Offshoremagnaat Pieter Heerema (65) doet als eerste Nederlander mee aan de wereldberoemde solozeilrace Vendée Globe. Honderd dagen alleen op zee. En hij heeft geen zwemdiploma en ook geen zeilbrevet. ‘Sommigen verklaren me voor gek ja’, vertelt hij. Het interview vond plaats voordat bekend werd dat zijn bedrijf ruim de helft van alle banen schrapt.
Tekst: Karin Kuijpers • Fotografie: Jacques Vapillon

bent 65. Wat bezielt u om 100 dagen in uw uppie non-stop de wereld over te zeilen? ‘Waarom wil iedereen het waarom weten? Ik heb er geen antwoord op. Niet anders dan dat ik al mijn hele leven zeil en dit me altijd heeft aangetrokken.’
U bent opgevoed met de gedachte dat je in alles de beste moet zijn. Is dat wellicht een reden? ‘Ja, misschien, ik ben nog steeds ambitieus. Je kwalificeren is bijna net zo lastig als de race zelf, maar ik heb niet de illusie dat ik deze race zal winnen. Hem volbrengen zou fantastisch zijn.’
De Vendée Globe is de zwaarste beproeving die bestaat op zeilgebied. In eerdere edities verdronken twee schippers. Bent u bang om dood te gaan? ‘Daar zit ik niet op te wachten, maar ik vind het leuk om wat meer met mijn leven te doen dan op zaterdag bij Ikea in de rij te staan. Ik ben geen boodschappenman, ik ben een zeiler.’
Wat vinden uw vrouw en kinderen ervan? ‘Mijn vrouw zou het liefst horen dat ik besluit toch niet te gaan, maar ze helpt me wel met van alles. Mijn twee puberzoons vinden het cool. Mijn oudste dochter van 31 is zelf zeilfanaat en was er eerst op tegen, maar vindt het eigenlijk wel heel erg gaaf. En mijn andere dochter, van 30, vindt het wat minder leuk. Maar ja, ik doe dingen in mijn leven en als iemand het daar niet mee eens is, is dat zo.’
Geen spoortje twijfel meer? ‘Nee, natuurlijk niet. Dat zou heel stom zijn.’
No Way Back heet het schip waarmee offshoreondernemer Pieter Heerema (plaats 17 in de Quote 500, geschat vermogen: een kleine 900 miljoen) morgen de wereld over gaat. De naam alleen al typeert Heerema, vindt voormalig zakenpartner en oprichter van Spyker Cars Victor Muller. ‘Pieter is een Fries, een extreme “tough cookie”. Als hij iets in zijn hoofd heeft, krijg je het er met geen tien paarden uit.’
In de zonovergoten jachthaven van Les Sables d’Olonne komt in de verte een man in een geel zeiljack aan, van het typisch Nederlandse Gaastra. Pieter Heerema is de eerste Nederlander die meedoet aan deze solozeilwedstrijd van dertig deelnemers. Onderweg naar zijn boot wordt hij regelmatig staande gehouden door fans, die een handtekening vragen of met hem op de foto willen. Niets voor de publiciteitsschuwe dga van de Heerema Group, die zelden interviews geeft en al helemaal niet over persoonlijke dingen praat.
Ook dit interview wordt vooraf strak omkaderd. Geen zakelijke vragen, de Vendée Globe doet Pieter op persoonlijke titel. We spreken hem zo’n drie weken voor vertrek. Met opvallende souplesse springt hij op zijn boot. Op sneakers, in een sportbroek en met een witte hoodie aan trekt hij het bezoek aan boord. ‘Ja, hier het voetje op en dan een grote stap nemen en oppassen, want onder het kleed zitten veel hobbels en bobbels. Je zult niet de eerste zijn die zijn enkel verzwikt.’ Tutoyeren mag: ‘Natuurlijk, dit is de zeilwereld’.
Nieuwe tegenvallers
In bokstermen ziet hij er ‘mooi droog’ uit, gevolg van een jaar lang sporten met een ‘personal trainer’. ‘Bij de stresstest vorige week fietste ik op bijna 200 procent van wat een gemiddelde 65-jarige kan. Mijn rug is mijn zwakke plek. Daarom heb ik die personal trainer, hij weet precies wanneer ik moet ophouden. En ik heb hem ook nodig om gedisciplineerd te blijven. Als het rotweer is denk ik al snel “ik ga lekker niet”. Maar dan belt hij om tien over zeven waar ik blijf en dan zeg ik: “Jaja, ik ben onderweg.’’
Geel, wit en zwart zijn de kleuren van zijn 60-voets (18 meter) Imoca, een modern VPLP-Verdier-ontwerp met aan de zijkanten zogeheten ‘foils’, draagvleugels, die stabiliteit geven, waardoor er meer ‘zeil kan worden gegeven’ en de boot sneller gaat. Hij kocht hem voor 3,5 miljoen euro van de Italiaanse zeiler Andrea Mura, die door de crisis niet aan zijn betalingsverplichtingen kon voldoen. Een superracemachine voor een koopje. Heerema: ‘Die foils waren achter de tekentafel bedacht, niemand had er een idee van hoe dat in de praktijk zou werken. Aan deze boot is nog van alles gedaan. Tijdens de proefreis naar New York scheurde bijvoorbeeld een deel van het carbon. Dan moet je terug.’
Op de zeilen prijkt behalve zijn motto ‘No way back’ ook zijn logo: een rijtje dominostenen dat omvalt. ‘Ontwerp van een vriendje.’ Het symboliseert de weg naar zijn besluit mee te doen aan de Vendée Globe. ‘Ik heb mijn idee lang onder de radar gehouden. Ik had me al ingeschreven maar heb de organisatie gevraagd mijn naam stil te houden. Ik wilde de ruimte hebben zelf te kunnen beslissen of ik echt zou meedoen. Het is een proces. Eenmaal ingeschreven schaf je een boot aan, stel je een team samen en dan komen er een hoop dingen die tegenvallen, soms veel tegelijk. Dan dacht ik: moet ik dit wel doen? Kan ik dit fysiek aan? Ga ik het met dit team redden? In het begin had ik een scharrig zooitje mensen bij elkaar. Ik heb er een paar gewieberd en betere mensen gezocht. Toen werd ik weer optimistisch, tot er nieuwe tegenvallers kwamen. Kon ik het werk wel loslaten? Er zijn heel veel momenten van twijfel geweest, maar dat is goed. Want elke keer dat ik daardoorheen kwam, wist ik dat ik dit wilde.’
Babybillendoekjes
De boot is nog leeg, op een brits na, die tegen het plafond zit geplakt. Moet hij hier echt honderd dagen op slapen? Hij knikt. Er staat een toilet en er is één gaspit, voor het opwarmen van water voor zijn gevriesdroogde maaltijden. Wat hij gaat eten? Hij fronst. ‘Geen idee, al die troep smaakt hetzelfde.’ Voor een douche is geen ruimte. Eh, hoe reinigt hij het lijf dan? ‘Ik neem een plantenspuit mee en babybillendoekjes. Die hebben een licht ontvettend effect. Als je dat niet doet, krijg je heel nare huidaandoeningen.’
Met een watermaker kan hij van zout water zoet water maken. ‘Maar dat gaat in een sloom tempo van vijf liter per uur. Daar moet ik dus heel zuinig mee zijn.’
Twee jonge mannen zijn in het ruim met elektronica bezig, het is Heerema’s grootste zorgenkindje. ‘Elektronica en ik gaan niet heel goed samen. Als ik in de buurt van een computer kom, slaat hij meestal op tilt, dus laat staan als ik eraan kom. En zout water en elektronica is evenmin een goede combinatie. Het maakt de kans op falen heel groot. Kijk, mechanische dingen zoals een lier kan ik openmaken. Dan zie ik een bak vol met onderdeeltjes en veertjes en tandwieltjes en kan ik zien of er iets mis is of niet. Bij elektronica zie je niets, maar je bent er wel van afhankelijk. Je communicatie, het weerbericht, je kaarten. Maar ik ben zo ouderwets dat ik toch nog gewoon papieren kaarten meeneem.’
Voorbereiding is alles, stelt Heerema. In zijn team heeft hij een Franse ‘over-all manager’ die technisch onderlegd is en contacten heeft met de organisatie. ‘Franse regels zijn altijd rekbaar, afhankelijk van wie je kent. Wij in Noord-Europa zeggen: “Oké, 333 mm moet het zijn, dat staat in het boek.” In Frankrijk gaan ze daarover ouwehoeren. Verder heb ik een Nederlander die mij adviseert met meteo, iemand die goed is met touwwerk en twee man voor de elektronica.’
‘Kijk, deze race is natuurlijk riskanter dan een zondagmiddagje op het Sneekermeer. Twintig procent van de dertig deelnemers haakt al in de eerste week af bij de Golf van Biskaje. Dat is na september berucht gebied voor zeilers, want alle herfststormen komen erdoorheen. En van alle zeven afleveringen haalde gemiddeld slechts vijftig procent van de deelnemers de eindstreep, de vorige editie maar dertig procent. Een nieuwe boot zoals die van mij heeft meer kans om uit te vallen doordat hij minder is getest en kinderziektes heeft. Tel daarbij op mijn leeftijd en ik heb meer dan vijftig procent kans het niet te halen.’ Dan, met een guitige blik: ‘En toch ga ik het doen.’
Wel antidepressiva aan boord voor het geval het fout gaat? ‘Niet dat ik weet. Ik heb een gele emergencykist mee die in elk geval genoeg morfine bevat om drie jaar lang olifantjes te zien of een heel leger plat te leggen. Zo’n kist met EHBO-dingen is verplicht. Als ik mijn been breek, kan het een week duren voordat er iemand bij me is, dus dan moet ik zelf spalken aanbrengen. Ik ken een vent die een keer gevallen is en in zijn val zijn tong afbeet.’
Dan ga je toch dood? ‘Nou, hoeft niet, maar je bent sowieso wat stiller. Hij heeft toen op aanwijzingen van zijn arts, via de radio, zelf zijn tong aangenaaid.’
Hebt u ook dit soort omstandigheden meegemaakt? ‘Op de eerste soloproefrace om me te kwalificeren voor de Vendée Globe sneed ik diep in mijn vinger. De hele boot was rood, ik bloedde als een rund. Met wodka heb ik het elke dag moeten ontsmetten, want in zo’n zoute, vochtige omgeving heelt een wond nauwelijks.’
Wat wordt het spannendste deel van de reis? ‘Ik ga alle klimaten door. Na de evenaar wordt het bloed- en bloedheet, tot ergens voorbij Rio de Janeiro. Vijftig graden is het dan in de boot. Zonder ventilatie, maar ik moet toch achter die computer. Dat is heel vervelend. Na Rio wordt het dan ineens heel snel koud. Het stuk tussen Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland kan min twintig graden worden, met golven van twintig meter hoog.’
Hoe gaat u golven van twintig meter weerstaan met zo’n kleine boot? ‘Ze zeggen: de kunst is zo hard te varen dat je de golven achter je laat, maar ook weer niet te hard, want dan kun je in een volgende golf tot stilstand komen en over de kop slaan. Als je dan in het ijskoude water terechtkomt, is het gebeurd. Het moeilijke is dat je ook moet slapen en dan het vertrouwen moet hebben dat de boot het zelf kan.’
Slapen als solozeiler, lukt dat? ‘Op een gegeven moment ben je zo moe dat je, als je je ogen dichtdoet, vanzelf slaapt. Slapen is belangrijk, je komt snel in een neerwaartse spiraal van vermoeidheid, hallucinaties en verkeerde beslissingen. Ik heb situaties meegemaakt waarin het net leek alsof ik heel veel had gedronken en mijn pincode niet meer wist. Of de simpelste sommen niet meer kon oplossen.’
De dame van de pr komt op de boot om Pieter voor een interview mee te nemen naar een naburig tv-station. Terwijl hij op weg is naar zijn auto staren mensen hem aan en willen ze met hem op de foto. In Frankrijk zijn de zeilers van de Vendée Globe helden.Heerema: ‘Compleet gekkenhuis hier. Wij Nederlanders vinden onszelf een zeevarende natie, maar Engeland, Frankrijk en Denemarken zijn veel enthousiaster en groter in dit soort races. Het nadeel van onze zeilsport is dat we zoveel meren hebben. Maar die meren zijn klein en veilig. Als je daarop leert zeilen kom je er nooit meer van af.’
Het Alkmaardermeer was de plek waar Pieter zelf leerde zeilen toen hij elf was. Zonder zwemdiploma, dat heeft hij nog steeds niet. De eerste elf jaar van zijn leven woonde hij in Venezuela. ‘In Nederland kreeg ik schoolzwemmen en zwom ik iedereen eruit. Maar van de meester moest ik schoolslag leren. Dat had ik nooit eerder gezien en ik vond dat een heel rare slag. Ik ben dat zwembad uit gelopen en nooit meer teruggekomen.’
Een zeilbrevet heeft hij trouwens ook niet, roept hij lachend. ‘Maar wel een rijbewijs hoor’, zegt hij, als we in zijn oudere Volvo XC 70 stappen.
Humor en nuchterheid typeren de vermogende Fries. Het is niet de eerste keer dat Heerema zijn bedrijf loslaat om te zeilen. In 2003 nam hij een jaar een sabbatical om met zijn vrouw en twee zoons een wereldreis te maken. Elk jaar trekt hij er zo’n zestig dagen tussenuit en laat hij de bedrijfsvoering aan zijn management over. Als ze zijn vertrouwen beschamen, kan hij hard zijn.
In 2009 ontsloeg Heerema op één man na het voltallige management. Tegen Quote in 2011: ‘Er kwam een enorme crisis aan en zij bleven maar eerste klas vliegen en dure auto’s huren. Dan geef je het verkeerde signaal af aan de rest van de piramide.’ Om luxe geeft hij geen lor.
Op 1 oktober dit jaar trok Heerema opnieuw de stekker uit zijn computer, om zich volledig te kunnen wijden aan de voorbereiding van zijn race, die van 6 november tot februari 2017 duurt. Het kantoor probeert nog weleens contact te krijgen, maar: ‘Ik antwoord niet. Alles is doorgesproken, ik heb een goed team.’
Wat is uw sterke kant? ‘Ik kan snel schakelen en ben goed in dingen achter me laten. Dat helpt bij zeilen, denk ik. Je moet geen tobber zijn en constant beren op de weg zien. Maar ik ben ook gefocust. Vanochtend heb ik bijvoorbeeld een “security check” gehad op de boot en toen bleken er toch gewoon dingen te zijn die niet kloppen terwijl mijn jongens dat hoegenaamd wel hadden gecheckt. Dan word ik even net zo rood als mijn haar vroeger was en dan gaan ze ineens heel hard lopen. Ja, ik zit straks honderd dagen alleen op zee en als zo’n klojo twee watertankjes niet vastzet met een touwtje ben ik de Sjaak.’
Gaat u het redden? ‘Ik ben de op een na oudste van de dertig deelnemers en vaar tegen jongens van 35 die het hele jaar niets anders doen. Die hebben nog nooit een bureau gezien en hebben hun ervaring en leeftijd mee. Ze hebben teams van twintig man en sponsors, ik heb vijf mensen en financier alles zelf. We zullen het zien.’
Victor Muller zegt dat als u het nu niet haalt, u nog een keer gaat. ‘Nee, dit is mijn laatste kans. Over vier jaar ben ik te oud.’
Wat krijgt u als u het haalt? Een medaille? ‘Geen idee, nooit over nagedacht. Waarschijnlijk meer interviews, aargghrr…’
Honderd dagen alleen op de wereld. Een Rémi. Gaat u dat gemakkelijk af? ‘Ik ben nooit eerder zo lang weg geweest, maar ik kan goed alleen zijn. Thuis hoef ik ook niet elk weekeinde mensen te zien. Als ik straks op zee ben, stuur ik elke dag een mailtje aan de teamleider en mijn vrouw. Niet meer dan twee regels hoor. “Schipper oké, ben daar en daar.” Om de paar dagen maak ik een langer verhaaltje en eens in de tien dagen bel ik, maar het geluid is vaak erbarmelijk. Dan zitten we alleen maar naar elkaar te schreeuwen, dat geeft veel ergernis. Nog erger is het als ik bel en er is niemand thuis. Enorm frustrerend.’
Praat u tegen uzelf? ‘Ik vloek vooral. Dat begint met “Lul!” en “Eikel!”, en dan ga ik voluit. Ik kan enorm kwaad worden op anderen, maar ook op mezelf. Het is net als humor. Als je om je eigen gekke dingen kunt lachen, mag je ook om anderen lachen. En als de boot keihard gaat, gil ik. Niet van angst, maar uit enthousiasme.’
Wat doet u met kerst? ‘Hopelijk wat lekkerder eten dan die astronautentroep van alledag. Ik neem denk ik een blik Franse eend mee met aardappelpuree en zuurkool. En dan zing ik kerstliedjes.’
Hoe lang is uw baard bij terugkomst? ‘Ik hoop net zo lang als die van kabouter Plop.’
Weer die guitige blik, vol zelfvertrouwen. ❏