‘Klimmen is even bevrijdend als een sabbatical’
‘Jaarlijks sterven tientallen mensen in de bergen. Dit besef houdt me niet tegen op expedities te gaan. Wel laat ik monsters als de K2 links liggen; die berg is way out of my league. In de bergen geldt voor mij dezelfde regel als in mijn ondernemerschap: niet te snel te veel willen. Wie in een gestaag tempo vooruitgaat, maakt de grootste kans als eerste de top te halen.’
‘Ik ben mijn bedrijf vol in crisistijd gestart, in een lastige branche. Een communicatiebureau in de culturele sector? Vrienden verklaarden me voor gek. Vlak nadat mijn vriend Ronald in 2010 vrij plotseling overleed aan kanker, ben ik mijn bedrijf gestart. Voorheen verzon ik altijd excuses: eerst nog moet ik nog… Maar midden in mijn verdriet dacht ik: het ergste wat er kan gebeuren is dat ik weer in loondienst moet. Ik begon als eenpitter, wilde betekenisvolle bedrijven helpen zichzelf in de markt te zetten. Dat is me behoorlijk goed gelukt. Inmiddels heb ik acht mensen in dienst.’
‘Ik ga voor expansie, maar denk bij iedere stap wel drie keer na. Betreed ik wel of niet een nieuwe markt? Neem ik op dit moment wel of geen mensen aan? Ik zal me niet verliezen in de verleiding van alleen maar groter; dat heb ik mezelf beloofd. In de bergen, grillig en onvoorspelbaar, gedraag ik me net zo. De top wil ik bereiken, maar alleen met de perfecte uitrusting, een gedegen voorbereiding en goede mensen. Ronald was mijn klimmaatje, maar in mijn broer heb ik een nieuwe partner in crime gevonden. Wij zoeken allebei de uitdaging, maar zijn ook bereid om te draaien als het te riskant wordt.’
‘Ik lig zeker wel eens wakker van het ondernemen. Je bedrijf kan vandaag dé hit zijn en morgen passé. Ik heb het lang niet willen toegeven, maar ik ben een workaholic. Vroeger haalde ik met gemak zestig uur per week. In 2012 kwam de kentering. Ik deed mezelf een opleiding op Nyenrode cadeau en leerde dat je je bedrijf groter moet maken dan jezelf. Als ondernemer ben je de drijvende kracht, maar een bedrijf kan zich pas echt ontwikkelen wanneer niet alles van jou afhankelijk is. Dat drong pas goed tot me door in het basecamp van de Mount Everest. Delegeren zou gezond zijn voor mijn bedrijf, maar het zou mij ook de mogelijkheid geven langere periodes weg te gaan. Ik nam me voor minimaal een maand per jaar op expeditie te gaan.’
‘Een maand klimmen is voor mij denk ik even bevrijdend als een jaar sabbatical voor anderen. In die overweldigende natuur krijg ik inzichten die in het drukke Nederland niet tot me komen. Soms komen we dagenlang niemand tegen. Maar het betekent ook een maand lang niet douchen, ’s ochtends wakker worden met bevroren dauw op je slaapzak, hoogteziekte en blauwe plekken. Kortom, in gevecht met de elementen en met je lijf. Een verzwikte enkel kan al fataal zijn.’
‘Omdat ik met het overlijden van Ronald de dood van dichtbij heb meegemaakt, verwachten mensen dat ik het juridisch perfect geregeld heb. Ik weet dat ik eigenlijk een testament zou moeten laten opmaken, maar ik doe het steeds niet. Uit recalcitrantie misschien, of omdat ik het lot niet wil tarten: zodra het zwart-op-wit staat, onderken ik dat ik risico’s neem. Ik heb er natuurlijk wel over nagedacht: als ik kom te overlijden wil ik dat mijn broer mijn onderneming erft. In de bergen vertrouw ik hem met mijn leven, in Nederland met mijn bedrijf.’
‘Ik was meteen verslaafd’
‘Ik woon in Scheveningen en kan vanuit mijn bed de zee zien. Als ik ’s ochtends heb gesurft, kan ik de wereld aan. Bij goeie wind sta ik om 6.15 uur op de surfplank en dan zit ik om 9.00 uur achter mijn bureau.’
‘Op mijn vijfde ging ik voor het eerst windsurfen met mijn vader, tussen zijn benen stond ik op de plank. Zodra ik het zelf kon, was ik zo’n vijf keer per week op het water te vinden. Maar mijn grote liefde kwam later: golfsurfen. Voor mijn studie bedrijfseconomie liep ik stage in Brazilië. Ik nam twee weken vrij om mezelf te leren golfsurfen. Zoals je soms de meest gelikt uitziende skiër in “pizzapunt” de berg af ziet glijden, was ik die blonde, gespierde gozer die continu van zijn board af viel. Ik kon er geen zak van. De lokale surfboys lagen dubbel van het lachen, maar hadden ook respect voor mijn doorzettingsvermogen en brachten me techniek bij. Op een dag had ik het door; seconden lang stond ik op dat board. Het gevoel te vliegen op een golf is magisch. Ik was meteen verslaafd.’
‘Golfsurfen is verreweg de moeilijkste van de drie surfvarianten. Windsurfen is iets makkelijker, maar vooral kitesurfen is ermee vergeleken een eitje. Het wordt ook wel “makelaarssurfen” genoemd: het is duur, makkelijk en ziet er stoer uit. Je kunt heftige dingen doen met die kite: huizenhoge golven rijden en metershoge sprongen maken. Het gevaar is dat mensen al snel denken dat ze goed zijn, maar als je weinig snapt van wind en water kan windkracht 8 noodlottig zijn.’
‘Ook bij ervaren surfers kan het misgaan. Zo was ik in 2003 aan het kitesurfen in Fuerteventura. Er stond een harde wind en mijn trapeze scheurde af. Ik raakte aan lagerwal, belandde op een algenplaat zo glad als een badkuip met groene zeep en gleed onderuit. Mijn kite begon te tollen en sleurde me meters over het strand, waarna ik met mijn rechterschouder tegen een rots knalde. Even was ik de weg kwijt. Ik zat onder het bloed: mijn schoudergewricht was gebroken en de schouderkom zat vol met scheuren. Ik heb mazzel gehad; als ik met mijn hoofd tegen die rotsen was geknald, was ik er volgens de arts niet meer geweest. Natuurlijk schrok ik daarvan, maar ik ben er niet behoudender van gaan kiten. Wel ga ik misschien nog “Duitser” om met mijn materiaal; ik onderhoud het perfect en check voor ik begin steevast mijn gear. Ook laat ik sinds het ongeluk sneller mijn kite los.’
‘Surfen is een tijdrovende sport. Omdat ik al mijn spullen altijd netjes opberg, lukt het me ’s ochtends vóór het werk de zee in te gaan. Slordigheid vind ik zonde van mijn tijd. Die efficiëntie heb ik ook in mijn werk. Na elf jaar bij Atos Origin – op mijn 31ste was ik daar het jongste directielid ooit – heb ik samen met mijn broer ProSpex gestart. Zonder investeerders, met ons spaargeld en de volledige overwaarde van mijn huis.’
‘Tot 2012 gingen we als een trein en hadden we ruim 120 man aan het werk. Helaas ging in dat jaar onze grootste klant failliet en konden we fluiten naar verstuurde facturen. We verloren tonnen aan omzet en hebben een vestiging moeten sluiten. Op zo’n moment redt de zee mij; na een week surfen kom ik vaak terug met talloze ideeën. Zo kochten we twee bedrijven op en het jaar erop draaiden we alweer als vanouds.’
‘De laatste keer dat ik bij het kiten voor een heftig besluit stond was vorig jaar. Met een vriend was ik in Haakgat, dé surfspot in Kaapstad. Het rif lag slechts 20 meter van ons vandaan, een storm naderde en er waren golven van 4,5 meter. We wisten dat het op het randje was, maar ook een fantastische kans, en als ervaren surfers schatten we in dat het nét kon. Het werd mijn waanzinnigste kite-ervaring ooit. Iedere golf die ik daar pakte staat in mijn geheugen gegrift. We hingen ondersteboven in de golven, maakten sprongen van 8 meter. Naderhand op het strand schreeuwden we het als twee kleine jongetjes uit van geluk. Een uur later trilden mijn handen nog van de adrenaline.’
‘Ik streef ernaar misbaar te zijn in mijn bedrijf. Mocht ik een fataal ongeluk krijgen, dan heb ik een operationeel directeur in wie ik alle vertrouwen heb. Toch doe ik het nu wat rustiger aan; mijn vriendin is zwanger. Zo’n actie als in Haakgat haal ik me als aankomend vader niet meer in mijn hoofd. Met mijn toekomstige tweelingzoontjes hoop ik nog minimaal 25 jaar te kunnen golfsurfen en tot ver na mijn tachtigste te kiten.’
‘Tijd om te schrikken hadden we niet’
‘Ik kon eerder skiën dan fietsen. Ook mijn broer en zus zijn fervente skiërs, maar van ons drieën ben ik ben het fanatiekst geworden. Het liefst stippel ik tochten uit in afgelegen berggebieden.’
‘Als toerskiër heb ik te maken met twee gevaren: blessures en lawines. Het hangt van de omgeving af hoe ik me voorbereid en hoeveel risico ik neem. In de Himalaya haal ik minder halsbrekende toeren uit dan op plekken waar er snel een banaan is om me naar het ziekenhuis te vervoeren, maar voor iedere tocht bereid ik me extreem goed voor. Ik houd de weersvoorspellingen nauwkeurig in de gaten en hang dagen boven de kaart. Afwegingen maken en routes bepalen; voor mij is dat een deel van de lol.’
‘Na mijn middelbare school ging ik een jaar wiskunde studeren aan de universiteit van Grenoble, maar in plaats van me te storten op mijn studie las ik talloze boeken over lawinekunde. Net als veel van mijn skivrienden ben ik een bèta en hou ik van de analyserende aspecten van toerskiën. Ook in mijn werk kan ik dat analytische kwijt; voor Shell onderzoek ik de mogelijkheden tot gasboringen. Als mijn advies niet klopt en we hierdoor een gasput vernachelen, kost het Shell klauwen met geld. Ik moet er dus voor zorgen dat die kans zo klein mogelijk is, zonder dat die voorzichtigheid leidt tot een verdamping van de opbrengst. Toen ik bij Shell solliciteerde vonden ze het een pre dat ik toerskiën op mijn cv had staan; het bewijs dat ik comfortabel ben met risicobepaling en de onzekerheid die daarbij hoort.’
‘Dat toerskiën levensgevaarlijk is, werd mij vijf jaar terug op een harde manier duidelijk. Met vijf vrienden en een Franse gids maakte ik een tocht in de Zwitserse Alpen. Meestal ski ik zonder gids, maar het was wel eens lekker om geen verantwoordelijkheid te dragen. De eerste dagen waren fantastisch. En ook de vierde dag begon goed. Het was strakblauw, er stond weinig wind en er lag een halve meter poedersneeuw. De gids vertelde ons het een en ander over de pas en daalde als eerste af. Toen de volgende van de groep op zijn hoogte kwam, gebeurde het: met een lengte van zo’n 150 meter schoof het sneeuwdek naar beneden en bedolf in no time de gids en onze maat. Gek genoeg kan ik me geen geluid meer herinneren, maar het natuurgeweld dat ik zag was immens.’
‘Tijd om te schrikken hadden we niet: slachtoffers van een lawine hebben negentig procent kans op overleven als ze binnen een kwartier worden gevonden, daarna wordt de kans met de seconde kleiner. Ik voelde geen paniek, was juist extreem alert. Zodra de lawine was gestopt, skiede ik naar beneden terwijl ik mijn blik richtte op de plekken waar ik ze had zien verdwijnen. De vriend bleek niet diep onder de sneeuw te liggen en wist zichzelf goddank uit te graven. Met zijn vijven zochten we als een dolle naar de gids. Gelukkig lokaliseerden we hem vrij snel met lawinepiepers en sondeerstokken. Hij was buiten bewustzijn en zijn hoofd was blauw uitgeslagen. Maar we waren er zo vroeg bij, dit mocht toch niet misgaan? We groeven hem verder uit, twee van ons begonnen met reanimeren, een ander belde de hulpdiensten. De helikopter landde binnen vijf minuten en nam het van ons over. Daar sta je dan, verloren op die berg, opgefokt en gelaten tegelijk.’
‘Eenmaal thuis hoorden we dat de gids het niet had gered. De emoties die we in de dagen erna voelden wisselden enorm. Natuurlijk waren we blij dat we er zelf nog waren, maar ook woedend en gefrustreerd dat dit was gebeurd. We zochten troost in de reddingsoperatie, die volgens het boekje verlopen was, maar het contact met de familie van de gids was hartverscheurend. Een week later, toen ik met mijn eigen familie een toerskitocht maakte, kwam voor mij pas de ontlading. Ik liep een aantal keer keihard in mijn eentje omhoog, rende de knoop die ik nog steeds voelde eruit.’
‘Ik hoop dat ik sinds het ongeluk niet anders ben gaan skiën, ik maak mezelf wijs dat ik niet banger ben geworden. Al sinds mijn dertiende ski ik offpiste en ik heb altijd geweten dat de schoonheid daarvan een keerzijde heeft. Ik hou van risico’s, maar roekeloos ben ik niet. Mijn ouders en mijn vriendin vertrouwen daarop. Het scheelt wel dat zij ook bedreven skiërs zijn, ze begrijpen hoe gelukkig ik ervan word. Daarbij is het mijn ouders’ “schuld” dat ik dit gevaar opzoek; zíj hebben mij als tweejarige op de ski’s gezet.’
Meer FD Persoonlijk? Lees verder op fdpersoonlijk.nl.