Bedrijven in de Amsterdamse haven zijn woedend over de donderdag aangekondigde bouw van maximaal 70.000 woningen in het westelijk havengebied. Ondernemingen zullen niet meer in het gebied investeren en de haven zal op termijn alle industriële bedrijvigheid verliezen. Daarvoor waarschuwt directeur Kees Noorman van de Amsterdamse ondernemingsvereniging Oram.
Zijn boze reactie volgt op de bekendmaking donderdag van het grootscheepse woningbouwplan Haven-Stad. Het plan is het antwoord van de gemeente op de grote woningbehoefte in de hoofdstad. In twaalf deelgebieden in het westelijk havengebied, onder meer in de Coen- en Vlothaven, moet op termijn een wijk verrijzen zo groot als de stad Leiden, met minimaal 40.000 en maximaal 70.000 woningen.
Uit het oog
De belangen van de haven worden volgens Noorman uit het oog verloren. 'De stad had tegelijk met de woningbouwplannen een toekomstvisie op de haven moeten ontwikkelen. Maar er is niet nagedacht over wat dit voor bedrijven betekent.'
Begin november bleek op het jaarlijkse havendebat in het Bimhuis al een grote frustratie bij het bedrijfsleven over de woningbouwplannen. Directeur Koen Overtoom van Havenbedrijf Amsterdam verweet de gemeente vooral over, maar niet met de haven te praten.
Rauw randje
Woningbouw in het havengebied is volgens Noorman roepen om problemen. Hij maakt zich boos over een zinsnede in het persbericht van verantwoordelijk wethouder Eric van der Burg. Die luidt: 'We bouwen met elkaar een wijk in een industrieel gebied met een rauw randje aan het water. Dat is uniek.'
‘Het stadsbestuur presenteert wonen in een haven als leuk, maar er is altijd geluid, stof of geur’
Noorman: 'We hebben er begrip voor dat de stad woningen wil bouwen. Maar het stadsbestuur presenteert wonen in een haven als leuk, maar dat is het niet. Er is altijd wel sprake van geluid, stof of geur.' Hij wijst daarbij op de op- en overslag van olieproducten die naast de geplande wijk ligt.
Bij het bedrijfsleven in de haven bestaat de vrees dat woningbouw de ontwikkeling van de Amsterdamse haven uiteindelijk op slot zet. Want welke grenzen worden aangehouden voor overlast die nu eenmaal inherent is aan havenindustrie?
Wantrouwen
Het wantrouwen hierover wordt aangewakkerd door een andere opmerking in het persbericht. De wethouder benadrukt dat er in de toekomst plaats is voor bestaande bedrijven in het gebied, maar voegt er aan toe: 'Voorwaarde is dat deze bedrijven wat betreft geluid, geur, fijnstof en veiligheid goed zijn te combineren met wonen.' Noorman vraagt zich af of bedrijven bij die onzekerheid nog wel gaan investeren.
Duidelijk is nu al dat drie ondernemingen op de langere termijn uit de Coen- en Vlothaven moeten verdwijnen: Bunge (verwerking van sojabonen), Eggerding (op- en overslag van mineralen) en ICL (kunstmeststoffen).
‘Als deze bedrijven worden verplaatst, is er nauwelijks nog ruimte om nieuwe bedrijven aan te trekken’
Zij hebben weliswaar met de gemeente een convenant gesloten dat ze tot 2040 kunnen blijven, maar volgens woordvoerder Arne Padt zullen er binnenkort verkenningen starten voor verhuisopties. Vanaf 2029 kan namelijk worden begonnen met woningbouw. 'We staan open voor de gesprekken', aldus Padt.
De directeur van Oram voorziet echter nadelige gevolgen voor het gehele havengebied. 'Als deze bedrijven naar elders in de haven worden verplaatst, dan is er nauwelijks nog ruimte om nieuwe bedrijven aan te trekken of bestaande bedrijfslocaties uit te breiden.' Het probleem in zijn ogen is dat de stad niet aangeeft of de haven in de toekomst nog naar het westen kan worden uitgebreid.
Hoop op hogere overheid
Noorman vindt dat de discussie 'niet op het juiste niveau wordt gevoerd'. Hij zegt daarmee eigenlijk te hopen op meer betrokkenheid van hogere overheden bij de plannen. 'Waarom geen woningen in de omliggende gemeenten bouwen?' Voor hem is duidelijk: dit is niet alleen een Amsterdamse aangelegenheid.
Op een verzoek aan de gemeente om een toelichting werd donderdag niet gereageerd.