Ze kwamen naar Nederland om een opleiding te volgen. Maar eenmaal hier vonden de ontwerpers het Nederlandse designklimaat zo aantrekkelijk, dat ze bleven. Nu maken ze school met hun werk, mét Nederlandse invloeden.
Joel en Kate Booy: ‘Nederlanders zijn niet bang dingen te proberen of iets neer te zetten wat anders is’
Kate en Joel Booy in hun Rotterdamse kantoor.Fotografie: Anne Timmer
Eigenlijk, zo concluderen de Australiërs na jaren in Nederland, staat het Nederlands ontwerp haaks op de mentaliteit hier. Waar ‘we’ als volk vrij conservatief zijn, zijn we op het gebied van interieurontwerp juist avontuurlijk. Joel legt uit: ‘Nederlanders zijn niet bang dingen te proberen of iets neer te zetten wat gek of anders is. Functionaliteit staat voorop, maar het mag gewaagd, gedurfd, anders. Neem de Smoke Chair van Maarten Baas: die is functioneel én heeft een ontwerp dat je tussen je ogen raakt.’
Joel en Kate Booy
Studio Truly Truly
Australië
Joel en Kate (beiden 36) Booy van Studio Truly Truly waren beiden gevierde grafisch designers in hun geboorteland Australië toen Joel zich inschreef voor de Design Academy in Eindhoven. Hun werk werd door Hella Jongerius geselecteerd voor het TextielMuseum in Tilburg en vorig jaar ontwierpen ze een bank voor de Ikea PS-collectie.Joel en Kate (beiden 36) Booy van Studio Truly Truly waren beiden gevierde grafisch designers in hun geboorteland Australië toen Joel zich inschreef voor de Design Academy in Eindhoven. Hun werk werd door Hella Jongerius geselecteerd voor het TextielMuseum in Tilburg en vorig jaar ontwierpen ze een bank voor de Ikea PS-collectie.
In thuisland Australië is de toepasbaarheid ook belangrijk, aldus Kate, maar draait het meer om de afwerking. ‘Terwijl Nederlands design wegkomt met imperfectie: het gaat hier meer om het concept en het verhaal erachter.’ En dat staat in contrast met onze behoudende manier van leven, weet het duo na zeven jaar Nederland – eerst in Utrecht, daarna in Eindhoven en thans in Rotterdam. Joel: ‘Jullie steken keurig over en houden je aan de regels, maar wat ons wel opviel was dat in het straatbeeld de mannen wel voor kleur durfden te gaan. Op kledinggebied durven jullie ook wel.’ Kate voegt toe: ‘Dat is ook jullie ontwerpstijl: kiezen voor karakter. Dat heeft wellicht te maken met de open-minded cultuur.’
De bedenksels van Maarten Baas, maar ook van Hella Jongerius, maken duidelijk wat ze bedoelen: die zijn nieuw en anders. Niet om nieuw of anders te zijn, maar simpelweg omdat het kan: het wordt hier geaccepteerd. Kunst wordt in Nederland hogelijk gewaardeerd. ‘We ontmoeten hier zoveel geïnteresseerde mensen met kennis van zaken’, vertelt Joel. ‘Als ze horen wat we doen, willen ze gelijk helpen en er deel van uitmaken. Australiërs zijn ook geïnteresseerd, maar daar moet je je eerst bewijzen voordat iemand meewerkt.’
Vitrinekasten
In het eerste jaar pakte Joel iedere dag de trein van Utrecht (‘Een prachtige stad, maar zonder de creatieve vibe van Rotterdam’) naar Eindhoven. Direct aan het spoor zag hij huizen, de gordijnen wagenwijd open, de vensterbanken vol met spullen. ‘Dat zouden we in Australië nooit doen, ons huis als het ware tentoonstellen aan mensen in de trein. Het leken wel vitrinekasten. Nederlanders denken goed en economisch na over hun inrichting, en willen dan ook alles trots aan de buitenwereld tonen.’
Zonder op te scheppen natuurlijk, want daar is die contradictie weer: we blijven behoudend. Die combinatie maakt het voor het stel aantrekkelijk hier te blijven. De combinatie van alles mogen, interesse voor ontwerp en een conceptuele aanpak met de meer doordachte, Australische manier van ontwerpen is voor hen perfect. ‘Nederland is een echt “designers wonderland”.’
Bank die Truly Truly ontwierp voor de Ikea PS-collectie. Daarachter: lamp uit de Levity Light-serie.
Mayra Sérgio: ‘Het lijkt wel alsof Nederlanders licht belangrijker vinden dan privacy’
Sérgio aan het werk met de Earth Prints, een serie zeefdrukken van aarde verzameld op zeven plekken van de projecties van sterrengroep de Grote Beer.Fotografie: Anne Timmer.
Mayra Sérgio bejubelt onze innovatieve en experimentele manier van ontwerpen. Die wordt gevoed door de nieuwsgierigheid van de Nederlanders, vermoedt ze. ‘Mensen hier houden echt van design en zijn oprecht nieuwsgierig naar nieuwe dingen. Ik heb nog nergens anders ter wereld zo’n interesse gezien in wat er speelt. Daarom ook krijgt opkomend talent ook zo’n aandacht.’
Mayra Sérgio (33), Brazilië
De Braziliaanse Mayra Sérgio omschrijft haar werk als een persoonlijke en poëtische vertaling van de wereld van ontwerp en beeldende kunst. Het is nu te zien in galerie Lola Lik, van de Amsterdamse Bijlmerbajes.
Geef haar een aantal werken van vormgevers uit de hele wereld en de ontwerper, vier jaar geleden hiernaartoe gekomen voor een studie aan de Rietveld Academie, pikt het Nederlandse ontwerp eruit. ‘Het mooie aan Hollandse vormen is dat die niet per se esthetisch verantwoord zijn. Het gaat de designers meer om het proces, het experimenteren met materialen en het verhaal erachter. Ze zijn innovatief, waardoor het resultaat vaak tussen design en kunst in zit. Een designstuk is hier meer dan een item met een praktische functie, het gaat om het gevoel dat het oproept. Dat zie je bijvoorbeeld goed in het werk van Maarten Baas.’
Wat haar opvalt is hoe ‘wij’ omgaan met licht. In vers gebouwde complexen, maar ook bij renovaties van kantoren en huizen wordt gezocht naar de meest natuurlijke lichtinval. ‘Het lijkt wel alsof Nederlanders licht belangrijker vinden dan privacy.’ Over ramen gesproken: ‘Vreemd dat jullie vensters hebben die niet of niet helemaal open kunnen! Dat is in Brazilië ondenkbaar, hoe wil je zo aan frisse lucht komen? Aan de andere kant is hier genoeg koude lucht.’
Geen vastomlijnd plan
Sérgio maakte een serie zeefdrukken met specerijen, de Impossible Records.Fotografie: Anne Timmer.
In huis is onze manier van leven terug te zien. ‘Jullie houden van de kleine dingen in het leven en dus ook van een hoop kleine dingen in het interieur.’ Na al die jaren heeft ze door waar het om draait in haar nieuwe thuisland: balans. ‘Doe maar normaal hè? Dus een behoudend interieur, zonder veel felle kleuren, zoals in Brazilië heel gewoon is. Nederlanders kopen niet veel uitgesproken items, en bij hun keuze spelen financiële overwegingen een rol. Maar ze zijn wel trots op wat ze aanschaffen.’
Het leven in Nederland en de manier waarop hier met design en het ontwerpen ervan wordt omgegaan, hebben ook Sérgio’s manier van werken sterk beïnvloed. ‘Als ik hier één ding heb geleerd is het wel dit: hoe minder je het eindproduct voor je kunt zien, hoe beter. Het is oké geen vastomlijnd plan te hebben. En het is goed om ook het materiaal te laten werken: ik laat de ideeën tegenwoordig meer ontstaan door de mogelijkheden en de beperkingen van het materiaal.’
Ze zoekt een eigen stulpje, omdat ze heeft besloten voorgoed in Nederland te blijven. ‘Het huis van een buitenlandse ontwerper is belangrijk omdat het de enige plek is waar hij beide werelden kan combineren. Voorheen kocht ik spullen met het idee dat ik hier tijdelijk zou zijn, nu ga ik investeren.’ Op de verlanglijst staat een tropisch schilderij van de Braziliaanse kunstenaar Luíz Zerbini. ‘Hij weet de schoonheid van mijn thuisland mooi vast te leggen. Een huis zou een mooi rustpunt zijn in de chaos van Amsterdam.’
WooJai Lee: ‘Meestal ben ik in de studio. Het enige wat ik thuis doe is slapen en gamen’
Woojai Lee aan het werk in zijn studio in Eindhoven.Fotografie: Anne Timmer.
De Hollandse stijl laat zich niet gemakkelijk omschrijven. Dat durft WooJai Lee na zes jaar in Nederland wel te stellen. ‘Hij is niet eenduidig, zoals bijvoorbeeld het Japanse of Scandinavische design. Iedere Nederlandse ontwerper heeft zijn of haar unieke eigenschappen. Als ik de Nederlandse stijl met één woord zou moeten omschrijven: spontaan.’
WooJai Lee, Studio Woojai Nieuw-Zeeland/Korea
De Nieuw-Zeelandse/Koreaanse WooJai Lee (27) bewondert onze lef, die hem inspireerde zelf ook meer te experimenteren. Dat resulteerde in onder meer een van zijn bekendste werken: tafels met marmerlook, gemaakt van gerecyclede oude kranten.
Hij legt uit: ‘Nederlandse ontwerpers hebben een mentaliteit van durven en experimenteren. Dat gaf me na mijn studie aan de Design Academy Eindhoven het gevoel dat niets onmogelijk was. Door het open klimaat kreeg ik het vertrouwen en de kans me te ontwikkelen.’
Zonder bullshit
Ook hem valt op dat Nederlanders het belang van Nederlands design erkennen en waarderen. ‘Het is geweldig te zien hoeveel mensen die niet in de ontwerpwereld werken de tijd nemen zich te verdiepen in ontwerpers en hun werk. De Dutch Design Week is een goed voorbeeld. Er is heel veel ruimte voor aanstormend en beginnend talent.’ En passant merkt hij op: ‘Dit geldt natuurlijk niet voor iedereen, maar het valt me op dat sommige ontwerpers er niet uitzien als ontwerpers, die meestal in de juiste kleding lopen: hip, of wat zelfs nog hip moet worden. Ik voel me prettiger bij die andere groep, die zich presenteert in T-shirt en jeans. Daadkrachtig, klaar om zaken te doen en zonder bullshit.’
Minimeubels van papier, samples voor de meubels die Woojai Lee maakte van papier.Fotografie: Anne Timmer.
De bijkomende manier van werken past hem: met zijn Studio Woojai wil hij experimenteren. ‘In Nederland heb ik me door mijn ontwerpen leren uiten, terwijl ik elders een tijd bezig zou zijn geweest met uitzoeken wat de juiste manier van ontwerpen is. In Nederland leerde ik dat die tijd er niet is of er niet hoeft te zijn. Hier wordt innoveren juist aangemoedigd.’
Studio Job is een van zijn voorbeelden, net als Frederik Molenschot met zijn sculpturen en grote werken. ‘Job Smeets en Frederik Molenschot inspireerden me om me ook te verdiepen in sculpturen en gewoon te dóén. Ik hou ervan mijn handen vies te maken, de potentie van verschillende materialen te ontdekken en die te vertalen in meubels.’
Functioneel goedkoop
Een van de ‘doodles’, losse schetsjes, van WooJai Lee.
Zo maakte hij van gerecycled papier tafels met marmerlook. ‘We leven in een maatschappij waarin het meer en meer draait om uitgeven, terwijl we ons er minder om bekommeren wát we precies kopen. Daarom wilde ik graag met papier werken, iets wat we maar kort gebruiken en daarna achteloos weggooien.’
Als hij binnenkijkt in een Nederlands huis ziet hij dat design gewaardeerd wordt. ‘Jullie durven geld uit te geven aan designmeubels en objecten, zien het als een investering. Terwijl er elders, in mijn thuisland bijvoorbeeld, algauw wordt gekozen voor functioneel goedkoop, of voor de grotere ketens. Ik heb genoeg Nederlandse vrienden die een designstuk in huis hebben en daar het hele verhaal bij kunnen vertellen. Die mentaliteit houdt het ontwerpklimaat levendig.’
Zijn eigen huis is anders. ‘Meestal ben ik in de studio. Het enige wat ik thuis doe is slapen en gamen. Mijn huis is niet bijzonder, er moet nog veel gebeuren. Mijn studio is een constante puinhoop. Maar dat hoort bij mij, ik laat het gewoon gebeuren. Ik ben er mezelf, en dat is heel Nederlands.’
Lees meer in FD Persoonlijk, het weekendmagazine van Het Financieele Dagblad over mensen, lifestyle, kunst, cultuur, mode en reizen.