Drie decennia geleden werd de 17-jarige Boris Becker de jongste Wimbledon-winnaar ooit. Hij zocht altijd de zin van het leven, maar nooit op de baan.
Becker hield ervan te filosoferen. Doorgaans zat hij tijdens persconferenties met geloken ogen plichtmatig antwoorden te formuleren op al even voorspelbare vragen, maar zette een stem uit die amorfe massa journalisten hem plotseling aan het denken, dan lichtte zijn blik dankbaar op en kon een geïnspireerde stroom gedachten op gang komen. Soms bleef hij dan nog even hangen om wat verder te praten. ‘Ik ben’, schrijft hij in zijn autobiografie, ‘zoals altijd op zoek naar de zin van het bestaan, maar hoe meer deuren ik open, des te groter de kamers en de vragen worden. En ik hoop immer nieuwe deuren naar grotere vertrekken te mogen openen.’
Zijn autobiografie begint met vijftien dichtregels uit de verzenroman Faust van Goethe. ‘Zo ik mij ooit verzaad aan rust zal overgeven, zo zij het ook met mij gedaan!’ Becker herkent zichzelf in de rusteloze Faust, die met de duivel wedt dat hij zal zoeken zonder te vinden, dat hij zal reizen zonder zijn bestemming te bereiken, dat niets of niemand hem zodanig kan vervullen dat hij zich verzadigd zal voelen. En Faust belooft Mefisto dat die zijn ziel mag meenemen naar de hel als de demon in staat is te bewijzen dat zijn menselijke zoektocht en streven wel degelijk een eindpunt kent.
Voor Becker was die levenshouding problematisch, want op zijn zeventiende won hij Wimbledon. En daarna was het zelden meer stil om hem heen. Aan de andere kant was het misschien de roem die hem dichter bij bestaansvragen bracht. ‘Boris uit Leimen is in 1985 op Wimbledon gestorven, en daar in een andere gedaante uit de dood herrezen’, stelde hij bijna twintig jaar later vast.
Hij begon biografieën te lezen van mensen die op andere terreinen uitblonken, zoals de klimmer Edmund Hillary, die in 1953 als eerste mens de top van Mount Everest bereikte, maar die zich op luttele meters van dat doel afvroeg: ‘Wat is de zin van dit alles?’ Dat raadsel achtervolgde Becker ook, al had hij er op de baan nooit last van. Daar was het bestaan helder omlijnd, de kamer altijd even groot, de vraag steeds hetzelfde: hoe win ik? Hij bezat ‘een hart dat geen nederlaag toestaat’. Maar waar gaat het om in het leven? Na Beckers verhaal ben ikzelf geneigd te denken: durven vallen en weer opstaan.
Meer FD Persoonlijk? Lees verder op fdpersoonlijk.nl.
Om te kunnen reageren moet u ingelogd zijn.
Inloggen