In het kort
- Berekening van AWVN wijst uit dat loonstijging veel hoger gaat uitvallen dan voorzien
- Het CPB verwacht een loonstijging van 2,5% in 2020, de werkgeversvereniging komt uit op +3,3%
- Dat is gunstig voor de koopkracht van miljoenen werknemers
Voor werknemers gaat de loonstijging volgend jaar hoger uitvallen dan nu voorzien, met uiteraard gunstige gevolgen voor de koopkracht. Een berekening van werkgeversvereniging AWVN wijst uit dat in de reeds afgesloten meerjarige cao's voor 2020 een veel hogere loonstijging is overeengekomen dan het Centraal Planbureau (CPB) verwacht.
Het CPB gaat in de verwachtingen waar het kabinet-Rutte de beleidsvoornemens voor 2020 op baseert uit van een gemiddelde cao-loonstijging in de marktsector van 2,5% volgend jaar. De AWVN berekent, op verzoek van het FD, dat op basis van de reeds in de marktsector afgesloten meerjarige cao's die over geheel 2020 doorlopen er voor volgend jaar een loonstijging uitrolt van 3,3%.
Volgens de CPB-berekening stijgt de koopkracht van werkenden volgend jaar met gemiddeld 1,4%. Voor alle Nederlanders is de plus met 1,2% iets geringer. Volgende week op Prinsjesdag volgt de presentatie van de kabinetsvoornemens voor 2020. De verwachtingen voor de koopkracht wegen daarbij heel zwaar.
Hans de Boer
Voorzitter Hans de Boer van VNO-NCW reageerde drie weken geleden meteen al verbaasd op de verwachting van het CPB dat de cao-lonen in 2020 met slechts 2,5% zouden stijgen. Volgens De Boer onderschat het bureau het tempo van de contractloonstijging. Hij ziet een trend richting een plus van 3%.
De AWVN komt met 3,3% dus hoger uit. Onderzoeker Laurens Harteveld van AWVN waarschuwt wel dat een groot deel van de cao's voor volgend jaar nog niet is afgesloten. De plus voor volgend jaar van 3,3% voor de marktsector is gebaseerd op ruim honderd cao's die geldt voor slechts 641.000 werknemers. In de marktsector vallen 3,4 miljoen werknemers onder de werking van een cao.
Metaal
Bovendien jaagt de onlangs afgesloten cao voor de Metaal en Techniek het gemiddelde flink op. Deze cao betreft meer dan 200.000 werknemers en voor volgend jaar is een stevige loonsverhoging van 4,96% overeengekomen. Overigens kijken cao-onderhandelaars altijd naar de resultaten aan de andere onderhandelingstafels en kan het resultaat in de metaal elders de lonen extra opjagen.
Volgens Harteveld zou het getalsmatig nog kunnen dat de gemiddelde cao-ontwikkeling voor volgend jaar alle kanten op schiet. Ook hij denkt echter dat het voor de hand ligt dat de cao-lonen met gemiddeld zo'n 3% zullen stijgen: 'Als ik zie wat er aan nieuwe cao-resultaten binnenkomt zou ik niet durven voorspellen dat we echt over die 3% gaan, maar ik zie evenmin dat we veel lager uitkomen.'
Onzekere factoren
Er zijn twee grote onzekerheden. Zo zal de inflatie volgend jaar vermoedelijk flink dalen omdat op 1 januari volgend jaar het effect van de btw-verhoging — van het lage btw-tarief van 6% naar 9% — uit de inflatie-index valt. Een daling van de inflatie kan tot een matiging van de looneisen leiden.
De tweede vraag is in hoeverre de huidige krappe arbeidsmarkt verruimt. Recente cijfers geven aan dat ruim een kwart van de ondernemers klaagt dat personeelstekorten de productie belemmeren. Dat kan de lonen opjagen, zoals nu in de metaal gebeurt. Het CPB veronderstelt dat de arbeidsmarkt volgend jaar verruimt en de werkloosheid weer — in overigens geringe mate — oploopt. Daarom denkt het bureau dat het tempo van de loonstijgingen volgend jaar al weer gaat afzwakken. Als werkgevers echter met tekorten aan personeel blijven kampen, is het hoogst onzeker of het effect op de cao-lonen zo sterk zal zijn als het CPB verwacht.
Koopkracht
Voor werknemers is het cao-loon een van de belangrijkste determinanten voor de ontwikkeling van hun koopkracht. Als de cao-lonen harder zouden stijgen dan het CPB voorspelt, komt dat de koopkracht van de werkenden ten goede. Het kan er ook toe leiden dat de verschillen tussen groepen in de samenleving toenemen.
Zo ging het CPB bij de verwachtingen van half augustus uit van plusjes van slechts 0,6% voor de koopkracht van gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden. Op Prinsjesdag kan dat echter al weer anders blijken te zijn, indien het kabinet ervoor kiest maatregelen te nemen om voor sommige groepen de koopkracht te repareren.