Vrouwelijke kunstenaars veroveren langzaam maar zeker hun plek in de canon van de kunstgeschiedenis. Met dank ook aan seksegenoten op topposities.

Wat als Picasso een meisje was? Zou zij dan ook tot een van de grootste kunstenaars van de 20ste eeuw zijn uitgegroeid? Pablo Picasso had twee zusters, Lola en Conchita. Stel dat een van hen net zoveel talent had gehad als hun broer, was het haar dan gelukt door te dringen tot de canon van de kunstgeschiedenis? Zou haar naam hebben kunnen staan achter het duurst geveilde schilderij ter wereld (Les femmes d’Alger van Pablo Picasso bracht vorig jaar in New York 160 miljoen euro op).
Tot diep in de 20ste eeuw konden vrouwen een plek in de eredivisie van de kunstwereld op hun buik schrijven. Kunst maken behoorde tot het domein van de man. Punt. Droegen kunstenaars een jurk dan werkten ze vaak onder een mannelijke schuilnaam. Aan geen enkele vrouw kleefde sterrenstatus. Noem de vrouwelijke equivalenten van Rubens, Rembrandt en Van Gogh? Dat gaat niet lukken.
Maar er hangt verandering in de lucht. Onder de titel ‘Queensize’ presenteert Museum Arnhem het werk van vrouwelijke kunstenaars uit de collectie van Thomas Olbricht, een Duitse verzamelaar. Zijn collectie hedendaagse kunst, die hij in ruim dertig jaar tijd opbouwde, bestaat voor een derde uit werk van vrouwen: Berlinde De Bruyckere, Louise Bourgeois, Rineke Dijkstra, Marlene Dumas en Cindy Sherman.
Zeven vrouwen
Het Kröller-Müller Museum in Otterlo en het Stedelijk Museum in Amsterdam pakken dit jaar groots uit met solotentoonstellingen van Barbara Hepworth en Isa Genzken. Het Stedelijk Museum heeft sowieso een opvallend vrouwelijk jaarprogramma: op de rol dit jaar staan (solo)tentoonstellingen van zeven vrouwen tegenover drie (overleden) mannen.
Het Van Abbemuseum in Eindhoven geeft vanaf september vierkante meters aan de winnares van de Theodora Niemeijer Prijs. Die onderscheiding voor beginnende, vrouwelijke kunstenaars werd een paar jaar geleden ingesteld ‘omdat vrouwen nog steeds sterk in de minderheid zijn in tentoonstellingen en museale collecties’. De laureaat keert huiswaarts met 10.000 euro.
Groot-Brittannië kent iets vergelijkbaars, ook van een vrij recente datum: een prijs voor vrouwelijke kunstenaars die nog nooit een solo-expositie hebben gehad. De Max Mara Art Prize for Women ging begin februari naar Emma Hart. Ze won daarmee een grote tentoonstelling volgend jaar in de Whitechapel Gallery in Londen, plus een zes maanden lange werkperiode in Italië. Na Londen reist de presentatie naar de Collezione Maramotti in het Italiaanse Reggio Emilia, gevestigd in de voormalige fabriek van kledingconcern Max Mara.
De museale focus op feminiene kunstenaars is geen toeval. Die heeft alles te maken met het feit dat steeds meer kunstinstituten onder leiding staan van een vrouw. Museum Arnhem, het Amsterdamse Stedelijk Museum en het Kröller-Müller Museum hebben een vrouwelijke directeur. Bij Manifesta, de Europese biënnale voor hedendaagse kunst, zwaait een vrouw de scepter. Datzelfde geldt voor de Biënnale van Venetië, die zal plaatshebben in 2017. Onlangs werd Christine Macel, hoofdcurator van het Centre Pompidou in Parijs, benoemd tot artistiek directeur. Slechts drie vrouwen viel die eer eerder te beurt, tegen 54 mannen.
Bij Tate Modern in Londen klom dit jaar ook een vrouw op de bok. Vóór het directeurschap werkte Frances Morris in verschillende functies bij het Londense museum, waar ze de sekseongelijkheid al te lijf ging. Zo organiseerde ze grote overzichtstentoonstellingen met ‘grand ladies’ als Louise Bourgeois, Yayoi Kusama en Agnes Martin. Dat laatste retrospectief hangt nu in Düsseldorf en reist daarna door naar het Guggenheim Museum in New York.
Guerilla Girls
Wat is die sekseongelijkheid waar Morris en velen met haar, tegen strijden? Daarvoor moet je te rade bij de Guerrilla Girls, de Amerikaanse actievoerders die het onderwerp al dertig jaar op de agenda zetten. Dat doen ze altijd met humor, onherkenbaar achter gorillamaskers. Begin dit jaar zaten drie vertegenwoordigsters op de bank bij de late show van Stephen Colbert op de Amerikaanse televisiezender CBS. Een mooie plek; soms schuiven daar invloedrijke politici aan.
De girls onderbouwen hun strijd met cijfers. Die laten zien dat vrouwen vooral het museum in komen als ze uit de kleren gaan. Wie rondloopt op de hedendaagse en moderne sectie van het Metropolitan Museum of Art in New York ziet op 83 procent van de schilderijen een naakte vrouw (cijfers uit 2011). Slechts drie procent van de kunst die er hangt is gemaakt door een vrouw.
Volgens de Guerrilla Girls komt dat doordat witte, westerse, rijke mannen de dienst uitmaken in de kunst, niet alleen als directeur, kunstkoper en donateur, maar ook als geschiedschrijver. De moderne kunst werd te boek gesteld door mannen, voor mannen. Een van de Guerrilla Girls verwoordt dat zo: ‘Iedere esthetische beslissing weerspiegelt een waardesysteem. En als die waarden worden bepaald door rijke mannen, zijn musea niet representatief.’
Hun gedachtegoed borduurt voort op het werk van de Amerikaanse hoogleraar Linda Nochlin, die in de jaren zeventig het baanbrekende essay ‘Why Have There Been No Great Women Artists’ publiceerde. Daarin laat ze zien hoe het vrouwen lange tijd onmogelijk werd gemaakt als kunstenaar te werken. Tot 1871 werden ze geweigerd op iedere kunstopleiding. Na opheffing van het verbod diende een nieuw obstakel zich aan: het modeltekenen van een naakt. Lange tijd mochten vrouwelijke studenten dat belangrijke onderdeel van het curriculum niet bijwonen, zelfs niet als het model zijn of haar edele delen achter een doekje verborg.
De 19de eeuw bood ook andere hindernissen. Zo was het systeem van leermeesterschap, vaak de sleutel tot succes, voor vrouwen uitgesloten. Ook konden ze geen prijzen winnen, een ander vehikel om in de kunstwereld vooruit te komen. De Prix de Rome, de belangrijkste Nederlandse staatsprijs, die in 1807 werd ingesteld, kende pas in 1899 een eerste winnares: beeldhouwer Julie Mijnssen.
En dan waren er nog de mores en mythes. Een vrouw mocht volgens de heersende etiquette niet excelleren. Bescheiden diende ze haar man en kinderen. Dat maakt succesvol kunstenaarschap moeilijk, want daarvoor heb je behalve vakmanschap – lastig zonder opleiding – iets anders nodig: koppigheid, vasthoudendheid en monomaan gedrag. Die eigenschappen werden gelabeld als typisch mannelijk.
In de ogen van veel filosofen, onder wie Arthur Schopenhauer, Immanuel Kant en Jean-Jacques Rousseau, kon de vrouw vanwege haar karakter en mentaliteit sowieso geen kunstenaar zijn. Ze was te zwak, vonden ze. Een kunstenaar was volgens hen een genie en die status was slechts voorbehouden aan de man. Opmerkelijk was dat deze invloedrijke denkers dat mannelijk genie feminiene eigenschappen toedichtten: gevoeligheid en emotionaliteit.
Nogal hypocriet, zouden we nu zeggen, ook omdat ze het scheppingsproces vaak omschreven in termen van zwangerschap en geboorte. De kunstenaar raakte, bevangen door extase, zwanger van een kunstwerk, dat vervolgens met veel moeite ter wereld kwam.
De kunstgeschiedenis is history, niet herstory, zegt Linda Nochlin. Maar dat kan veranderen, als invloedrijke vrouwen als Frances Morris van Tate Modern navolging krijgen. Wie weet wat voor meer of minder bekende vrouwelijke grootheden over honderd jaar op het schild zijn gehesen in de kunst? Rembrandt werd per slot van rekening ook pas in de 19de eeuw als grote meester ‘ontdekt’.
Meer FD Persoonlijk? Lees verder op fdpersoonlijk.nl.