Het is weer tijd voor het ‘Weihnachtsoratorium’, het meesterwerk dat Johann Sebastian Bach schreef voor de periode van Kerstmis tot en met Driekoningen. Het is een werk zwaar van religieuze en muzikale betekenis. Daarom een korte inleiding met handreikingen van experts voor beginnende en ervaren luisteraars.
Jauchzet, frolocket, pam-pam-pam-pam-pam-pam-pam, auf, preiset die Tage!’ Bachs Weihnachsoratorium begint glorieus: ‘Juicht, jubelt, kom, prijst de dagen!’ Trompetten schallen, pauken slaan, het koor zingt, en met reden: de geboorte van Jezus wordt gevierd. De barokke vrolijkheid spat eraf.
Die blijdschap is dan misschien de overheersende, maar zeker niet de enige emotie in het Weihnachtsoratorium. Zo klinkt in het tweede deel de aria ‘Schlafe mein Liebster’, een wiegelied van Maria voor haar kind. De aria ademt intieme moederliefde. In het openingskoor van deel vier, ‘Fallt mit Danken, fallt mit Loben’, weerklinkt grote dankbaarheid voor de komst van Jezus, de Verlosser: ‘Buig met dank, buig met lof voor de genadetroon van de allerhoogste.’ En in de puntige aria ‘Nur ein Wink von seinen Händen’ is spot het overheersende gevoel: de trots van koning Herodes, die in het kindeke Jezus een bedreiging zag van zijn macht, wordt op de hak genomen: ‘Slechts een beweging van zijn handen stort de macht van machteloze mensen neer.’
Zes delen beslaat het Weihnachtsoratorium, allemaal geschreven voor één specifieke dag in de periode van Kerstmis tot en met Driekoningen (zie ook ‘De zes delen’). Het is muziek met een zware religieuze lading, maar dat mag beslist geen beletsel zijn voor mensen die niet geloven, vindt Marcel Mandos, artistiek leider van het Noord Nederlands Orkest. ‘Deze muziek is geloofoverschrijdend’, zegt hij. ‘Velen zullen erheen gaan vanuit een religieus gevoel, voor anderen is het een plaatsvervangende kerkgang, voor weer anderen een spirituele ervaring van ultieme schoonheid. Ook voor mensen zonder enige religieuze achtergrond is dit een meesterwerk.’ Zelfs achtergrondkennis vindt hij niet per se noodzakelijk: ‘Muziek moet je over je heen laten komen. Soms werkt het zelfs averechts als je iets van het werk weet. Deze muziek is zo vreugdevol en levendig dat je haar gewoon moet ervaren.’
Alhoewel het oratorium geschreven is om op verschillende dagen uitgevoerd te worden, moeten we het volgens Mandos toch als een eenheid zien. ‘Bach zelf geeft in het handschrift duidelijk aan dat hij het als een oratorium, een omvangrijk vocaal werk, beschouwt. Dit blijkt ook uit de structuur, waarin de toonsoorten een grote eenheid vormen.’ Ook bariton Jasper Schwep- pe, artistiek coördinator van het Nederlands Kamerkoor, beschouwt het werk als een eenheid. Hij soleerde dit jaar in het Weihnachtsoratorium met het Nederlands Kamerkoor en het Belgische barokensemble B’Rock. ‘Vaak wordt er een keuze uit de zes delen gemaakt, zoals dit jaar in onze uitvoeringen met het Koninklijk Concertgebouworkest. Toen deden we alleen cantate 4, 5 en 6. Bij de eigen Nederlands Kamerkoor-uitvoeringen deden we wel alle zes de cantates.’
Hoe maken beginnende luisteraars een keuze uit de mer à boire aan uitvoeringen? Hoe weten ze of een uitvoering ‘goed’ is? Schweppe geeft de voorkeur aan zogeheten authentieke uitvoeringen: ‘Zelf hou ik ervan muziek zo oorspronkelijk mogelijk uit te voeren. Dat wil zeggen op instrumenten die in de tijd van de componist werden gebruikt.’ Ook Mandos is een pleitbezorger van de authentieke aanpak. ‘In de jaren zeventig hebben bekende dirigenten als Nicolaus Harnoncourt, Frans Brüggen en Gustav Leonardt historisch onderzoek gedaan naar Bachs muziek in zijn tijd. Dat heeft de ideeën over de wijze waarop je die muziek moet uitvoeren ernstig veranderd.’ Als dirigent, orkest en zanger sta je in dienst van de componist, de muziek en de tijd, vindt Mandos. ‘Zo waren de orkesten in de tijd van Bach veel kleiner. Sterker nog, orkesten bestonden eigenlijk niet, de muziek werd vertolkt door ensembles. Dus het Weihnachtsoratorium spelen met een groot orkest is een artistieke leugen.’ Voor Mandos is een historische benadering dus een must. ‘Prachtige opnamen zijn die van het Combattimento Consort Amsterdam onder leiding van Jan Willem de Vriend en die van de English Baroque Soloists onder leiding van John Eliot Gardiner.’
Voor wie dieper in dit meesterwerk wil duiken, is er het luisterboek dat de Nederlandse Bach-kenner Govert Jan Bach (inderdaad, verre familie) maakte over het Weihnachtsoratorium en Bachs Magnificat. De prettige, rustige stem van Bach geeft luisteraars aan de hand van geluidsfragmenten een cursus Weihnachtsoratorium. Hij laat stukjes muziek horen van tijdgenoten en fragmenten uit eerder werk van Bach – het Weihnachtsoratorium is een van zijn late werken. Daarbij vertelt hij hoe we Bach moeten zien in zijn tijd, wat de invloed van bijvoorbeeld Luther was op Bach, hoe mensen in Bachs tijd het geloof beleefden en wat Kerstmis toen eigenlijk betekende. Ook wijst hij de luisteraars op verschillende uitvoeringen – Govert Jan Bach houdt van dirigenten Ton Koopman en René Jacobs – en op aspecten van de muziek: hoe de verschillende instrumenten een bepaald patroon herhalen en hoe de muziek bij Bach vaak een beweging uitdrukt. Zo herkent Govert Jan Bach in de cadans van ‘Ehre sei dir Gott’, het openingskoor van deel 5, het lopen van de drie wijzen naar Bethlehem: ‘Het is de gang van mensen die het licht hebben gezien, houd ze maar eens tegen.’ Wie ooit een goede geschiedenisleraar gehad heeft, herkent meteen de rasverteller die Bach is. Het luisterboek is fijne kost voor thuis – het is verkrijgbaar als geïllustreerd boek met cd’s. De mp3-versie leent zich ook goed voor een lange trein-, auto- of vliegreis.
Govert Jan Bach benadrukt in dit luisterboek – hij schreef er nog twee, over de JohannesPassion en de Matthäus Passion – de hoge kwaliteit van Johann Sebastian Bachs hele oeuvre. Het Weihnachtsoratorium mag dan bekendstaan als een van Bachs meesterwerken, veelschrijver Bach heeft volgens zijn verre nazaat niet echt minder werk. Ook binnen het Weihnachtsoratorium vindt Marcel Mandos het lastig een favoriet koordeel of bijvoorbeeld een lievelingsaria aan te wijzen: ‘Het hele werk is zo geniaal gecomponeerd dat er geen enkel matig deel in zit. Het is een van de grote werken uit de westerse muziekgeschiedenis. Dus ieder deel vormt een eenheid, met buitengewoon mooie instrumentaties, door de keuze van hobo’s, fluiten, trompetten, hoorns en pauken. In iedere cantate ademt een compleet andere sfeer.’
Als hij dan per se moet kiezen noemt hij de tenor-aria ‘Nun mögt ihr stolzen Feinde schrecken’: ‘Hier komen vreugde en verdriet in één aria samen. Een aria met vraagtekens en smachtende, vragende hobo d’amores.’ Schweppe heeft wél een favoriete aria: ‘Mijn lievelingsstuk is ook meteen het huzarenstuk voor de bassolist: de aria “Erleucht auch meine finstre Sinnen”. Deze aria is eenvoudig van opbouw en wordt alleen begeleid door continuo – vaak alleen orgel – en hobo, maar het is werkelijk een van de uitdagendste aria's om te zingen. Als je je techniek als zanger niet op orde hebt, gaat het helemaal mis. Ik moet me altijd even schrap zetten als ik die aria ga zingen.’
Wat zou Johann Sebastian Bach er eigenlijk van vinden dat zijn muziek nog altijd wordt uitgevoerd voor volle concertzalen? Schweppe denkt dat Bach ‘behoorlijk in zijn nopjes zou zijn’. ‘Ook zou hij, denk ik, graag de merknaam Bach hebben geregistreerd. Als je ziet hoeveel geld er omgaat in de concerten met muziek van Bach...’ Mandos kan Bach niet los zien van zijn tijd: ‘In de tijd van Bach bestond de term kunstenaar niet echt. De kunstenaar is een schepping uit de romantiek. In Bachs tijd draaide alles om het kunstwerk en niet om de maker.’ Bach schreef muziek vanuit een diep religieus gevoel en werkte in opdracht van de geestelijkheid. Mandos: ‘Hij had gewoon een baan als cantor – voorzanger in een kerk –, had een gezin en leerlingen. Hij was dus niet, zoals de romantische componist van pakweg een eeuw later, bezig zijn eigen lief en leed te exploiteren en te etaleren aan het publiek. Ik denk niet dat hij ooit zal hebben nagedacht over de vraag hoe er met zijn muziek zou worden omgegaan na zijn dood.’
Het Nederlands Kamerkoor voert het ‘Weihnachts-oratorium’ elk jaar integraal uit, onder meer in de Grote Kerk in Naarden, de Pieterskerk in Leiden en de Grote of Sint-Gudulakerk in Lochem.