Gedachten bij het hardlopen deel 3: 'The Road Not Taken'
Waaraan denk je als je rent? vroegen we FD Persoonlijk-medewerker Joost Galema, een fervent hardloper. Een antwoord in vijf afleveringen.
Waaraan denk je als je rent? vroegen we FD Persoonlijk-medewerker Joost Galema, een fervent hardloper. Een antwoord in vijf afleveringen.
Het gewelf van de bomenkathedraal heeft zich in anderhalve week gesloten. Hier en daar sluipt een eenzame zonnestraal door het dikke bladerdak, zoals door een klein gebrandschilderd raam in een kerk. Schemerachtig geborgen voelt de laan. Het jeugdige groen zoekt naar volwassenheid en verdieping in donkerder schakeringen. Verderop bloeit paars de rododendronvallei. Hoe vaak niet ren ik op dit pad? Al zestien jaar loop ik drie tot vier dezelfde ronden, variërend in lengte, elkaar overlappend.
Op zoek naar mooie plekken voor het beeld bij deze artikelen sloeg ik de laatste tijd wat andere paden in. Ik begon bos en hei grondiger te verkennen. Eenmaal op de bekende weg naar huis drong telkens het gedicht ‘The Road Not Taken’ van de Amerikaan Robert Frost zich aan me op. Het gelijkmatige ritme van het hardlopen brengt vaak flarden poëzie naar boven, alsof het geheugen deuren opent die in het dagelijks leven gesloten blijven.
Frost beschrijft een reiziger, die in een geel woud aankomt bij een splitsing. Hij probeert de paden – zover zijn blik reikt – af te kijken. Het liefst zou hij beide wegen bewandelen, maar hij weet dat ‘way leads on to way’: hij zal straks weer nieuwe keuzes moeten maken, dus het is twijfelachtig of hij hier ooit nog zal terugkomen. De paden verschillen op het oog niet van elkaar, tussen de gevallen bladeren zijn geen voetstappen te zien. Hij kiest ten slotte, zo blijkt pas jaren later, het minst bereisde pad. ‘And that has made all the difference’, besluit de dichter. Frost laat de lezer achter met de vraag of het de goede keuze was. Het gedicht heet niet voor niets ‘The Road Not Taken’. De titel gaat over de weg die de reiziger níét nam. Daaruit spreekt aarzeling.
Het leven als een ingewikkeld web van wegen is een eeuwenoude metafoor. Zo tekent de evangelist Matteus deze gelijkenis uit de mond van Jezus op, uit diens bergrede: ‘De brede weg, die velen volgen, en de ruime poort, waar velen door naar binnen gaan, leiden naar de ondergang. Nauw is de poort naar het leven, en smal de weg ernaartoe, en slechts weinigen weten die te vinden.’ Anderzijds leiden vele krappe en overwoekerde paden in de natuur niet naar paradijzen. Hoe vaak lopen ze niet dood in het struikgewas? Of zijn ze plekken van angst, eenzaamheid, dwaling en gevaar? En aan het einde van die ongebaande weg wacht niet noodzakelijkerwijs een beloning. ‘Op de top van de Mount Everest’, vertelde een klimmer me eens, ‘lag geen gouden medaille, maar voelde ik in de gierende wind slechts de angst om niet levend terug te keren.’
Als hardloper kies ik thuis doorgaans voor dezelfde paden. Onverwachte afslagen zouden me noodzaken de aandacht bij de weg zelf te houden, bij dat smalle lint. Ik zou me niet kunnen richten op mijn gedachten of het landschap waar het pad doorheen slingert. Ik wil elke dag graag als leerling opstaan. Op het eerste oog betekent dat het verzamelen van nieuwe kennis en inzichten. Tegenwoordig, op de digitale snelweg, is dat niet meer zo moeilijk: ongekende indrukken razen voorbij, afritten leiden naar nieuwe snelwegen, de informatiestroom vertraagt niet, komt nooit tot stilstand. Maar je kunt, ontdekte ik de afgelopen jaren, ook op een andere manier als leerling opstaan: door elke dag met nieuwe ogen naar hetzelfde landschap te kijken. Voor andere denkbeelden hoef je niet steeds onbetreden paden op te gaan. Hoe vaak legt een kleine verschuiving niet een groot inzicht bloot?
In mijn herinnering komt een bezoek aan Libelle-columnist Tineke Beishuizen naar boven. Het gesprek ging over haar favoriete klassieke muziek. Ze vertelde over het pianospel van haar moeder. Elke dag vertolkte die de Mondscheinsonate van Beethoven. En wanneer ze een foute noot aansloeg, begon ze opnieuw. ‘Dus hebben we haar nooit het stuk helemaal horen spelen’, lachte Beishuizen. ‘Want steeds ging er wel ergens iets mis.’
Het kiezen voor het minst bereisde pad wekt de suggestie van iets nieuws, doch dikwijls is het, denk ik, een terugkeer naar het begin van de weg waar je net vandaan kwam, maar die je niet als zodanig meer herkent. Uiteindelijk zul je ook op dit nieuwe pad weer op dezelfde splitsing uitkomen.
Gisteren liep ik onder de bomenkathedraal. Hij oogde en ademde anders dan de week ervoor. De oude wijsgeer Heraclitus schreef: ‘Geen man stapt twee keer in dezelfde rivier, want de rivier is nooit hetzelfde, en de man ook niet.’ Thuis hoorde ik op de radio een gesprek met bariton Robert Holl. Hij sprak over de schoonheid van het lied, dat mengsel van poëzie en muziek, en hoe je daarmee de natuur met nieuwe ogen kunt zien. Jaren geleden hoorde ik Holl in Winterreise van Franz Schubert, een cyclus van vierentwintig liederen over een jongeman die na een mislukte liefde door een besneeuwd landschap doolt. De componist gebruikte daarvoor gedichten van Wilhelm Müller. Het meeste indruk op mij maakt telkens weer het lied ‘Der Wegweiser’, de wegwijzer. De laatste twee zinnen gaan over het pad dat ook Frost beschrijft. Waar leidt het heen? Niemand kan het zeggen. ‘Eine Straße muß ich gehen, die noch keiner ging zurück’, besluit de verlaten minnaar. Een weg moet ik gaan, waarvan nog nooit iemand terugkeerde.
In de volgende aflevering schrijft Joost Galema over eenzaamheid.
Joost Galema schrijft als journalist al jaren over sport, literatuur, levensbeschouwing en klassieke muziek. In vijf afleveringen beschrijft hij waar hij aan denkt tijdens het hardlopen.
Lees meer in FD Persoonlijk, het weekendmagazine van Het Financieele Dagblad over mensen, lifestyle, kunst, cultuur, mode en reizen.