Wat wil je later worden, als je groot bent? Veel kinderen ambiëren een spannend beroep: brandweerman, dokter, politieman. En dan worden ze uiteindelijk registeraccountant of consultant. Deze mensen kozen voor het beroep uit hun jeugd, maar wel via een omweg.
Mariëlle van VulpenFotografie: Martin Dijkstra
'In de kranten zocht ik mee naar advertenties van de ontvoerders van Heineken'
‘Vanavond moet je naar Nova kijken, er komt een item over zijinstromers bij de recherche: een vriendin stuurde me een berichtje. Ik werkte bij de SDU als uitgever van juridische titels. Ik vond het een leuke baan, maar recherchewerk leek me nóg leuker. Ik had van kinds af aan een belachelijke interesse voor alles wat met de politie te maken had. Dat begon op mijn tiende, toen de ontvoering van Heineken in het nieuws was. Ik zocht mee in de kranten naar advertenties waarin de ontvoerders communiceerden met de familie. Bij de ontvoering van Gerrit Jan Heijn ging het net zo. Ik las ook alles over drugsbaron Pablo Escobar. Het ging me om de oplossing, hoe pakten de opsporingsautoriteiten dat aan? En wat bezielde die criminelen?’
Mariëlle van Vulpen (43)
Wilde als kind rechercheur worden. Na een carrière als fiscaal jurist bij Ernst & Young en als uitgever bij SDU, stroomde ze tien jaar geleden in bij de politie. Ze is nu hoofd van een rechercheafdeling van 240 man.
‘Toch koos ik niet voor de politieacademie. Die opleiding was in Apeldoorn, waar ik was opgegroeid, en ik wilde juist ergens anders heen. Mijn opleiding werd een studie fiscaal recht. Recht omdat dat toch raakte aan opsporing, en fiscaal omdat ik wiskunde op de middelbare school leuk vond. Eenmaal aan het werk viel het me tegen. Ik werkte voor particulieren en bedrijven. Van hun geld maakte ik nog meer geld; ik had daar geen goed gevoel bij. Dat goede gevoel ervaar ik als rechercheur wel, omdat ik iets kan betekenen voor slachtoffers en voor de veiligheid in de maatschappij. Mijn afdeling houdt zich bezig met georganiseerde criminaliteit, moord en doodslag, en terreur. We maken echt verschil als we kwaliteit afleveren. Als kind was het me om dit aspect niet te doen, het ging me om het oplossen van puzzels, maar nu is het maatschappelijk nut een belangrijke drijfveer.’
‘Het werk dat ik nu doe, voldoet inhoudelijk aan het beeld dat ik ervan had als kind. Ik weet zeker dat geen enkel werk inhoudelijk gaver is dan dit. Ik ga er helemaal in op. Waar ik eerder niet bij stilstond, is hoe zo’n grote overheidsorganisatie werkt. Het is bureaucratischer en trager dan ik had gedacht en gehoopt. Als kind denk je dat een zaak binnen een paar dagen is opgelost, op tv gebeurt dat zelfs binnen een uur. In de praktijk is dat natuurlijk niet zo. Ik heb veel aan mijn achtergrond in het bedrijfsleven, bijvoorbeeld bij het sturen op efficiency. Ik vind dat noodzakelijk en ben daarin best straight en kostenbewust. Ik vind dat je met de afdeling waar je werkt het best kunt omgaan alsof het je eigen bedrijf is.’
Gesloten cultuur
‘Op dit moment wordt er veel geschreven over de gesloten cultuur bij de politie. Ik herken wat ik lees, maar doordat ik hier werk kan ik die onderlinge loyaliteit ook verklaren. Politiemensen trekken vanaf jonge leeftijd op de academie met elkaar op, maken samen heftige dingen mee en moeten op straat op elkaar kunnen rekenen. Daardoor ontstaat een vorm van broederschap. De keerzijde is dat het lastiger wordt elkaar aan te spreken op gedrag en fouten. In het bedrijfsleven zijn de contacten tussen collega’s zakelijker. Toch heb ik als zijinstromer weinig weerstand ondervonden. Maar natuurlijk waren er wel opmerkingen als: wat heb jij nou meegemaakt, je komt van buiten, wat weet je ervan? En: zo doen we het al jaren.’
‘Na mijn rechercheopleiding ben ik twee jaar “blauw” geweest, zoals we dat noemen. Die jaren op straat hebben mij beter inzicht gegeven in het politiewerk. Wat ook helpt: mensen zien dat zijinstromers uit het bedrijfsleven het grote geld laten liggen en uit enthousiasme en betrokkenheid bij de politie gaan. Daarin vinden we elkaar.’
'De steun van mijn vriendin is bepalend voor het plan: zij is zes jaar lang kostwinner'
Robert van UnenFotografie: Martin Dijkstra
‘Als ik het over kon doen, welke keuzes zou ik dan maken? Die vraag stelde ik me toen ik op het punt stond hoofd van een afdeling research & development te worden. Geneeskunde sprak me als kind al aan. Mijn oom was chirurg, dat vond ik razend interessant. Ik ben eens met hem mee geweest naar het ziekenhuis. En tijdens het programma Chirurgenwerk zat ik altijd met mijn neus op de tv.’
Robert van Unen (44)
Werkte twaalf en een half jaar als techneut in het bedrijfsleven, toen hij alsnog geneeskunde ging studeren. Over anderhalf jaar is hij klaar met zijn huisartsenopleiding.
‘Toch was ik in mijn puberteit niet bezig met carrièreplanning. Ik zat op het gymnasium, maar ging naar de havo. Dat kwam beter uit, want ik honkbalde op nationaal niveau. Vrienden waren ook belangrijk, en sleutelen aan fietsen en brommers. Na de havo volgde de mts en daarna ging ik werken als gereedschapsmaker in een bedrijf voor kleinmetaal. Ik vond het leuk, maar na een aantal jaren wilde ik meer. Ik ontmoette mijn huidige vriendin en door het nadenken over onze gezamenlijke toekomst wilde ik weer studeren. Eerst een mts-opleiding meet- en regeltechniek en daarna technische bedrijfskunde op het hbo. Ik groeide verder en verder binnen het bedrijf, tot die gedachte zich aandiende: wat als ik het over kon doen?’
‘Mijn vriendin reageerde positief toen ik opperde medicijnen te gaan studeren. Haar steun is bepalend voor het slagen van het hele plan, omdat zij zes jaar lang kostwinner is, en zij tijdens mijn studie dus niet zelf zo’n stap kan zetten. Gelukkig kunnen onze woonlasten door één inkomen gedragen worden. Nu heb ik een normaal salaris, maar tijdens de opleiding voor basisarts moesten we veel bewuster omgaan met geld. We konden niet meer zomaar kleding kopen en uit eten gaan. Voor mij was dat geen offer, omdat ik zoveel voldoening haalde uit de opleiding. Gelukkig vond mijn vriendin het ook geen probleem.’
Eerste euthanasie
‘Op mijn 34ste ging ik de schoolbanken weer in. Kan ik nog wel leren, vroeg ik me af. En: is het leeftijdsverschil niet te groot? De opleiding ging me makkelijk af. Medestudenten waren 21, 22, maar net zo serieus als ik, waardoor ik nauwelijks leeftijdsverschil ervoer. Als onderdeel van mijn huisartsenopleiding werk ik nu bij de spoedeisende hulp. Eerder werkte ik in een verpleeghuis, waar ik voor het eerst een euthanasie uitvoerde. Het ging om een dame van tachtig die kanker had gehad en ook een hersenbloeding, waardoor ze niet meer kon praten, niet kon slikken en amper kon schrijven. Ze was mentaal wel nog helder. Via letterkaarten liet ze weten dat ze niet meer wilde. Een psycholoog stelde vast dat ze geen depressie had, en haar kinderen zeiden dat die wens bij haar paste. Ik groeide in haar wens mee naarmate ik haar beter leerde kennen. Toen ik die mevrouw vertelde dat ik haar ging helpen, veerde ze op. Nadat ik de euthanasie een paar weken later had uitgevoerd ging ik haar huis, sprak er met mijn vriendin over en ben iets leuks gaan doen. Ik ben die mevrouw dankbaar voor haar vertrouwen. Ik heb haar geholpen. Dat is wat je als huisarts wilt.’
‘Ik heb mijn roeping gevonden. Ik denk dat veel mensen zich afvragen wat ze zouden doen als ze weer 18 waren. Maar intussen hebben ze een bepaalde levensstandaard opgebouwd waar ze geen afstand van kunnen of willen doen. En misschien denken ze dat ze te oud zijn om opnieuw te beginnen. Ik redeneer zo: op mijn 46ste heb ik nog twintig jaar of meer om te werken. Dat is een lange tijd. Ik heb tijdens mijn zesjarige studie en driejarige specialisatie niks gemist, alleen maar gewonnen.’
'Ik kreeg geen laptop, leasebak en mobiel van de zaak, maar dat maakte me niet uit'
Erwin Zwart (28)Fotografie: Martin Dijkstra
‘Mijn vader is brandweerofficier. Hij begon bij de vrijwillige brandweer en maakte van zijn hobby zijn beroep. Als kind kreeg ik daar veel van mee. Ik kan me herinneren hoe hij vertelde over een incident waarbij een heftruckchauffeur bekneld was geraakt nadat een aantal stellingen was ingestort. Tegelijk was er brand uitgebroken in het gebouw. Het was spannend: zouden ze op tijd zijn? Ze hebben die man kunnen redden.’
Erwin Zwart (28)
Studeerde bestuurskunde en is nu brandweerofficier (in opleiding).
‘Op mijn achttiende ben ik ook begonnen bij de vrijwillige brandweer. Ik was van plan me aan te melden voor de brandweerofficiersstudie, maar die werd opgeheven omdat er te weinig vraag was naar jonge officieren. Ik baalde, maar maakte er geen drama van. Dan maar iets anders. Er zijn gelukkig massa’s dingen die ik interessant vind. Ik ben Integrale Veiligheidskunde op het hbo gaan studeren en daarna bestuurskunde aan de universiteit. Het bedrijfsleven sprak me aan, een loopbaan in de bankensector of als consultant, dat leek me wel wat.’
‘Na mijn studie kreeg ik een baan als consultant. Tijdens het sollicitatietraject kwam mijn vader ineens met een vacature op de proppen: voor de opleiding brandweerofficier. Die was weer gestart omdat er op termijn toch mensen nodig waren. De volgende dag was mijn brief op de post. Het was een zware selectie, van de 250 aanmeldingen bleven dertien mensen over. De dag dat ik hoorde dat ik daarbij zat, belde ik meteen mijn vader: mijn jongensdroom zou toch in vervulling gaan. Dat wilde zeggen: weer een opleiding. En geen laptop, leasebak en mobiel van de zaak. Het maakte me niet uit. Die extra’s zijn wat ze zijn: extra’s. Die baan in de consultancy liet ik zonder moeite schieten.’
‘Een aantal van mijn vrienden leidt nu het leven dat ik gehad zou hebben: ze werken bij grote consultancykantoren. Aan het einde van een werkweek komen we bij elkaar. Wat ze hebben meegemaakt? Ze doen analyses van bedrijven of sectoren. Ze komen op veel plekken, krijgen goede opleidingen aangeboden. Bij die grote organisaties is daar veel budget voor. Ik luister er geboeid naar hoor, ik ben nu eenmaal geïnteresseerd in organisaties en hoe mensen daarin functioneren. Maar als ik mijn vrienden over mijn week vertel, zeggen ze toch: wow, het is wel heel gaaf wat jij doet. Ik vertel ze over de brandtrainingen, over blustactieken en -technieken, over een buitenlandstage in Minsk. Of over een échte brand, in een winkelcentrum. Het vuur verspreidde zich heel snel, ook naar de appartementen. Een aantal gezinnen kon niet vluchten; ze stonden in de rook op de balkons. Collega’s op een hoogwerker hebben ze net op tijd kunnen redden. De brand was zo intens dat de onderkant van de hoogwerker beschadigd raakte.’
Brandweerhelm mee naar school
‘Ga doen wat je leuk vindt, zeiden mijn ouders vroeger tegen ons. Mijn broer is accountant geworden en mijn zus studeert geneeskunde. Ik nam destijds altijd de brandweerhelm van mijn vader mee naar school als ik moest vertellen wat ik later worden wilde. Ik vind het bijzonder dat die droom toch nog werkelijkheid wordt: na mijn opleiding ga ik aan de slag in de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.’
Lees meer in FD Persoonlijk, het weekendmagazine van Het Financieele Dagblad over mensen, lifestyle, kunst, cultuur, mode en reizen.