Kunstenaars als Sol LeWitt en Lawrence Weiner werkten graag voor de Amsterdamse galerie Art & Project, die tot 2001 bestond. Hun legendarische collectie ‘bulletins’ is nu integraal te zien in Nederland.

Vergeet New York, Londen of Parijs. Wie in de jaren zeventig wilde weten waar het in de kunst om ging, reisde naar Amsterdam. Daar zette het Stedelijk Museum samen met galeries en kunstenaars wereldwijd de toon. Galerie Art & Project, die in 1968 opende, speelde daarbij een belangrijke rol. Al vroeg toonden ze werk van internationale kunstenaars die in de decennia daarna zouden uitgroeien tot beroemdheden: Sol LeWitt, Lawrence Weiner, Daniel Buren, maar ook Nederlanders als Jan Dibbets en Ger van Elk.
Galeriehouders Geert van Beijeren en Adriaan van Ravesteijn van Art & Project leven niet meer, maar hun kunstcollectie bleef deels bewaard. Ze schonken werk aan het Kröller-Müller Museum, het Gemeentemuseum Den Haag en Museum Boijmans Van Beuningen.
Het Museum of Modern Art (MoMA) in New York kreeg de bulletins die tussen 1968 en 1989 verschenen. Zes jaar geleden organiseerde het museum daar een tentoonstelling over. Nu is de hele collectie van 156 stuks voor het eerst te zien in Amsterdam.
Het woord ‘bulletin’ klinkt een beetje belegen, maar in feite zijn het kunstwerken op papier. Bijzonder is dat de galeriehouders voor elk bulletin één kunstenaar vroegen. Binnen de beperking van een vel A3-papier kreeg hij (slechts twee keer ging het om een vrouw) carte blanche. Bas Jan Ader zette op zijn editie uit 1975 een foto van zichzelf in een zeilboot met daarbij de tekst ‘In search of the miraculous’. Korte tijd later startte hij een project met exact dezelfde naam, waarbij hij in een klein zeilbootje de Atlantische Oceaan probeerde over te steken. Hij verloor daarbij het leven.
In het pre-internettijdperk gebruikte Carl Andre zijn bulletin als oproepblaadje. De Amerikaan vroeg verzamelaars die zijn werk bezaten zich te melden, omdat hij een catalogus wilde samenstellen.
Nog radicaler
Soms was het publiek onderdeel van een kunstwerk. In Jan Dibbets’ bulletin stond het verzoek de helft van het blad per ommegaande (gefrankeerd) terug te sturen. In de galerie in Amsterdam hingen plattegronden met daarop zwarte lijnen, die de reis lieten zien van de teruggekeerde exemplaren.
Om dat soort conceptuele kunst draait het ook bij New Yorker Robert Barry, die van zijn bulletin een gedachte-experiment maakte. Aan de voorkant van zijn blad staan praktische gegevens als de openingstijden van zijn show. Binnenin typte hij de zin: ‘During the exhibition the gallery will be closed.’ Nog radicaler was Ian Wilson, die de lezer een leeg bulletin stuurde met alleen de datum. Er was geen tentoonstelling. Daniel Buren spande de kroon. Op zijn verzoek werd bulletin 24 zelfs niet gepubliceerd.
De eerste tien jaar rolden er 108 bulletins van de persen. Het waren de jaren waarin de conceptuele kunst floreerde, met Amsterdam als het middelpunt daarvan. Het is zoals in die cartoon van The New Yorker: vroeger, toen alles slechter was, was alles beter.
Meer FD Persoonlijk? Lees verder op fdpersoonlijk.nl.