Dit is het vijfde deel in een serie over verlies.
p vrijdag zei een collega: “Klopt het dat jij hebt gesjoemeld met deze cijfers?” Dinsdag werd ik op staande voet ontslagen. Het weekend ertussen heb ik het mijn vrouw verteld. Eerst geloofde ze het niet, daarna werd ze natuurlijk boos. Waarom, vroeg ze. En: waarom heb je het me niet verteld? Gelukkig zei ze al vrij snel: ik blijf bij je, ik ken jou, je bent meer dan dit, meer dan je werk, meer dan je fraude. Ze is mijn houvast. Heel bijzonder dat de liefde van mijn leven op dat cruciale moment, terwijl ik zo’n zak was geweest, liet blijken dat ik ook háár grote liefde ben.’
‘Het was een bevrijding dat het uitkwam. Ik ben nu een vrij man, bevrijd van mijn geheimen. Maar de keerzijde is bitter. Het is heel naar om jarenlang door heel veel mensen te worden uitgekotst, en van alles te proberen wat nergens toe leidt.’
‘Terugkijkend ben ik mezelf al jaren eerder verloren. Ik leed aan een soort nihilistisch levensgevoel. Ik had steeds meer prikkels nodig om iets te voelen en die zocht ik in mijn werk. Het begon met de onderzoeksresultaten wat naar het licht draaien, zodat ze beter zichtbaar werden. Drie onderzoeken komen mooi uit en in een vierde zitten vragen die niet de gewenste uitkomst geven. Dat waren ook domme vragen, denk je dan. Dus rapporteer je die niet. In dat verfraaien van de werkelijkheid ging ik steeds een stapje verder. Mijn valkuil was dat ik er slecht tegen kon als onderzoeksresultaten niet klopten met mijn ideeën. Ik kan slecht tegen chaos en slecht tegen verliezen. Ik leefde het liefst in een wereld waar alles klopt en mooi gerangschikt is. Maar die wereld bestaat niet.’
‘Natuurlijk kwam er een moment dat ik me realiseerde dat ik te ver was gegaan. Het is net als met vreemdgaan, denk ik, dan denken mensen waarschijnlijk ook op een zeker moment: wat ben ik aan het doen? Ik voelde me vies als ik data had veranderd of verzonnen, dan ging ik douchen. Dus ik wist dat ik fout bezig was, maar tegelijk verdrong ik dat door heel hard te werken en te compenseren. Ik was een leuke vader, een betrokken bestuurder, een geweldige onderwijzer. En ik fraudeerde natuurlijk niet dag en nacht. Misschien eens in de drie maanden een halfuur en dan was het weer klaar.’
‘Ik ben ingestort nadat het uitgekomen was. Piekerde me suf, kon niet slapen, kwam mijn bed niet meer uit. Ik walgde van mezelf en wilde dood. Ik dacht: iedereen is beter af zonder mij. Zoveel mensen die ik pijn had gedaan, mijn gezin, promovendi, studenten, collega’s, dan moet je toch weg? Na het schuldgevoel kwamen de eenzaamheid en vermoeidheid. Ik wil niet meer, ik kan niet meer. Uiteindelijk ben ik chemisch lamgelegd met antidepressiva en slaapmiddelen, anders kwam ik niet tot herstel. Aanvankelijk trof ik hulpverleners die heel oordelend waren. Tot ik bij de psychotherapeut kwam die me heeft geholpen. In de eerste sessie zei hij: “Vertel eens wat je emotioneert?” Boem. Ik schiet weer vol als ik eraan denk. Hij prikte zo door alle buitenkant heen.’
Misschien heeft hij gedacht: Diederik moet contact maken. Als je depressief bent en uit dit leven wil, is dat wat helpt. Gevoel en contact. In die tijd raakte ik gegrepen door het werk van Albert Camus en de mythe van Sisyphus. Sisyphus moet een steen de berg op rollen en telkens als hij bijna boven is, rolt de steen weer naar beneden. Dat is het menselijk lot, zegt Camus. Sisyphus ontroerde me omdat hij volhield ondanks alles. Ontroering is een emotie van verbondenheid. Camus leerde me me weer verbonden te voelen met de mensen om me heen. En hij leerde me dat verbinding verantwoordelijkheid met zich meebrengt: als anderen pijn hebben, is het wel de bedoeling dat ik er voor hen ben. Ik voelde me verbonden en verantwoordelijk, daardoor ben ik er nog. En ik blijf nog even.’
‘Aanvankelijk vond ik alle toorn wel terecht, maar na vijf jaar is het misschien wel wat veel. Mensen zoeken graag een simpele verklaring, bijvoorbeeld: Diederik is narcistisch, ziek en gevaarlijk en daarom heeft hij het gedaan. Maar natuurlijk is de werkelijkheid altijd ingewikkelder. In september ben ik gaan werken aan de hogeschool voor toerisme in Breda. Na bezwaren van personeel en de medezeggenschapsraad werd die aanstelling teruggedraaid. Dat was echt een stomp in mijn gezicht. Het wrange was dat de mensen die tegen mijn aanstelling ageerden, weigerden met mij in gesprek te gaan. Dat vonden ze niet nodig. Dat vind ik pijnlijk en tekenend. Ik ben geen mens, ik ben een symbool.’
‘Mensen zeggen soms: “Diederik, ga schapen hoeden in Frankrijk.” Maar ik wil van waarde zijn, niet iets doen wat eigenlijk een straf is, ver weg van alles en iedereen. Niemand hoeft naar me te luisteren of mijn boeken te lezen, maar ik wil leven. In de marge? Graag! Ik hoop dat er in onze maatschappij ruimte is voor verzoening. Gelukkig krijg ik nu een kans bij verslavingskliniek Rodersana.’
‘Een paar maanden na mijn ontslag zei mijn vrouw: “Ik ben blij dat ik je terug heb. Op deze man ben ik verliefd geworden. Niet op de man in pak die overal een antwoord op had, maar op de jongen in spijkerbroek met eindeloos veel vragen.” Ook zij had het gevoel gehad dat er iemand was verdwenen. Nu schrijf ik boeken, ik ga naar musea. Ik ben blind geweest voor de rijkdom in mijn leven. Toch lukt het me niet deze episode als iets positiefs te zien. Er staat een litteken op mijn voorhoofd. Er is pijn en er zijn veel zorgen. Daar zal ik mee moeten leven en de maatschappij zal het op de een of andere manier met mij moeten doen. Ik ben er. Helaas misschien, maar ik heb besloten niet te verdwijnen.’
Dit is het vijfde deel in een serie over verlies.
Ook in de serie verlies:
Advocaat Hans Anker: ‘Ik was volledig afhankelijk’
Verlies: in een klap bedrijf en vrienden kwijt
Verlies: ‘Er ontstonden herinneringen zonder Eugène’
Verlies: ‘Als ik meiden van haar leeftijd zie denk ik wel eens: zo had ze kunnen zijn'