Tikkende tijdbom: geheime schuld aan China
De schuld van tientallen arme landen aan China is deze eeuw snel gegroeid. De helft van de schuld is verborgen voor de buitenwereld. Dreigt er een nieuwe crisis?
De schuld van tientallen arme landen aan China is deze eeuw snel gegroeid. De helft van de schuld is verborgen voor de buitenwereld. Dreigt er een nieuwe crisis?
Of het nu gaat om de uitbreiding van een luchthaven op de Malediven, het asfalteren van wegen in Suriname, de aanleg van een snelweg door de bergen van Montenegro of de bouw van een grote haven in Djibouti - de groeiende invloed van Peking is op veel plekken op aarde zichtbaar.
China investeert wereldwijd honderden miljarden in infrastructuur, meestal in armere landen. De Malediven, met een bruto binnenlands product (bbp) van nog geen $6 mrd, staan voor zo'n $2 mrd bij Peking in het krijt. Al die bruggen, wegen, havens en vliegvelden maken deel uit van het Belt and Road Initiative, een ambitieus plan dat nieuwe markten en grondstofrijke landen moet ontsluiten en China beter bereikbaar moet maken.
De zorgen over de impact van die Chinese leningen namen de laatste jaren snel toe, vooral nadat het krap bij kas zittende Sri Lanka een met geld uit Peking gebouwde haven in 2017 voor 99 jaar overdroeg aan de Chinezen. De Amerikanen, toch al bezorgd over China's economische opmars, waarschuwen sindsdien voor de gevaren van debt trap diplomacy. Volgens Rex Tillerson, toen minister van buitenlandse zaken, creëert China afhankelijkheid door 'roofzuchtige leenpraktijken' - iets wat China ontkent.
Omdat China geen lid is van de Club van Parijs, waarin donorlanden informatie delen, is weinig bekend over de precieze omvang van de Chinese schulden en de impact ervan. Harvard-econoom Carmen Reinhart en Sebastian Horn en Christoph Trebesch van het Duitse Institut für Wirtschaft in Kiel publiceerden enkele maanden geleden een groot onderzoek naar Pekings geldstromen. Zij concluderen dat ruim honderd arme en opkomende landen samen minstens $400 mrd schuld aan Peking hebben.
'Het is een zeer conservatieve raming en niet het definitieve antwoord', zegt Trebesch. 'Dat is een gevolg van het gebrek aan openheid in China.' Duidelijk is dat Chinees geld voor veel landen belangrijker is geworden dan leningen van de Wereldbank of het IMF. Prettige bijkomstigheid: Peking stelt geen lastige vragen over goed bestuur en democratie.
China werd deze eeuw dankzij de snel groeiende economie in rap tempo rijker. Het bbp nam toe van $460 mrd in 1989 tot ruim $14.000 mrd dit jaar. Peking leent niet alleen veel geld uit aan ontwikkelingslanden, het investeert ook volop in westers schuldpapier. Minder dan $500 mrd was de rest van de wereld China begin deze eeuw schuldig. Nu is dat meer dan $5000, bijna 6% van de omvang van de mondiale economie. De onderzoekers spreken van een 'dramatische toename' die in vredestijd eigenlijk niet eerder is gezien.
De schulden van arme en opkomende landen zijn misschien niet het grootste, maar wel een gevaarlijk deel van China's financiële voetafdruk. De schulden groeiden deze eeuw snel en blijken ongelijk verdeeld. Een kleine groep landen heeft heel veel van Peking geleend. De onderzoekers maakten een top 50 van landen met de grootste relatieve schuld aan Peking. De helft ligt in Afrika, tien in Azië. Er zitten grote landen tussen zoals Angola, Pakistan, Venezuela en Ethiopië. Gemiddeld bedraagt de schuld aan Peking 16% van hun bbp.
Aan kop gaat het Afrikaanse Djibouti. De schuld aan China is 96% van het bbp. Met $3,5 mrd geleend geld bouwt het een haven en vrijhandelszone. Pekings invloed is groot: het Volksbevrijdingsleger opende er in 2017 een militaire basis. Tweede staat Tonga, een eilandstaat in de Pacific, die $140 mln leende om de hoofdstad na rellen te herstellen. De schuld aan China volgens dit onderzoek: 41% van het bbp. Op drie staan de Malediven, een eilandengroep bij India, met een schuld van 32%.
Alarmerend vinden de onderzoekers dat de helft - $200 mrd - van de schuld van arme landen aan Peking internationaal niet staat geregistreerd en 'verborgen' blijft voor de buitenwereld. In hun onderzoek hebben Reinhard en Trebesch deze schuld wel meegenomen. Een van de verklaringen voor de onzichtbaarheid is dat China geld niet altijd overmaakt. Is het voor de bouw van een spoorlijn of haven, dan gaat het direct naar het bouwbedrijf, dat in de meeste gevallen ook Chinees is. Het geld gaat dan de grens niet over.
Het stelt analisten en investeerders voor raadsels. 'Analyses van de houdbaarheid van schulden zijn uitdagend, om het zacht uit te drukken, als grote delen van de schuld van een land en betalingen buiten de officiële kanalen worden gehouden', schrijven de onderzoekers. Bij de landen in de top 50 is gemiddeld 40% van de schuld aan China 'verborgen'. Alleen al in 2015 bleef een slordige $45 mrd aan Chinese leningen buiten de internationale boeken, stellen de onderzoekers vast. Veel ging bovendien naar 'crisislanden zoals Venezuela, Zimbabwe en Iran'.
Door de verborgen schulden is de financiële positie van tientallen arme en opkomende landen slechter dan wordt aangenomen. De commerciële voorwaarden die Peking aan een groot deel van de leningen verbindt, maken de situatie volgens Reinhart en Trebesch 'nog dramatischer'. De rente is hoger dan bij andere donoren, looptijd en aflossingsvrije termijn zijn korter. China eist vaak een onderpand of grondstoffen als landen niet kunnen betalen. Bij andere donoren zijn dat soort eisen 'hoogst ongebruikelijk'.
Alarmerend is ook dat nogal wat landen die bij China aankloppen een verleden hebben met hoge schulden. Die werden gesaneerd, maar inmiddels lopen de schuldniveaus snel op. De onderzoekers zien volgens Trebesch 'fascinerende parallellen' met de jaren zeventig. Toen sluisden westerse banken flinke sommen naar ontwikkelingslanden met waardevolle grondstoffen. De prijzen daarvan piekten toen. De voorwaarden die westerse banken destijds aan leningen stelden, lijken erg op die van China nu.
'De twee leen-booms kunnen gezien worden als tweelingen', schrijven de onderzoekers. De boom in de jaren zeventig eindigde tien jaar later in een 'golf van financiële crises en economische depressies', gevolgd door 'een reeks staatsbankroeten, waarvan de meesten pas een decennium later werden opgelost'. China moest de laatste jaren zeker 140 keer ingrijpen, omdat landen in de problemen kwamen door schulden.
China lijkt zich de kritiek aan te trekken. Ook in eigen land klinkt gemor over het 'rondstrooien van geld'. Nu de economie vertraagt, leent Peking minder uit. President Xi Jinping kondigde aan kritischer naar projecten te kijken. Een Keniaanse delegatie die in mei in Peking was, kreeg opeens vragen over corruptie. 'Het was net alsof we met de Wereldbank spraken', zei een lid van de Keniaanse delegatie later tegen The Economist.
Trebesch: 'Dat China aankondigt dingen anders te doen is gunstig. Maar dit soort aankondigingen horen we vaker.' De woorden zijn er, nu de daden nog.