Flaneren, de Zuid-Europeanen zijn er sterren in. Zien en gezien worden, heet het, maar de kenners weten dat zien het belangrijkst is. Hoe gaat flaneren precies in zijn werk? Een korte beschouwing voor flaneurs in spe.
en van de meest originele en atypische schrijvers uit de vaderlandse literatuur is Herman Pieter Schönfeld Wichers (1902-1990), beter bekend onder het pseudoniem Belcampo. Zijn verhalen laten zich karakteriseren als wonderlijk, vitaal, ietwat surrealistisch en schaamteloos romantisch. Zijn personages worstelen niet met een gereformeerde jeugd of een gefnuikte academische carrière en hebben evenmin last van onverwerkte oorlogstrauma’s. Het universum van Belcampo wordt veeleer bevolkt door flierefluiters, fantasten en flaneurs die de wereld bezien met een mengsel van opwinding en verbazing.
Zo ook het verhaal ‘Oost West’, waarin een piloot na een lang verblijf in Azië is teruggekeerd in Nederland en uitgebreid de tijd neemt om door Amsterdam te wandelen. ‘Het was geen toeval dat hij de Kalverstraat had opgezocht. Dat nauwe en drukke gaf hem na die maanden van eenzame en onbeperkte horizon een zo hoge graad van tevredenheid, dat hij die bijna als een wellust ondervond. En hoe eigen was hem dit alles weer: de huizen, de dingen die te koop lagen achter de winkelramen, de mensen. Elke gelaatstrek was hem vertrouwd.’
Bij De Munt aangekomen ziet de hoofdpersoon een meisje dat popelend van ongeduld op iemand staat te wachten en zich uitstrekt om boven de menigte uit te kunnen kijken. ‘Haar ogen straalden nu al van het blij ontmoeten dat er elke tel zou kunnen zijn. Zij zag niemand behalve de ene die zij nog niet zag.’
Als de piloot het meisje een tijdje heeft geobserveerd laat hij zich weer meevoeren door de mensenmassa en loopt andermaal de volle lengte van de Kalverstraat op en neer, een wandeling (‘tussen schuifelen en deinen’) die een gelukzalig gevoel van ‘verinniging’ bij hem teweegbrengt. Die behaaglijke gemoedstoestand wordt doorbroken als hij een halfuur later bij De Munt is teruggekeerd en ziet dat hetzelfde meisje daar nog steeds staat te wachten. ‘In plaats van zich uit te rekken op de tenen stond ze nu half tegen de oude muur geleund en keek het meest naar de grond.’
Het is de piloot duidelijk dat haar afspraakje niet is komen opdagen, waarna hij haar aanspreekt, meeneemt en amuseert met een stortvloed aan avontuurlijke verhalen. Hoe het verhaal (afkomstig uit de bundel Tussen hemel en afgrond) verdergaat, doet er in dit verband niet zo toe. Waar het om gaat is Belcampo’s prachtige beschrijving van de nobele kunst van het flaneren.
Daarvoor zijn nodig:
A. Een stad die groot genoeg is om in rond te dolen en er (eventueel) de weg kwijt te raken.
B. Een betrekkelijk opgeruimde gemoedstoestand.
C. Een nieuwsgierige blik en het vermogen de medemens zorgvuldig te observeren.
D. Het ontbreken van tijdsdruk of kortetermijnverplichtingen.
E. Enige ijdelheid.
Over dat laatste punt zijn de meningen verdeeld. Over flaneren wordt vaak beweerd dat het draait om ‘zien en gezien worden’ maar daarbij moet worden aangetekend dat de eerste component toch echt belangrijker is dan de tweede. Het is in ieder geval méér dan alleen maar gezien worden. Voor het gedrag van socialites, die in hun honger naar aandacht partijtjes aflopen en zich grijnzend op de rode loper laten fotograferen, bestaat een ander woord: paraderen.
En daar moet de flaneur niets van hebben – net zomin als hij (of zij) zich aan joggen, schuifelen, marcheren, rennen, sjokken, stekkeren, tippelen, stiefelen, huppelen, straatslijpen en drentelen schuldig zal maken. Wel vertoont het flaneren verwantschap met kuieren en slenteren. De gemene deler ligt hier in de onbekommerde tred, het lage tempo. Een flaneur heeft geen haast.
Een wijdverbreid misverstand is dat flaneren min of meer gelijk zou staan aan wandelen. Vanuit het perspectief van de flaneur is de wandelaar, met zijn kordate passen, rugzakje, pedometer, geïmpregneerde schoenen, blaarpleisters en ANWB-wandelkaart, een larmoyante figuur. Een wandelaar verzet de benen – een flaneur verzet de zinnen. Wandelaars hebben de onbedwingbare neiging de natuur op te zoeken en de drukte achter zich te laten. Flaneurs kiezen de omgekeerde route en zoeken nu juist rumoer en reuring op. De wandelaar is onderweg van A naar B en heeft zich ten doel gesteld de bestemming binnen zekere tijd – en via een vooraf gekozen route – te bereiken. De flaneur zal zichzelf niet snel zulke restricties opleggen. De flaneur hoeft nergens heen en maakt weliswaar deel uit van het verkeer, maar neemt daar amper actief aan deel. En zoals het een buitenstaander betaamt is de flaneur ook bedreven in de kunst van het stilstaan. Bij voorkeur in de doordeweekse ochtenddrukte van een treinstation waar iedereen zich naar z’n werk haast. Of op vrijdagavond in een uitgaansstraat, waar hooggehakte, kortgerokte vrouwen in compacte groepjes op weg zijn naar vertier.
Hoewel een zekere doelloosheid bijdraagt aan de charme van het flaneren, kan er eventueel een doel worden gecreëerd. Waar een dartpijltje in de stadskaart terechtkomt geeft bijvoorbeeld de bestemming aan. Of men vist twee willekeurige straatnamen uit het telefoonboek en loopt van de ene naar de andere straat. Een bierviltje kan ook goede diensten bewijzen: op een stadskaart leggen, omtrek markeren met een balpen en klaar is uw route. Het kiezen van zo’n betrekkelijk willekeurig patroon als richtlijn wordt ‘deriveren’ genoemd.
De ene flaneur is de andere niet. Tegenover de anonieme en welhaast onzichtbare observator van de stedelijke bedrijvigheid staat de mondaine flaneur, die maar al te graag gezien wil worden en voor wie het periodieke ommetje in de eerste plaats een sociale gebeurtenis is.
Dit archetype beleefde zijn hoogtijdagen in het 19de-eeuwse Parijs. We kennen het van de schilderijen van Gustave Caillebotte waarop heren met cilinderhoed, horloge in vestzak en wandelstok zich laat in de middag op straat vertonen – al dan niet geflankeerd door op volle oorlogssterkte uitgedoste dames met wufte hoedjes. De grote boulevards vormen het decor voor deze collectieve pantomime, waarbij weinig gesproken wordt maar wederzijdse goedkeuring veeleer tot uitdrukking gebracht wordt met blikken en knikken.
De dichter Charles Baudelaire bezingt de flaneur als iemand die volledig in de menigte oplost en door de ‘bewegingen van eb en vloed’ wordt meegevoerd. Iemand die zich ‘in het hart van de wereld begeeft maar tegelijkertijd verscholen blijft’.
De flaneur wordt hier dus vooral gekenschetst als observator. Dat botst een beetje met het concept van de modebewuste en kokette dandy (een term die ook op Baudelaire zelf van toepassing is), die de deur uit gaat om met z’n strak gesneden kostuum te pronken.
De straat op. Zien en gezien worden. Het gebeurt natuurlijk nog steeds: de Spanjaarden en Italianen zijn er goed in. Ergens op het breukvlak van middag en avond trekken ze opeens met zijn allen naar buiten. De stad ligt nog bij te komen van de hitte, maar voor de mediterrane flaneurs lijkt de dag nog maar net begonnen. Schoongeboend, goedgehumeurd en piekfijn verzorgd komen ze uit hun schuilplaatsen tevoorschijn gestapt. Ze doen misschien een boodschap of maken een praatje, maar meer dan dat vertonen ze zich aan elkaar. En aan zichzelf. En aan de stad. Een leger aan figuranten kiest met zichtbaar plezier positie in het stedelijk decor.
Dat men het flaneren in het zonnige zuiden beter onder de knie heeft dan in de Lage Landen zal ook wel te maken hebben met het weer. De rechtgeaarde flaneur laat zich echter niet door wind, mist of regen weerhouden, in het besef dat je zelfs op een regenachtige ochtend ‘domweg gelukkig in de Dapperstraat’ kunt zijn. In het bekende gedicht van J.C. Bloem wordt ook de ondoorgrondelijke schoonheid van ‘grauwe stedelijke wegen’ geprezen ten faveure van de saaie, bedaagde natuur.
Elke flaneur begrijpt precies wat de dichter bedoelt.
Om te kunnen reageren moet u ingelogd zijn.
3 reacties
Prachtig hoe flaneren hier gefileerd wordt...
Zeer raak geformuleerd!
Wim Boom, Wierden
Een foto uit 1800? Knap! de flaneerders langs de boulevard zullen uit ongeveer 1900 zijn.
Geachte heer Mulder,
Hartelijk dank voor uw reactie en oplettendheid, we hebben het jaartal aangepast. Dit moet circa 1880 zijn.
Met vriendelijke groet,
Redactie FD Persoonlijk
Reactie niet ok? Meld misbruik bij de redactie.