Wie: Thomas Rau Wat: architect Raakte: op zijn tiende ernstig verbrand Gelooft: dat het hele economische systeem anders moet Richtte: Madaster op, een databank van materialen in gebouwen
De mooiste plekken voor wandelingen vindt architect Thomas Rau begraafplaatsen. ‘Ik weet niet hoeveel kilometer ik heb afgelegd tussen al die grafstenen. Je wordt daar zo met de essentie geconfronteerd, de essentie dat alles eindig is.’ Dat alles tijdelijk is, is meteen het belangrijkste thema in het werk van Rau. De hoeder van materialen, wordt hij wel genoemd. Want ook onze grondstoffen en materialen zijn eindig, meent Rau. ‘Het zijn “limited edtions”. Daarom moeten ze voor altijd behouden blijven.’
Thomas Rau

Wat: architect Raakte: op zijn tiende ernstig verbrand
Gelooft: dat het hele economische systeem anders moet
Richtte: Madaster op, een databank van materialen in gebouwen
Om te voorkomen dat materialen massaal op afvalbergen en in verbrandingsovens terechtkomen, bedacht Rau met zijn vrouw, de bedrijfseconoom Sabine Oberhuber, het materialenpaspoort voor gebouwen. Daarin staat precies hoeveel van welk materiaal is gebruikt in een gebouw. ‘Afval is een grondstof die in de anonimiteit terechtgekomen is. Een identiteitsbewijs kan dit voorkomen.’
Het nieuwe hoofdkantoor van netwerkbedrijf Liander in Duiven, dat door RAU Architecten ontworpen werd, heeft zo’n paspoort. Het is volledig remontabel en wekt meer energie op dan het verbruikt. Bij het hoofdkantoor van Triodos Bank in Driebergen, dat op dit moment wordt gerealiseerd, gaat Rau een stap verder. In het paspoort van dat gebouw wordt ook bijgehouden hoe de waarde van de materialen zich door de tijd heen ontwikkelt. ‘Want als we een financiële waarde aan materialen toekennen en die monitoren, gaan ze ook niet verloren. Dat zou kapitaalvernietiging zijn.’
‘Dit systeem is niet de moeite waard om te behouden. Het ligt op de intensive care, onder een zuurstoftentje’
Om die reden lanceerde Rau deze week het Madaster, een soort Kadaster, maar dan voor materialen. Via het onlineplatform kan het materialenpaspoort van een gebouw worden gedownload. Nu zijn dat 2500 gebouwen in Nederland, eind 2017 waarschijnlijk al 10.000. Andere landen volgen snel.
Het mag duidelijk zijn: Rau, spierwit haar, expressief gezicht, Duitse tongval, is niet zomaar een architect. Hij is even gedreven als radicaal. Eind jaren tachtig kwam hij naar Nederland omdat hij tijdens zijn studie zag dat hier ‘de spraakmakendste architectuur’ vandaan kwam. Maar zijn ambitie reikt verder dan het ontwerpen van gebouwen, zelfs verder dan het ontwerpen van circulaire gebouwen. ‘Het grote misverstand is dat circulariteit het nieuw trucje is’, zegt Rau, met hoorbare irritatie in zijn stem. ‘Maar het is de allergrootste agenda die je kunt bedenken.’
‘Ik heb me op een gegeven moment gerealiseerd dat we de architectuur van het hele systeem moeten veranderen.’ Hij verheft zijn stem weer. ‘Want dit systeem is niet de moeite waard om te behouden. Het ligt op de intensive care, onder een zuurstoftentje.’

Net niet stukke gloeilampen
Wie met Rau spreekt, luisterend naar zijn meta-analyses en zinsneden als ‘Ik denk niet dat we menselijke wezens zijn op een spirituele reis, maar spirituele wezens op een menselijke reis’, heeft al snel het gevoel een filosoof tegenover zich te hebben in plaats van een architect. Maar op het moment dat je hem kwijt dreigt te raken, komt hij met verrassend concrete voorbeelden om zijn gedachtegang te verhelderen.
Dat ons huidige systeem volgens de architect niet werkt, illustreert hij aan de hand van een simpele gloeilamp. ‘Lange tijd maakten we producten om dingen efficiënter te kunnen doen. Vroeger moesten we bij kaarslicht en olielampjes werken, met alle gezondheidsproblemen van dien. Toen is de gloeilamp uitgevonden; in 1881 kwam die op de markt. Iedereen hartstikke blij. Het was de oplossing voor een probleem.’
Maar na twintig jaar branden die lampjes nog steeds. Sterker nog, een van de eerste gloeilampen is nooit opgehouden met branden. In 2001, bij de honderdjarige verjaardag van een gloeilampje dat brandt in de brandweerkazerne van het Amerikaanse Livermore, werd de lamp gefeliciteerd door de toenmalige president George Bush.
Terug naar begin vorige eeuw. Producenten van gloeilampjes beginnen zich zorgen te maken. Als ze zo doorgaan heeft iedere klant straks dit product, dat een oplossing biedt voor zijn probleem, en dus hebben ze dan geen nieuwe klanten meer.
Daarom belt Philips zijn Duitse concurrent Osram, het Amerikaanse General Electrics en enkele andere belangrijke producenten. Ze komen op 24 december 1924 bij elkaar in Genève en spreken in het geheim af dat gloeilampen voortaan niet langer dan duizend uur mogen branden. Een speciaal comité moet erop toezien dat de afspraken worden nageleefd, bij overtreding moeten hoge boetes worden betaald.
‘We hebben in Nederland begripsinflatie. In een mum van tijd is heel Nederland circulair, culinair en ordinair geworden’
‘Een historisch moment’, zegt Rau opgewonden. ‘Tot dan toe was een product een oplossing voor een persoonlijk of maatschappelijk probleem. Dit was het eerste gedocumenteerde moment in de geschiedenis waarop producenten beslisten: nee, we gaan georganiseerde problemen creëren. “Nieuw” is vanaf dat moment “nog net niet stuk”. Dit is bij bijna alle producten het geval. Schandalig toch?’
De voorbeelden zijn legio volgens de architect. Welk huishoudelijk apparaat gaat na een paar jaar geen mankementen vertonen? Ging de gemiddelde computer in 1985 nog 10,7 jaar mee, in 2010 was dat 3,5 jaar. Apparaten laten repareren is vaak duurder dan de aanschaf van een nieuwe versie. Naar schatting liggen in Nederland 6,3 miljoen ongebruikte telefoons in de kast.
Zijn vrouw, met wie hij drie kinderen heeft, is volgens Rau net zo gedreven als hij. ‘We zitten op dezelfde golflengte. Voor ons is het altijd zoeken hoeveel we met het systeem verbonden moeten zijn om het te kunnen veranderen.’ De familie Rau eet biologisch, hij rijdt in een zestien jaar oude taxi, met kleding zijn ze zuinig en ze ruilen spullen. Maar als consument is het moeilijk je te onttrekken aan het systeem, zegt hij. Een systeem dat erop gericht is steeds maar nieuwe producten te maken, waar weer nieuwe grondstoffen voor nodig zijn.
Hoe kan het dat we als consumenten accepteren dat al die spullen zo snel stukgaan? ‘We weten eigenlijk niet beter dan dat dingen altijd stukgaan. We leven in een tijd dat macht en verantwoordelijkheid op een zo groot mogelijke afstand zijn geplaatst. Producenten hebben de macht iets te bedenken. En ze zadelen ons vervolgens op met problemen die zij hebben gecreëerd. Maar het oplossen van die problemen kunnen wij helemaal niet aan.’
‘Duurzaamheid betekent niet meer dan: ik maak alles een beetje beter of een beetje minder’
U schrijft dat het oogmerk van producenten financieel gewin is. Al het andere doet er niet toe. Is dat niet een heel cynische kijk? ‘Businessmodellen zijn gebaseerd op winstmaximalisatie. Ik zie in geen enkel businessmodel terugkomen: we moeten minder verdienen om grondstoffen of het milieu te sparen. Kijk naar het dieselschandaal in de auto-industrie. De wetgever heeft om gezondheidsredenen gezegd dat de CO²- waarden naar beneden moeten. Wat doen autoproducenten? Uit winstoogpunt gaan ze de geest van die wet omzeilen. Ze streven winstmaximalisatie na ten koste van de gezondheid van hun klanten.’
Inmiddels zijn er toch veel bedrijven die duurzaamheid onderdeel maken van hun strategie? Spottend klinkt het: ‘We hebben in Nederland begripsinflatie. In een mum van tijd is heel Nederland circulair, culinair en ordinair geworden. Het vliegt je om de oren. De verwarring is maximaal. Wat is nu duurzaam? Wat is nu circulair? Iedereen roept maar wat. Niemand heeft er belang bij dat duidelijk is wat duurzaam is. Want als het duidelijk is, moet je daar ook naar handelen. En dat is superoncomfortabel.’
Rau is jaren geleden zijn geloof in duurzaamheid verloren. ‘Duurzaamheid is een van de allergrootste problemen. Duurzaamheid betekent: ik maak alles een beetje beter of een beetje minder.’ Geen lampen maar licht Rau pleit voor een radicale omslag: ‘Verdienmodellen moeten volledig omgedraaid worden.’
Hij komt op het idee voor zo’n nieuw verdienmodel als hij in 2010 nieuw licht nodig heeft voor het kantoor, zo beschrijft hij in zijn boek. Rau heeft een medewerker van Philips gevraagd een lichtplan te maken. De dag voordat de man komt, kijkt Rau naar buiten en ziet een berg afgedankte cv-ketels liggen. De aanblik stemt hem somber. Hoe voorkom ik dat wij zo’n berg apparaten achterlaten, denkt hij.
De volgende dag zegt hij tegen de Philips-vertegenwoordiger: ‘Ik wil geen lampen, maar licht, ongeveer tweeduizend uur per jaar. Hoe jullie het regelen, maakt mij niet uit, zolang die lampen maar jullie eigendom blijven.’ Philips gaat erin mee en komt met een nieuw lichtplan. Als Rau vervolgens zegt dat hij ook niet wil betalen voor de elektriciteit, moet de Philips-man het plan toch nog eens met zijn ontwerpteam bespreken. Het blijkt met veel minder lampen te kunnen en Philips heeft ook allerlei technische voorzieningen bedacht om de energiebehoefte van de verlichting met 44 procent te reduceren, want de rekening was voor henzelf.
Een nieuw verdienmodel is geboren. Licht als een service. Onder meer Schiphol maakt nu gebruik van die dienst van Philips. En het servicemodel bleek op veel meer producten van toepassing, van wasmachines tot hele interieurs. Rau heeft inmiddels contracten afgesloten voor loopuren bij tapijtfabrikanten en zit- en tafeluren bij meubelfabrikant Steelcase.
Huurders van woningcorporatie Eigen Haard konden in een proefproject een energiezuinige wasmachine of koelkast van Bosch gebruiken voor minder dan een tientje per maand. Daarvóór waren de huurders, doorgaans met een krappe beurs, vaak genoodzaakt goedkope apparaten te kopen die veel energie verbruiken en snel stukgaan. Nu is fabrikant Bosch verantwoordelijk voor mankementen en reparaties. Vroeger was het niet aantrekkelijk apparaten te maken die makkelijk te repareren zijn, nu wel.

Exploderende jerrycan
‘Alles hier’ – Rau wijst om zich heen, naar de lampen in de vergaderkamer, het opnameapparaatje op de grote vergadertafel, de computers waarachter zijn mensen aan het werk zijn – ‘is een consequentie van een businessmodel. Daarom heb ik zeven jaar geleden een tweede bureau opgericht.’ Met Turntoo, dat net als RAU Architecten in een voormalige garage in Amsterdam-Noord huist, ontwerpt Rau heel nieuwe verdienmodellen, waarbij producten als een dienst worden afgenomen. Waarbij consumenten niet langer eigenaar zijn maar gebruiker.
De noodzaak van deze nieuwe verdienmodellen kan Rau niet vaak genoeg benadrukken. ‘De aarde is een gesloten systeem. Wat weg is komt nooit meer terug. Als je weet dat iets niet eeuwig is, ga je er anders mee om.’
Was er een specifiek moment dat u tot dit inzicht kwam of was het een geleidelijk proces? ‘Ik heb wel een paar aha-momenten gehad. Maar het is echt begonnen in mijn jeugd. Volgens mijn moeder was ik een supermoeilijk kind, niet aan te sturen. Ze wist zich geen raad met me.’
Als Thomas Rau tien jaar is, geven zijn ouders een barbecuefeestje. Het was mooi weer geweest overdag. De familie heeft honger en op het vuur liggen worstjes. Thomas wil het vuurtje wat verder opstoken. Hij pakt de jerrycan, niet wetende dat het vuur sneller in de jerrycan is dan de benzine onder die worstjes. De jerrycan explodeert in zijn handen.
Het jochie is vanaf zijn middel verbrand. Maandenlang ligt hij, zonder kleren aan, in een couveuse, gekweld door vreselijke pijnen. Daglicht mag er niet binnenkomen, dus alles is dichtgeplakt. Hij moet 8 tot 10 liter water per dag drinken. Maar zijn lichaam is net een douche. Het vocht blijft ervan afdruppelen. ‘Ik dacht dat ik doodging.’
Raakte u in paniek? ‘Nee, het is niet erg, want je bent er nog maar net. Je hebt veel connectie met de tijd dat je er niet was. Maar ik heb me gerealiseerd hoe tijdelijk mijn zijn hier is. Het kan zo over zijn. Er hoeft maar iets te gebeuren en je bent dood.’
Denkt een tienjarige dat al zo bewust? ‘Ja. Ik heb die tijdelijkheid toen tot mijn agenda gemaakt. In mijn puberteit was ik met andere dingen bezig dan andere pubers: met politiek en maatschappelijke problemen.’
Toen hij vijftien was, zouden de zware, ijzeren vuilnisemmers die mensen buiten moesten zetten in zijn buurt in het Duitse Gummersbach vervangen worden door lichte, plastic rolcontainers. ‘Ze zouden worden ingeruild. Ik dacht: ingeruild? Die emmers zijn van ons en veel waard. We hebben ze ingezameld, laten smelten en we hebben het geld dat we kregen aan een goed doel gegeven.’
Ook is hij bijna een keer van school gestuurd. De leerlingen hadden de opdracht gekregen een dadaïstisch kunstproject te maken. ‘Ik heb een kist gebouwd en daarin een grote spiegel gelegd. Die kist heb ik opgehangen in het trapgat. Iedereen die erin keek, zag zichzelf in die kist liggen. Op school vonden ze dat veel te confronterend. Je moet jonge mensen niet met de dood in aanraking brengen. Dat is hoog opgelopen.’
CV
Geboren: 31 juli 1960
Opleiding:
1983-1989 Architectuur aan de TU Aken
1985-1989 Architectuur en Beeldhouwkunst aan de Alanus Kunstacademie Bonn
Werk:
1983-1984 assistent-ontwerper bij Architectenbureau voor Humane Ecologie, Aken
1989-1992 architect bij diverse architectenbureaus, Nederland
1992-heden oprichting RAU Architecten, Amsterdam
2010-heden oprichting Turntoo, Amsterdam
Boek

2016 publicatie ‘Material Matters’
2017 oprichting Madaster, Amsterdam
U maakt uzelf niet geliefd. De nieuwe verdienmodellen die u propageert moeten ook op weerstand van producenten en de vastgoedwereld stuiten. ‘Natuurlijk. Als je zo gaat denken, weet je dat je weerstand oproept, je ondermijnt de bestaande orde en de reflex is direct in de verdediging te gaan. Aan de andere kant: hoe groter de weerstand, hoe meer bestaansrecht je misschien hebt. Ik zal een voorbeeld geven. De Free Record Shops gingen dicht, want niemand wilde meer cd’s hebben. Wat heeft de muziekindustrie zitten piepen. En nu hoor je niets meer. We hebben Spotify, je betaalt 10 euro per maand en kunt ieder liedje ter wereld horen. Daar ontstaat ook een nieuw businessmodel.’
Hoe gaat u om met weerstand? ‘Ik wil niet ontkennen dat ik af en toe met natte ogen in mijn auto zit. Ik heb als adviseur voor een grote aannemer in Nederland gewerkt. Die vond mijn gedachtegoed fantastisch. Dat was in de tijd van de crisis. Iedereen was de kluts kwijt. Ze zagen mij als een strohalmpje om zich aan vast te klampen. Maar toen trok de markt aan en kreeg ik een telefoontje. “Ja, Thomas, we hebben er goed over nagedacht en we zijn tot de conclusie gekomen dat we toch het beste zijn in bouwen zoals we altijd gedaan hebben. We gaan het contract met jou beëindigen.” Dan werk je twee, drie jaar met die mensen. Je denkt: we hebben het te pakken. Nu zie ik dat iedereen weer wordt beloond voor fout gedrag, mensen vallen terug. Echt veranderen is nooit comfortabel en de meeste mensen willen het liever niet.’
Hoe ervaart u dat? ‘Ik neem het nooit persoonlijk. Iedereen is zo opgevoed, je kunt het mensen niet kwalijk nemen dat ze zo handelen.’
Wanneer kijkt u tevreden terug op uw tijd hier? ‘Ik kijk positief terug als ik genoeg mijn best heb gedaan om dit gedachtegoed toegankelijk te maken. Ik wil iedereen een gedachtegang, een houding aanbieden. Mensen kiezen zelf of zij zich die gedachtegang eigen willen maken. Maar ik wil niemand overtuigen.’
Lees meer in FD Persoonlijk, het weekendmagazine van Het Financieele Dagblad over mensen, lifestyle, kunst, cultuur, mode en reizen.