Onno Aerden beschrijft wekelijks zijn belevenissen als Man van de Wereld.
De ondernemer met wie ik een lunchafspraak heb, is er een van de klassieke soort: niet lullen maar poetsen.
Dat blijkt al als we het hyperchique restaurant willen binnenlopen in de enorme zaal die het hart vormt van het vijfsterrenhotel.
‘Hoezo, pas om halfeen open?’ foetert hij tegen het keurig gesteven personeel dat bij ingang staat, klaar om te knipmessen – het is drie minuten voor halfeen.
‘Amsterdam wereldstad, haha! Een dorp is het!’ schalt het door de ruimte. ‘Stel je voor dat ik mijn klanten op die manier zou bejegenen!’
De ontvangstbrigade geeft geen kik: orders zijn orders.
Zo staan we drie minuten te wachten tot we aan het tafeltje mogen schuiven dat een paar meter verderop leeg op ons staat te wachten.
Dan zitten we neer.
‘Wijn’, zegt de ondernemer, het is nauwelijks een vraag, hij weet ook al welke wijn ‘hier goed is’. Tegen de jonge gerant: ‘En even een jus d’orange, eerst graag.’
De jongen blikt of bloost niet en verdwijnt.
De ondernemer ontsteekt een monoloog die afwisselend vermakelijk en interessant is – ik laaf me aan zijn woordenstroom, opper af en toe iets, vraag om een verduidelijking als ik de draad dreig kwijt te raken.
Dan mag ik. De ondernemer is een en al oor; het is niet moeilijk in de combinatie van zijn overtuigende – om niet te zeggen: overrompelende – présence en zijn aan kinderlijke nieuwsgierigheid grenzende belangstelling de grondslag te zien voor het succes dat hem ten deel is gevallen.
Halverwege mijn betoog schiet hij een toevallig passerende serveerster aan: waar de jus d’orange blijft. En hij weet het ook al: een sliptongetje, ‘maar zonder die groene rotzooi erop. Cut the crap.’ Het klinkt aanmatigend, maar het meisje lacht: te gezond voor meneer? Dan doen we het zonder.
Dan verschijnt de blozende jongeman weer aan tafel, met een glas jus d’orange, twee glazen wijn en de fles: er kan geproefd worden, als meneer wenst? Ik vermoed bij voorbaat al wat even later gebeurt; natuurlijk slaat mijn tafelgenoot die ceremonie over. ‘Als die fles al halfleeg is, ga ik niet nog een keer proeven.’
De wijn is heerlijk, het eten ook en de plannen die we zoals gebruikelijk smeden, komen ons uitvoerbaar voor.
Als de rekening komt – ‘kan dat snel? Ik moet verder’ – gooit de ondernemer een glimmende creditcard op het schoteltje en legt er alvast een briefje van twintig naast. De rekening blijft na betaling ongeopend liggen.
Als ik na een hartelijk afscheid de luxecocon uitloop, grijns ik mezelf toe in een etalageruit om de hoek.
Cut the crap: zo redden we ons land.
Meer FD Persoonlijk? Lees verder op fdpersoonlijk.nl.