‘Onlangs was het weer dé week. Floris overleed op 17 oktober 2002, vijf dagen later zou hij twintig jaar zijn geworden. Hij zou nu 34 zijn. Ik heb een uitgebreid bezoek gebracht aan het graf, dat vind ik heerlijk. Viooltjes planten, kaarsen aansteken. Ondertussen fantaseer ik wat er van hem zou zijn geworden. Floris was stoer, hij wilde marinier worden. Ilse, zijn vriendinnetje van toen, stuurde me nog een oude foto. Een vrolijk plaatje, zij in een roze truitje. Maar zijn linkeroog hangt een beetje, dus hij was al ziek.’
‘Pas na de geboorte van Jan Hein en Floris ben ik carrière gaan maken. Mijn man, Gerard, en ik kochten een drukkerij. Ik ging in de verkoop en daar was ik goed in. Jaren later zei Gerard: ik wil wel meer kinderen. Ik zei: op één voorwaarde, ik wil fulltime blijven werken. Toen kwamen Geraldine en Michiel. Een tweede leg van dezelfde man, wat een feest.’
‘Michiel was nog geen jaar, toen we een van de grootste huizen in het Gooi kochten, en kort daarop een tweede drukkerij, die ik ging runnen. Het was fantastisch, maar ook veel georganiseer met peuters en pubers en dat enorme huis. Een langzame uitputtingsslag. Toen we in Duitsland nóg een bedrijf overgenomen hadden, was Gerard weinig meer thuis. In die periode heb ik avonden lang met Floris gepraat. Achteraf een groot geschenk.’
‘In het voorjaar van 2001 ging Gerard skiën met de grote jongens. Toen Floris thuiskwam, zei hij: “Het lijkt of mijn linkerbeen het niet meer goed doet.” Daarna ging het van kwaad tot erger. Op een zaterdagochtend had hij vreselijke hoofdpijn, hij schreeuwde het uit. Ergens wist ik toen dat het echt mis was. Na wat pijnstilling bracht ik hem naar zijn bijbaantje. Ik weet nog bij welk stoplicht ik vroeg: “Denk je dat je een hersentumor hebt?” “Welnee mam”, zei hij.’
‘De maandag erna ging Gerard met hem naar de neuroloog, de derde inmiddels. Floris belde: “Mama, ik heb een hersentumor.” Toen zei ik nog: “Flauw Floris, hier moet je geen geintjes over maken.” Maar het was echt zo.’
‘Het was eind mei, stralend weer. Die week heeft hij nog geprobeerd eindexamen te doen. Op vrijdag is hij geopereerd, urenlang. Na afloop zei de chirurg dat ze 90 procent hadden kunnen weghalen. Een week later hadden we een afspraak met de oncoloog, die vertelde dat het een heel agressieve kanker was. Ik zie Floris nog zitten in de spreekkamer, met al die hechtingen en zijn pet op. De dokter zei tegen hem: “Floris, dit is het, je wordt niet meer beter.” Floris stond op, gaf de dokter een hand en zei: “Dank, dokter, dat u zo eerlijk tegen me bent.” Ik krijg weer kippenvel als ik het vertel. Zo karaktervol.’
‘Floris nam afstand van me, ging reizen. Hij zei: “Mama, op deze leeftijd heb je je ouders niet nodig om te praten, daar heb je vrienden voor.” Ik vond het vreselijk, maar ook wijs. Vlak voor het einde kwam hij thuis. Dat was een soort omgekeerde kraamtijd. Je ziet mij op foto’s alleen maar lachen, ik was zo gelukkig dat hij bij me was. Ik heb hem gevoed en verschoond, en vastgehouden toen hij stierf. Het voelde rijk. De tumor deed hem langzaam wegzakken, praten lukte nauwelijks nog. Af en toe schold hij zomaar: “Kutwijf”. Maar hij wist dat ik mama was. “Ik hou van je”, is het laatste wat hij bewust tegen me zei.’
‘Het echte verdriet kwam pas later, toen er nog meer verlies achteraan kwam. Ons huwelijk was onhoudbaar geworden, ik moest verhuizen, rondkomen met twee kleintjes van acht en tien. In die tijd begon ik met drinken.’
‘Ik had een bankje bij het graf gezet en daar zat ik met een vriendin en een fles wijn. Of het nou sneeuwde of regende. Zoveel herinneringen. Toen het een jaar geleden was dat hij thuiskwam, voelde alles ernaar, de herfstluchten, de vallende bladeren. Ik verbond alles met Floris en zag in alles een excuus om te drinken. En ik voelde me schuldig. Wat had ik allemaal van Floris gemist doordat ik zo hard werkte?’
‘Mensen om me heen gunden me mijn verdriet en de troost, dat heeft me uiteindelijk opgebroken. Zelfs de psycholoog die ik bezocht zei: “Een fles per dag? Dat vind ik niet gek in jouw omstandigheden.” Uiteindelijk heb ik me laten opnemen in een kliniek. In de derde week kwamen mijn hersenen langzaam uit de marinade, en kwam mijn gevoel terug. Opeens realiseerde ik me: Jezusmina, Floris is doodgegaan door domme pech en ik ben mezelf aan het dooddrinken. Hij had geen keuze, ik wel. Ik heb alles binnen handbereik om iets van mijn leven te maken. Toen pas kon ik huilen.’
‘In de kliniek heb ik geleerd te accepteren dat dit op mijn pad is gekomen. Als verslaafde zit je vast in een patroon van zelfmedelijden en egoïsme, ik moest de regie hernemen. Ik probeer blij te zijn met kleine dingen. Ik maak iedere avond een dankbaarheidslijstje en wissel dat uit met een vriendin. Soms zijn het grote dingen, vaker kleine. Het leven wordt mooier als je bewust omgaat met wat er gebeurt. Zelfs van negatieve gebeurtenissen probeer ik het positieve randje te zien. Floris’ leven heeft zin gehad, al duurde het te kort.’
‘Soms overvalt het verdriet me weer even. Bijvoorbeeld als ik foto’s zie of muziek hoor uit die tijd, “Feel” van Robbie Williams of “Ren Lenny ren” van Acda en De Munnik. Ik merk dat ik in de loop der jaren minder boos word, berustender. Het verdriet is veranderd van missen naar iets wensen wat er nooit zal zijn. Af en toe trek ik het litteken nog even open, met mijn gedachten. Maar vaker zalf ik het, zodat het een mooi litteken wordt.’
Ook in de serie verlies:
Advocaat Hans Anker: ‘Ik was volledig afhankelijk’
Verlies: in een klap bedrijf en vrienden kwijt
Verlies: ‘Er ontstonden herinneringen zonder Eugène’
Verlies: ‘Als ik meiden van haar leeftijd zie denk ik wel eens: zo had ze kunnen zijn'
Verlies: 'Ik wil van waarde zijn'
Verlies: Almar Holtz (2theloo) verloor zijn beste vriend en compagnon
