‘Ze had prachtige blauwe ogen, een groot hart en humor. Ze kon ook fel zijn, daar hou ik van. In discussies hield ze hoe dan ook vol dat ze gelijk had. Toch waren we heel harmonieus, we vulden elkaar aan. Zij was de extraverte, ik meer in mezelf gekeerd. Ze floreerde bij gezelligheid. We vierden alles wat er te vieren viel.’
‘Terugkijkend heb ik haar in drie etappes verloren. We wilden dolgraag kinderen, maar dat lukte niet. Na pogingen met temperatuurlijsten en seks op het juiste moment, begonnen we aan ivf. Met de inspanning van hormonen spuiten en follikels aanprikken, groeide de hoop. Maar elke keer was er de teleurstelling dat er niet eens een bevruchte eicel was om terug te plaatsen. Na een jaar of tien hebben we het afgesloten. Voor mij was dat makkelijker dan voor Marlène. Ik was bezig een bedrijf op te bouwen, had genoeg afleiding. Zij had gehoopt op een carrière als moeder.’
‘Ze besloot te stoppen met werken in het ziekenhuis. Zei: ik kan geen zieke mensen meer zien. Toen is ze in een modewinkel gaan werken, daar werd ze weer blij van. Ik denk dat ze de kinderloosheid uiteindelijk wel kon accepteren. Ik zag nog steeds de levenslustige vrouw op wie ik verliefd was geworden.’
‘Nog voor haar veertigste werd er borstkanker geconstateerd. Dat was een klap in haar gezicht. Geen kinderen maar wel borstkanker, dat vond ze zo oneerlijk. Na de eerste chemokuur liep ze nog fier rond met een pruik, maar ze werd langzaam bitter. Ze maakte ruzie om niks, en verweet vooral haar zussen dat ze er niet voor haar waren. Ik had natuurlijk ook verdriet en we konden goed samen huilen. Maar ik ben realistischer: je moet door, je moet het accepteren.’
‘Uiteindelijk genas ze, maar door alle behandelingen bleef ze chronisch vermoeid. Het was niet moeilijk om van haar te blijven houden, maar de onbevangenheid was weg. We hadden er ook weleens strijd over. Er zijn programma’s om van de vermoeidheid te herstellen door middel van fysiotherapie en gesprekken. Ze zei vaak: dat ga ik doen, maar ze begon nooit. Ik wilde graag dat ze ging. Ik wilde weer een sterke vrouw hebben en haar gelukkig zien.’
‘Ook met die vermoeidheid vond ons leven een ritme. In 2006 gingen we op vakantie naar Ameland. Marlène lag veel op bed, ik vermaakte me met golf. ’s Middags deden we samen iets leuks. Die vakantie besloot ik dat ik wilde stoppen met werken. Ik had het bedrijf vier jaar eerder al verkocht, maar was directeur gebleven. Ik wilde af van de stress en verantwoordelijkheid. Mijn artistieke kant ontplooien: schrijven, bronzen beelden maken. En de tijd hebben om met Marlène samen te zijn als zij daar energie voor had. Ze reageerde vrolijk sceptisch toen ik het haar vertelde. Zo van: eerst zien.’
‘1 november 2006 was een van de eerste dagen, zoals de toekomst me voor ogen stond. Ik had de garage opgeruimd, een wijnrek geplaatst. Nadat ik de hond had uitgelaten, vond ik Marlène op de keukenvloer. Buiten westen. Ik wist meteen dat het mis was. Op de intensive care, rond middernacht, was ze weer bij. Ze bleek een hersenbloeding te hebben gehad. Enkele dagen later trad een vaatspasme op, waardoor er blijvende schade ontstond aan haar frontale hersenkwab. Daar zitten je aansturing, je emoties, je wezen.’
‘Ze kwam in een verpleeghuis terecht, in een rolstoel. Ze kon nauwelijks meer bewegen en haar kortetermijngeheugen was weg, als bij een demente. We aten altijd samen op haar kamer, ik voerde haar. Soms zei ze iets, maar het werd nooit meer een gesprek. Ze vroeg ook nooit hoe het met mij ging en ik kwam er niet achter wat er nog in haar omging. Als ik weleens huilde, begon zij te lachen.’
‘In het begin was ik vreselijk kwaad. Het deed me zo’n verdriet haar zo hulpeloos te zien. Ik heb het uitgeschreeuwd, thuis op de badkamervloer op de grond geslagen. Ik voelde me weduwnaar. Ze leefde nog, maar ik had geen vrouw meer.’
‘Ze is één keer kwaad geworden, toen ik haar voor de derde keer vertelde dat ik verliefd was geworden op een gezamenlijke vriendin. “Grote klootzak”, zei ze. Ik dacht: wat ben ik een lul dat ik dit vertel. Ze zou het nooit gemerkt hebben. Besef van tijd had ze niet meer. Daarna heeft ze er nooit meer iets over gezegd. Ze reageerde ook niet anders op onze vriendin dan voorheen.’
‘Het was alsof ik Marlène in de steek liet, ik voelde me schuldig. Maar het was ook heerlijk om weer aangeraakt te worden. We besloten langzaam te kijken wat er van onze liefde zou komen. Ik heb meteen gezegd: ik laat me niet scheiden en ik blijf haar verzorgen. En dat heb ik tot het einde gedaan, al werd het minder doordat ik soms bij mijn vriendin was. In 2011 is Marlène overleden, haar organen hielden ermee op.’
‘Ik zoek het verdriet niet op, maar het is er snel. Als ik haar voor me zie in haar rolstoel, als ik denk aan hoe we waren, ooit. Marlène heeft zoveel pech gehad. Bij de begrafenis heb ik het beeld gebruikt van een volgevreten kat en een muis. Zij was de muis, de kat het leven. Ze kreeg een tik en als ze net weer opkrabbelde de volgende tik. Zonder doel, puur om het spel. De liefde voor mijn nieuwe vrouw heeft de pijn wel verzacht. Maar ik mis Marlène nog steeds.’
Ook in de serie verlies:
Advocaat Hans Anker: ‘Ik was volledig afhankelijk’
Verlies: in een klap bedrijf en vrienden kwijt
Verlies: ‘Er ontstonden herinneringen zonder Eugène’
Verlies: ‘Als ik meiden van haar leeftijd zie denk ik wel eens: zo had ze kunnen zijn'
Verlies: 'Ik wil van waarde zijn'
Verlies: Almar Holtz (2theloo) verloor zijn beste vriend en compagnon
Verlies: 'Zolang ik cello mocht spelen, was elk plekje oké'