Het Victoria & Albert Museum in Londen heeft zijn schatkamers geopend en presenteert voor het eerst een selectie uit de collectie handgemaakte Indiase textiel.
In de jaren zeventig werden de westerse landen overspoeld met ‘goedkope katoentjes’ uit India, net zoals eerder was gebeurd, aan het begin van de 18de eeuw. De flowerpower ging wonderwel samen met de flutterige jurkjes, bedrukt in bonte patronen, en de geborduurde sjaals met spiegeltjes en kraaltjes.
Dat leidt gemakkelijk tot de gedachte dat Indiase stoffen synoniem zijn met massaproductie. Misverstand. Er is geen land ter wereld waar de weefsels, druksels, breisels en borduursels zo veel verschijningsvormen hebben gekregen en tegelijkertijd zo’n hoog niveau van technisch meesterschap hebben bereikt. Zeg India en je zegt textiel, dat was al bij de oude Grieken zo: hun woord voor het land was synoniem aan het woord voor katoenen stoffen.
Het Victoria & Albert Museum in Londen bezit 10.000 stoffen uit India. Men is begonnen ze te verzamelen vanaf de Wereldtentoonstelling in Londen, in 1851. Van die stoffen hangen de 200 mooiste en bijzonderste in de tentoonstelling ‘The Fabric of India’, en als je de makers mag geloven, was het knap moeilijk kiezen.
Het oudste Indiase textiel op de tentoonstelling is een stuk van een wollen deken uit de eerste tot derde eeuw na Christus, opgegraven in een Chinese woestijn langs de zijderoute. Het nieuwste is een uitbundig versierde rok en shirt van de Indiase modeontwerper Manish Arora Noida uit 2015.
Het kan niet anders of zo’n expositie gaat met zevenmijlslaarzen de geschiedenis door. Soms is dat hinderlijk, bijvoorbeeld in de zaal die gaat over de politieke kracht van de Indiase stoffen. In 1850 was de industrialisatie in het Westen zo voortgeschreden dat geweven stoffen niet langer van India naar Engeland werden geëxporteerd, maar andersom. Uiteraard met desastreuze gevolgen voor de miljoenen spinners en wevers in India. Dit leidde uiteindelijk tot de opstand tegen de koloniale overheersing onder leiding van Ghandi, die zijn landgenoten opriep de handgeweven khadi te dragen. Deze ontwikkeling wordt afgedaan in één vitrine en twee, drie plaatjes.
We kunnen ermee leven. Wat ertegenover staat is namelijk de ongelooflijke rijkdom en verfijning van wat er wél te zien is.
Sjaal Uit Dholpur, 1851
Deze sjaal meet 334 bij 190 centimeter en is geweven met katoen en zijde en met goud omwikkeld zijdedraad. Alles met de hand, natuurlijk. Hij werd in 1851 ingestuurd voor de Wereldtentoonstelling in Londen, waar de schatten uit India de belangrijkste attractie vormden.
Het wrange is dat katoenproducent India in die tijd voor alledaagse stoffen geen exportnatie meer was. Engelse katoenspinnerijen en -weverijen draaiden zo hard dat ze vanaf 1830 al 51 miljoen yards (een yard is iets minder dan een meter) naar India exporteerden.
Moon sari Ontworpen door Aziz en Suleman Khatri, 2012
De sari is het beroemdste kledingstuk van India. Het is een jurk uit één lap stof, zonder naden. De ongeknipte stof is een symbool van eenheid en integriteit. De dracht verschilt per regio; je kunt iemand eraan herkennen.
Lange tijd was de sari uit de gratie, vooral in de steden, maar de laatste jaren is er bij een kosmopolitische generatie een revival van de sari gaande, in een moderne versie.
Deze sari is gemaakt in indigo, met een speciale verftechniek, waarbij de witte manen zijn uitgespaard terwijl de doek werd ondergedompeld.
Jas Voor een man, 1620
Met recht een vorstelijke jas, van zijde en met ragfijne zijde geborduurd. We zien rustende en jagende leeuwen, pauwen, herten en bloeiende planten en bomen. Door die decoratie kunnen we de jas verbinden aan het hof van Sjah Djahaan, die de Taj Mahal liet bouwen.
In 1929 werd de jas aangeboden aan het V&A Museum, maar om duistere redenen werd ze geweigerd. Gelukkig kon het museum de jas alsnog kopen in 1947 – toen zag de toenmalige conservator K. de B. Codrington dat het een van de weinige bewaarde kledingstukken was van de mogols van India.
Sjaal Pashmina met de kaart van Srinagar (ca. 1875)
Dit is een sjaal om in te verdrinken, en dat kan, want er loopt een rivier dwars doorheen. De kijker vliegt als een vogel boven de stad Srinagar, waar alle huizen, boten, bomen, paarden en mensen minutieus op zijn geborduurd. Je kunt de vogels en vissen in het water tellen.
Deze foto biedt een uitvergroot detail. We zien een ommuurd deel van de stad, een paleis, met binnen de muren een tuin met een moskee. In Perzisch schrift staan de namen van de gebouwen vermeld.
De kaart meet 229 bij 198 cm. De sjaal is nooit bedoeld geweest om te dragen. Het was een zeer luxe present. Voor wie is niet bekend.
Tent Van Sultan Tipu
De stoffen in de tentoonstelling in het V&A hangen onbereikbaar achter glas en in gedempt licht. Ze zijn als museumobject net zo kwetsbaar als tekeningen.
Maar één stof kun je van zeer dichtbij zien. Je kunt er zelfs ín. De tent van Sultan Tipu, uit ca. 1725, is nog even briljant van kleur als in 1799, toen de Britten de sultan van zijn troon stootten in Seringapatam en zijn inboedel als oorlogsbuit meenamen. De tent is 3,5 meter hoog en bestaat uit geschilderde doeken, ‘chintzen’ of ‘sitsen’, zoals ze in Nederland werden genoemd.
Jurk met rand van kever-vleugels, 19de eeuw
Behalve met kevervleugels is deze jurk ook geborduurd met verguld zilverdraad. Sommige delen van India kennen geen borduurwerk, delen van het westen van het land, zoals Rajasthan, Gujarat en Punjab zijn er juist beroemd om. Dit heeft alles te maken met het feit dat zich daar de exuberante hoven van de Perzische heersers van India bevonden.
Meer FD Persoonlijk? Lees verder op fdpersoonlijk.nl.
Om te kunnen reageren moet u ingelogd zijn.
Inloggen