Dirigent Jan Willem de Vriends vertrek – eind volgend seizoen – bij het Orkest van het Oosten deed nogal wat stof opwaaien. Bij hemzelf overheerst de opluchting. ‘Ik ben helemaal klaar met de zakelijke en politieke kant van muziek.’
Uw naderende vertrek bij het Orkest van het Oosten roept vragen op. Is het daar niet leuk meer?
‘Niet meer zo leuk als het was, in elk geval. Van hogerhand is bepaald dat ik meer lichte muziek en musical door het programma moet mengen en veel meer moet gaan doen aan educatie. Dat zijn gewoon niet mijn sterkste punten. Ik vind het boeiend onbekend werk van bekende klassieke componisten te laten horen, omdat dat vaak van een verrassende rijkdom is. En het leukste is dan om het publiek bij de muziek te betrekken door er van alles omheen te vertellen. Daar is nu nauwelijks nog ruimte voor. Ik voelde alles wat ik in de afgelopen jaren heb opgebouwd tussen mijn vingers door glippen. Desondanks wil ik loyaal blijven aan het orkest. Als de musici me nodig hebben, ben ik er.’
Eind vorig jaar verscheen er een vernietigend rapport van Berenschot over het Orkest van het Oosten; de organisatie werd beticht van financieel wanbeheer. Directeur Harm Mannak heeft inmiddels zijn hielen gelicht. Voelt u zich medeschuldig?
‘Helemaal niet. Ik ben tien jaar geleden aangenomen bij het orkest, dat toen al op de rand van het faillissement stond, met de opdracht te zorgen voor een onderscheidend artistiek profiel, nationale bekendheid en een internationale uitstraling. Die doelen zijn allemaal gehaald. Als je kijkt naar alle tv-optredens die we hebben gehad, alle cd’s die we hebben uitgebracht, alle prijzen die we hebben gekregen en hoe vaak we op tournee zijn geweest in het buitenland, denk ik dat we eigenlijk het succesvolste provinciale orkest van Nederland waren. Berenschot heeft deels gelijk: financieel had het strakker en helderder gekund. Maar een puinhoop? Welnee.’
Bent u nu een dirigent op drift?
‘Ook dat niet. Ik ben eerste dirigent bij het Residentie Orkest, eerste gastdirigent bij het Orquesta Sinfónica van Barcelona, en heb daarnaast engagementen door heel Europa. Mijn agenda zit vol. Ik vind het doodzonde te stoppen in Enschede, maar straks ben ik ook ballast kwijt. Ik heb me een slag in de rondte gewerkt.’
Wat ontroert u?
‘Muziek, en eerlijkheid. Het raakt me als iemand mij iets heel persoonlijks vertelt, maar ik kan ook aangedaan zijn door mooie tv-interviews, bijvoorbeeld van Matthijs van Nieuwkerk of Jeroen Pauw, waarin mensen zich kwetsbaar durven tonen. Zonder sluiers leven, dat wil ik zelf ook.’
Als u morgen alles kwijt was, wat zou u dan doen?
‘Misschien zelf een viool bouwen of een koortje beginnen, maar mijn leven zou hoe dan ook in het teken van muziek blijven staan. Ik kan en wil niet anders. Je een muziekstuk eigen maken geeft hetzelfde lekkere gevoel als iets kopen wat je mooi vindt. Maar mijn ervaring is dat de kick van materie snel vervliegt, terwijl die van muziek alleen maar groter wordt. Neem de Matthäus-Passion, waar ik toch telkens weer nieuwe dingen in ontdek. Ik word daar ontzettend tevreden en gelukkig van.’
In welke situatie zou u nooit meer willen verkeren?
‘Toen ik nog optrad als violist met mijn eigen Combattimento Consort heb ik het meegemaakt dat er op één avond – in Nijmegen – drie keer een E-snaar knapte. Volgens goed gebruik had ik één ingespeelde reservesnaar bij me, maar de twee snaren die volgden, ontstemden als een gek. Ik had van het podium af willen rennen.’
Hoe ziet het Grote Plan eruit dat u ooit nog eens wilt uitvoeren?
‘Ik zou ongelofelijk graag opnieuw een orkest willen vormen naar mijn eigen klank, eigenlijk precies zoals ik dat in Enschede heb gedaan. Ik vind het heerlijk hoe het publiek daar meegaat in onbekendere stukken, en in mijn verhalen. Want dat hoort ook bij mijn Grote Plan: breken met de koude, steriele sfeer rond klassieke concerten. Ik zie veel liever dat mensen weer dwars door een stuk “Bravo!” roepen en op hun stoelen gaan staan, net als in de tijd van Mozart en Beethoven.’

Wat is de grote misvatting over u?
‘Misschien dat ik me graag bemoei met de zakelijke en politieke kant van muziek: lobbyen voor subsidies, zoeken naar sponsors, vechten voor je voortbestaan. Ik heb dat jarenlang moeten doen, en ben er nu echt klaar mee. Ik kan me veel beter concentreren op de muziek, in plaats van me toch weer te laten verleiden tot uitlatingen over de kunstsector. Daarvoor ben ik te weinig een bestuurder, en te veel een flapuit.’
Wat is uw heimelijke genoegen?
‘Ons huisje bij Volterra in Toscane. Mijn vrouw en ik nodigen er ’s zomers altijd veel muzikale vrienden uit met wie we minioperaatjes van bijvoorbeeld Telemann of Haydn instuderen en opvoeren. Het is elk jaar een groot feest voor professionals uit de hele wereld die je anders nooit bij elkaar zou krijgen omdat dat gewoon te duur is, maar die nu puur voor hun plezier bij ons neerstrijken en met elkaar beseffen: dáárom ben ik ooit de muziek ingegaan. Ik kook heel lekker en schenk de beste wijnen uit de streek, dus na afloop van de openluchtconcerten – waar steeds meer Nederlandse liefhebbers op afkomen – blijft iedereen vaak nog urenlang hangen. Het klopt gewoon helemaal.’
Leeft u gezond?
‘In elk geval gezonder dan vroeger. Rond mijn studietijd was ik alleen maar met muziek bezig, op het autistische af. Ik at als ik honger had, desnoods een pak koekjes. Sinds ik mijn vrouw ken, is dat gelukkig verbeterd. Aan sport doe ik niet, maar ik woon driehoog en loop continu op en neer. Bovendien staat dirigent in de top drie van meest calorieverslindende beroepen, na mijnwerker en balletdanser. Na afloop van een concert kun je me uitwringen.’
Wat zet u liever niet in uw cv?
‘Dat ik een jaar of vijftien geleden – achter het stuur – zo diep verzonken was in net aangeschafte partituren dat ik keihard op de auto voor me knalde. Ik heb me zelden zo geschaamd.’
Wanneer hebt u voor het laatst gedanst?
‘Bij het instuderen van Strauss, een paar jaar geleden, heb ik weleens een wals voorgedaan voor het orkest. Daar werd trouwens hard om gelachen. Dansen op een feest doe ik nooit. Zodra ik elektronische muziek hoor, heb ik de neiging te vluchten. Al gaat het met klassieke muziek niet veel beter. Ik hoor elk detail, word op slag totaal opgeëist. Bij mij thuis is het niet voor niets altijd stil.’
Bent u bang voor de dood?
‘Op het moment zelf misschien wel, maar ik vind het ook een mooi en vredig idee dat het leven een einde heeft. Volgens mij maakt het besef van onze vergankelijkheid dat je bewuster kunt genieten.’
Wat is uw dierbaarste bezit?
‘Mijn viool. Ik kon hem voor een vriendenprijs overnemen van een violiste van het Concertgebouworkest bij wie ik als student op kamers woonde. Hij speelt verrassend licht aan, terwijl het geluid toch een hele zaal vult. Vergelijk het met een goede spreker die moeiteloos de achterste rij bereikt. Eigenlijk is het een klein Obamaatje.’