Horloges worden alleen gemaakt in Zwitserland, zou je denken. Niets is minder waar: uit nota bene het Oost-Duitse Glashütte komen veel exclusieve uurwerken.

Kronkelende wegen die bergop of bergaf lopen, geflankeerd door wit gepleisterde panden met grijze daken. Hier en daar staat een verdwaald vakwerkhuis of een modern industrieel pand, maar de meeste gevels zijn wat saai, met keurig geordende raampartijen en een centraal geplaatste deur. Winkels zie je er nauwelijks. Wandelaars evenmin. En je kunt zonder gevaar met je ogen dicht oversteken. De straten zijn stil, bijna uitgestorven. Zo op het eerste gezicht verschilt Glashütte weinig van andere kleine stadjes in het voormalige Oostblok. Maar schijn bedriegt. Want achter deze gevels produceren bekende merken als A. Lange & Söhne, Glashütte Original, Nomos, Bruno Söhnle en anderen hun horloges. Hier gaat het kloppende hart van de Duitse horlogebranche schuil. En dat is al zo sinds de 19de eeuw, toen de zilvermijnen uitgeput raakten en de werkloosheid en armoede hard toesloegen.
De inwoners van Glashütte, gelegen in de Saksische heuvels op zo’n twaalf kilometer van de Tsjechische grens, stond het water tot aan de lippen toen in mei 1845 een jonge ondernemer arriveerde. Ferdinand Adolph Lange was zijn naam. Hij was net dertig jaar oud en een man met een missie. Lange had namelijk het plan opgevat iets te doen tegen de armoede in de regio. Geboren in het nabije Dresden en geschoold als horlogemaker hoopte hij zijn vaardigheden te kunnen benutten om ook voor anderen werkgelegenheid te creëren. Lange bestookte de Saksische overheid met brieven vol plannen en kreeg uiteindelijk groen licht, plus een lening van zo’n achtduizend zilveren ‘thalers’, voor opstartkosten en gereedschap.
Aan die lening waren wel voorwaarden gekoppeld: Lange moest vijftien jonge mannen uit Glashütte drie jaar lang training geven om ze op te leiden tot horlogemakers. Dat klonk als een redelijke eis, maar hoe vond je die in een samenleving die vooral bestond uit boeren en oud-mijnwerkers met handen van het formaat kolenschoppen, vijftien kandidaten die konden worden omgeschoold tot fijnzinnige horlogemakers? Het antwoord luidde: met geduld. Lange rekruteerde boerenknechten, schilders, loopjongens en iedereen die ook maar enigszins geschikt leek. Het aantal afvallende cursisten was aanvankelijk groter dan het aantal blijvers, maar Lange gaf niet op en slaagde uiteindelijk in zijn missie: de horlogeproductie kon beginnen.
Platgebombardeerd
Toen Ferdinand Adolph Lange in 1875 overleed, liet hij een florerend bedrijf met circa honderd werknemers na. Maar belangrijker dan dat was zijn nalatenschap aan de stad Glashütte. Want daar had zich gaandeweg een complete horloge-industrie ontwikkeld, bestaande uit kleine ateliers, gespecialiseerde toeleveranciers en zelfs een aantal andere horloge- en klokkenbouwers, die op de groeiende potentie van de regio waren af gekomen.
De toekomst zag er rooskleurig uit, maar na de Eerste Wereldoorlog raakten de horlogemakers plotseling in grote problemen. De populariteit van polshorloges nam snel toe en dat hadden ze totaal niet zien aankomen. Hun zakhorloges waren opeens veel te duur en onpraktisch. Een mondiale economische crisis maakte de situatie er niet beter op. Het ene na het andere bedrijf ging over de kop.
Tweeënhalf decennium later, aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, werd Glashütte grotendeels platgebombardeerd door de Russen. Met reden, want de paar horlogebedrijven die in Glashütte resteerden, hadden zich veelal beziggehouden met de productie van precisie-instrumenten voor militair gebruik. De Russen onteigenden de bedrijfseigenaren en claimden grotendeels de machinerie die nog intact was. De horloge-industrie van Glashütte verloor haar autonomie en wat resteerde werd een paar jaar na de oorlog samengevoegd tot één staatsbedrijf, het VEB Glashütter Uhrenbetrieb (GUB).
De branche was flink uitgehold, veel materiaal was verloren gegaan, maar de Saksen wisten de productie weer aan te zwengelen. Dat is niet verrassend, vindt Yann Gamard, ceo van Glashütte Original: ‘De mensen hier maakten al generaties lang horloges. Ze wisten niet beter. Het zat in hun DNA. Dat is vandaag de dag niet anders. Er zijn hier werknemers van twintig, veertig en zestig jaar oud. Normaal gesproken valt het niet mee een jongere geïnteresseerd te krijgen om uren metaal te bewerken en polijsten. Hier zien ze het hun vaders, moeders, opa’s en oma’s doen en ze begrijpen dat dit werk de stad economisch succes heeft gebracht. En nog steeds brengt.’
Sterke uurwerken
In de tijd van de DDR groeide de productie tot grote aantallen, maar deze richtte zich vooral op eenvoudige en goedkope horloges voor de massa. Pas na de val van het IJzeren Gordijn in 1989 ontstond de situatie zoals we die nu aantreffen. De productiemethoden uit het communistische tijdperk werden vergeten; er kwam een hernieuwde focus op kwaliteit en exclusiviteit. Waarin onderscheiden de horloges uit dit plaatsje zich? Gamard: ‘Horloges uit Glashütte kenmerken zich door hun robuustheid; we produceren sterke uurwerken. Die degelijkheid heeft als consequentie dat onze horloges vaak net iets groter zijn dan Zwitserse equivalenten.’
In de jaren negentig zagen diverse andere horlogemerken hier het levenslicht, zoals Union, Nomos en Tutima. Samen maakten zij het inmiddels zevenduizend zielen tellende stadje Glashütte tot wat het nu is: het horlogemekka van Duitsland. De droom van Ferdinand Adolph Lange is uitgekomen en het stadje blijkt ook een interessante bestemming voor een groeiend aantal horlogeliefhebbers. Ze bezoeken de plek niet voor de glimmende etalages van juweliers, want die zoek je hier tevergeefs, maar om de geschiedenis te proeven in het centraal gelegen Deutsches Uhrenmuseum. Of om een kijkje te nemen bij een van de fabrikanten, zodat ze met eigen ogen kunnen zien hoe een horloge onderdeel voor onderdeel in elkaar wordt gezet. Gamard: ‘Onze kopers zijn meestal kenners. Verzamelaars en connaisseurs die iets anders willen dan een Zwitsers horloge. Niet om op te vallen, want dat doen horloge uit onze regio meestal niet, maar vooral om er zelf van te genieten.’