. Beroepen als reisagent, boekhouder, verkoper en administratief medewerker zullen het eerst verdwijnen, denkt Paul Kirschner, universiteitshoogleraar aan de Open Universiteit. Deze werkzaamheden kunnen computers en chatbots wat hem betreft overnemen.
Voor een maandag verschenen studie heeft Kirschner onderzocht hoe scholen hun leerlingen kunnen voorbereiden op een onzekere toekomst. Volgens schattingen van het World Economic Forum zal 65% van de huidige basisschoolleerlingen later gaan werken in een beroep dat nu nog niet bestaat.
'Tot nu toe is het altijd zo geweest dat er in andere sectoren banen voor terugkwamen', zegt Kirschner. Experts denken dat ook in de toekomst niet per se banen zullen verdwijnen. Wel benadrukt hij dat voor de nieuwe beroepen meestal een hogere opleiding nodig is geweest. Leerlingen en studenten aan vmbo- en mbo-opleidingen zullen dus tot de kwetsbare groepen behoren, ook omdat zij vaak zijn opgeleid voor een specifiek beroep.
Scholen blijven volgens Kirschner nog te vaak staan bij het leren toepassen van bepaalde vaardigheden. 'Dan leer je een aapje een kunstje.' In plaats daarvan moeten docenten hun leerlingen volgens hem meer laten evalueren en kritisch laten nadenken over wat ze hebben geleerd. 'Op het moment dat kennis vergaard is, moeten ze vragen: in welke situatie is dit wel, en in welke vooral niet toepasbaar?'
Op die manier leren jongeren na te denken over de grenzen van hun kennis, en wat ze kunnen doen als hun kennis en vaardigheden niet voldoende zijn. Op die manier leren ze zich aanpassen aan een beroep dat niet precies aansluit op hun opleiding. 'Je kunt niet elke mogelijke situatie van tevoren op school leren', zegt Kirschner. Maar alleen al het bewustzijn van de begrensdheid van vaardigheden en de mogelijkheden deze uit te breiden, brengt leerlingen volgens hem een stap verder.
De resultaten van Kirschners onderzoek sluiten aan op de ervaringen van personeelsmanagers. Als die een nieuwe medewerker zoeken, kijken ze niet alleen naar de opleiding van een kandidaat. Of iemand in staat is snel te leren, is soms zelfs belangrijker. Dat blijkt uit interviews die het FD eerder voerde met experts van uitzendbureaus. 'Je kunt bijvoorbeeld nog geen ervaring hebben in programmeren, maar als het in je zit dat heel snel te leren, ben je geschikt voor die baan', zei Britt van Capelleveen, die recruiters traint bij detacheringsbureau Yacht.
Zijn er dan helemaal geen nieuwe vaardigheden die jongeren moeten leren? Jawel, stelt Kirschner. Uit eerder onderzoek, dat Kirschner samen met zijn collega Pedro de Bruyckere van het Artevelde University College in Gent uitvoerde, bleek dat jongeren niet automatisch betere digitale vaardigheden hebben dan ouderen. De zogenoemde ‘digital native’ bestaat dus niet.
Jongeren leren vaak sneller hoe ze een digitaal apparaat moeten bedienen, stelde Kirschner in een eerder interview met het FD. Maar ze kunnen dikwijls niet beoordelen of de informatie die ze vinden ook betrouwbaar is. Docenten moeten dus vragen waar leerlingen hun antwoorden vandaan hebben, en of ze hun bronnen kunnen geloven. Kirschner: 'Jongeren moeten leren vragen of McDonald's wel een betrouwbare bron van informatie is als het om voeding gaat.'