Een op de drie Nederlanders is bang voor de dood. Hoe ga je om met de dood als er geen god op je zit te wachten? Kunstenaars geven hun visie op gene zijde.
De dood lééft in de kunst. Het heikele thema komt aan bod in tentoonstellingen met veelbelovende namen als ‘Once in a Lifetime’, ‘The Fortuneteller’ en ‘Silence Out Loud’. En sinds 2007 hebben we Tot Zover, een museum over rouwrituelen. Ook buiten de kunst kan de dood zich in verse belangstelling verheugen. Er zijn nieuwe herdenkingsrituelen met klinkende namen als Afterlife en Allerzielen Allicht. In de televisieprogramma’s Over mijn lijk en Op de drempel vertellen terminaal zieken over hun aanstaande dood.
Het vraagstuk van de dood is zo oud als de mensheid. Volgens de Britse tv-serie How Art Made the World was het eerste artefact dat mensen maakten een schedel bedekt met klei. Was het een manier om de beeltenis van de overledene op te roepen, als vorm van rouw? Of was het een wanhopige poging de dode weer tot leven te wekken, vooruitlopend op de christelijke wederopstandingsgedachte?
De mens is een dier met zoveel hersens dat hij zichzelf bewust is, zich dingen kan herinneren, en vooruit kan blikken naar de toekomst. Die prachtige eigenschap heeft één nadeel: aan de horizon ziet hij zijn eigen dood.
De vragen wat het betekent om te sterven, of er iets is na de dood, en of de ziel bestaat, hebben de mens altijd beziggehouden, in kunst, religie, filosofie en wetenschap. Definitieve antwoorden zijn er niet. Er is geen enkele dode van zijn reis naar ‘gene zijde’ teruggekeerd om ons te vertellen wat er is gebeurd. De dood is een terra incognita.
Mensen hebben het leven dat zij kennen op de dood geprojecteerd. Zo ontstond het christelijke perspectief van een ‘hiernamaals’, een leven na de dood, in een paradijs dat eruitziet als een zomerse tuin. Daartegenover staan de laatste wetenschappelijke inzichten, waarin de hemel leeg is en het bestaan van de ziel een fabeltje. ‘De ziel is een misvatting’, schrijft hersenonderzoeker Dick Swaab in zijn spraakmakende boek Wij zijn ons brein (2010). ‘Onze geest is het resultaat van de interacties van 100 miljard hersencellen. Als je de geest geeft, ga je niet ter ziele, maar is je brein ermee opgehouden.’
Ongelovigen missen het troostrijke vooruitzicht van een eeuwig leven. Als je lichaam het begeeft is het afgelopen. Er is geen nooduitgang. Dat maakt het niet gemakkelijk je te verzoenen met de dood en het verdwijnen van je individuele persoonlijkheid.
Transcendentie als sprookje
Jan Fabre
Voor Fabre is de dood het definitieve einde, en tegelijk de verlossing van de last van het lichaam. ‘Het enige onsterfelijke is ons bloed.’ Maar Fabre biedt schoonheid als troost, in de vorm van groen glanzende juweelkevers, die voor de Egyptenaren een symbool van wedergeboorte waren. Hij creëert een schitterende droom van transcendentie, gepresenteerd als theater.
Een op de drie Nederlanders is bang voor de dood. Hoe ga je om met de dood als er geen god op je zit te wachten? Kunstenaars geven hun visie op gene zijde.
Pluk de dag
Twee grote koppen rusten in een kapel van de Oude Kerk in Amsterdam. Ze gaan schuil onder een dikke laag stof. Ernaast liggen twee handschoenen en een aansteker. Vergeten door een verstrooide museummedewerker? De koppen hebben vreemde, snavelachtige neuzen, en ze zijn groter dan levensgroot, maar het is vergane glorie. Namen ontbreken, alsof hun individualiteit is verzwolgen door de maalstroom van de tijd. Dat is het lot van mens en dier.
‘Everything Falls’ (2012) van Michaël Borremans (1963, Geraardsbergen) maakt deel uit van de tentoonstelling ‘Once in a Lifetime’, een samenwerkingsproject van Stichting de Oude Kerk en het Humanistisch Verbond.
‘Veel mensen geloven niet meer in een leven na de dood. Maar juist het besef van die tijdelijkheid maakt je leven waardevol. Dat is de gedachte achter “Once in a Lifetime”. Pluk de dag!’ aldus Boris van Ham, voorzitter van het Humanistisch Verbond.
Onsterfelijke genen
‘Geloof je in een leven na de dood?’ ‘Nee, alleen in de materie.’
Marc Quinn (1964, Londen) is seculier. Hij groeide op als zoon van een natuurkundige en onderzoekt de materie van het lichaam.
Met ‘Self’ (1991) toont Quinn ons de naakte waarheid. Hij maakte een afgietsel van zijn hoofd en vulde het met zijn eigen bloed. Daarmee toont hij wat anders onder de huid verborgen blijft: bloed als teken van onze sterfelijkheid, maar ook van onze onsterfelijkheid. Bloed bevat ons genetisch materiaal, dat we doorgeven aan ons nageslacht.
‘Carbon Cycle’ (2008) gaat nog een stap verder. Uit dit bronzen zelfportret ontspruiten bronzen bloemen. ‘Uiteindelijk zijn we een morfologie, een voortdurende vormverandering’, aldus Quinn.
‘Elk koolstofatoom in je lichaam heeft deel uitgemaakt van andere lichamen – van mens dier of plant. Na je dood gaan ze weer op in de koolstofketen.’ Het leven is een cyclus, en dat is een troostrijke gedachte.
Zelfverlossing
Een van de aangrijpendste tentoonstellingen over de dood was ‘Silence Out Loud’ in Bergen, van de gevierde schrijver en kunstliefhebber Joost Zwagerman (1963-2015). Na twee jaar voorbereiding maakte hij vlak voor de opening een einde aan zijn leven.
Zwagermans zoektocht naar de stilte bleek een zelfgeregisseerd afscheid en dat afscheid was definitief. In een hiernamaals geloofde hij niet. ‘Ik zet mijn kaarten allang niet meer op God. Buigzaam en devoot heb ik een god in kunst gewelfd.’
‘Silence Out Loud’ kun je opvatten als een oefening in het sterven. Aan de hand van kunstwerken probeerde Zwagerman zich de dood voor te stellen. Sommige werken riepen associaties op met verstikking, of het uitwissen van je individualiteit. Andere met het loslaten van het lichaam.
Weer andere met de oneindige leegte van het universum, zoals ‘Airscape’ (2005-2008) van JCJ Vanderheyden. ‘Een meesterwerk kan ons optillen en meevoeren naar verten van zelfvergetelheid en zelfverlossing. Naar verheven stilte en sublieme rust’, aldus Zwagerman.
Laatste halte
In een handomdraai geeft Hans van Houwelingen (1957, Harlingen) het alledaagse een bijzondere lading. Hij kroonde de bushalte naast de begraafplaats in Doornik met het woord ‘Doden’.
Gedenk te sterven. Ooit bereik je de laatste halte voor je het dodenrijk betreedt. Van Houwelingen gelooft niet in het paradijs. Of er iets aan gene zijde is laat hij in het midden.
‘Transferium’ (2011) verwijst enkel naar de overgang naar een andere staat. Leven is verandering en die overgangsmomenten kun je markeren door rites de passage.
‘Transferium’ is te zien in ‘The Fortuneteller’ in Rotterdam, een tentoonstelling over de onzekerheid omtrent de dood.
Om te kunnen reageren moet u ingelogd zijn.
Inloggen