Helen Verhoeven schilderde de Hoge Raad midden in de maatschappij. Het werkt hangt nu in Den Haag.
Door Sietske Roorda
Achter een tafel zit een grote groep raadsheren, vóór hen is een woelige menigte te zien, en aan de muren hangen talloze schilderijen. Dit immense schilderij van Helen Verhoeven hangt in de ontvangstruimte van de nieuwbouw van de Hoge Raad in Den Haag.
Schilderijen zijn geen nieuw fenomeen in rechtbanken. Sinds de late middeleeuwen wordt kunst gebruikt om de rechterlijke macht te legitimeren, vóór de Franse Revolutie was het geloof daarin leidend, sinds de Franse Revolutie hanteert men rationele argumenten. Zo straalt de architectuur van de nieuwbouw rust en neutraliteit uit, om de objectiviteit van de Hoge Raad te onderstrepen.
Het schilderij van Verhoeven doet precies het omgekeerde. Ze positioneert het rechtscollege midden in de hectische hedendaagse samenleving. Een jaar lang werkte ze aan het doek van 6,5 bij 4 meter. Ze was vrij in haar onderwerpkeuze. ‘Het enige wat de Hoge Raad er echt op wilde hebben waren de 17de-eeuwse rechtsgeleerde Hugo de Groot ➊ en de geblinddoekte Vrouwe Justitia ➋ met het zwaard en de weegschaal’, vertelt Verhoeven. ‘Ik vind het bijzonder dat de Hoge Raad heeft gekozen voor een ingewikkeld schilderij. Dat was een duidelijk statement. De wet is ook complex, zeiden ze tegen mij.’
Vicepresident van de Hoge Raad Jacques Overgaauw, die als bouwcommissaris betrokken was bij de opdracht, legt uit: ‘Het moest een schilderij worden dat uitdaagt, en tegelijkertijd verbindt. Het motto van de Hoge Raad is “Ubi iudicia deficiunt incipit bellum” (waar rechterlijke beslissingen tekortschieten, begint de oorlog). Dat zie je bijvoorbeeld terug in het schilderij dat refereert aan de moord op de gebroeders De Witt ➌.’
Het hoofdthema van het schilderij is het verschil tussen goed en kwaad, en hoe troebel dat verschil soms is. ‘Niet iedereen die aan de muur hangt, is een held. Er zitten verschillende dubieuze figuren tussen’, zegt Verhoeven. Een van hen is de overleden Duitse terrorist Ulrike Meinhof ➍, afgebeeld als citaat van een portret dat Marlene Dumas in 2004 van haar maakte.
Het schilderij barst van de citaten, zoals van Rembrandt ➎, Picasso’s Guernica ➏, het portret van Erasmus door Holbein ➐, en Napoleon door Jacques-Louis David ➑.
Vroegere presidenten en procureurs-generaal van de Hoge Raad zijn niet erg herkenbaar afgebeeld ➒, behalve een: Lodewijk Ernst Visser ➓, die aan het midden van de tafel zit. Het is een van Overgaauws favoriete delen van het schilderij. ‘Visser is in de Tweede Wereldoorlog door het naziregime afgezet, en daar hebben zijn collega’s toen helemaal niets tegen gedaan. Het is een schandvlek in de geschiedenis van de Hoge Raad.’ Dit portret moet dat onrecht onderstrepen.
Verhoevens werk gaat ook over de toekomst. ‘Er zijn nog steeds minder vrouwen dan mannen in de Hoge Raad, dus heb ik de vrouwen aan de zijkanten van de tafel geplaatst om daarop te wijzen. Ook staat er in de rechterhoek een vrouw met hoofddoek in een toga, in afwachting van het moment dat ook zij haar plaats zal innemen.’
De rust achter de tafel vormt een groot contrast met het publiek ervoor. Verhoeven: ‘Het is een maatschappij waarin niet iedereen aan elkaar gelijkstaat of geïntegreerd is. Er zijn ook maar weinig mensen in het schilderij die zich met elkaar bezighouden. Het geheel heeft iets eenzaams, ook al is het vol en druk.’
Verhoevens schilderij legitimeert de rechterlijke macht niet, en stelt de rechters ook geen voorbeeld. Overgaauw: ‘Verhoeven schildert de Hoge Raad niet af als een ivoren toren die ver boven de rechtzoekenden uitstijgt. De rechters staan bij haar midden in de maatschappij.’
