Een zomer lang lezen
Welke boeken gaan er deze vakantie mee op reis? Of de achtertuin in of het balkon op? Hier zijn acht aanraders uit de berg van boeken die dit jaar is verschenen.
Welke boeken gaan er deze vakantie mee op reis? Of de achtertuin in of het balkon op? Hier zijn acht aanraders uit de berg van boeken die dit jaar is verschenen.
Op een warme zomerdag vertrekt de zeventienjarige Fay met haar drie jaar oudere neef Elvin naar Parijs. Fay is een ingetogen meisje, dat worstelt met haar identiteit. Ze draagt bovendien een groot verdriet met zich mee. De roadtrip naar Parijs is een impulsieve beslissing. Er is geen plan. Ze wil gewoon weg en Elvin heeft wel zin in een verzetje. Dus gaan ze op weg in zijn aftandse Mitsubishi Saporro.
De rit ontaardt in een zwerftocht over het Vlaamse en Franse platteland. Al snel komen Fay en Elvin in de problemen, door botte pech maar ook door het licht ontvlambare karakter van Elvin. Als Fay dan ook nog een 16de-eeuws koorboek uit een klooster steelt, dreigt de situatie helemaal uit de hand te lopen.
Strovuur is een heerlijk brutaal verhaal, verteld door een innemend tienermeisje. Fay heeft een hoofd vol pijnlijke jeugdherinneringen, maar tegelijk is ze klaar voor een nieuw begin. Ze is net klaar met de middelbare school, ze is slim en kan gaan studeren wat ze wil. Die vrijheid lijkt heerlijk, maar is ook beangstigend, zeker voor een tiener vol twijfel en woede, die nog naar zichzelf op zoek is.
Maar misschien is Fay daar al veel verder mee dan ze doet blijken. Aan het einde van het boek draait ze plots de rollen om, wanneer ze erop hint dat ze het verhaal over de roadtrip misschien wel gewoon verzonnen heeft. Ineens is daar dan een zelfverzekerde Fay, die de lezer aan het twijfelen brengt over haar identiteit. Het gebeurt niet vaak dat een schrijver erin slaagt een pubermeisje zo overtuigend neer te zetten.
W ie de eerste twee delen van Hilary Mantels Cromwell-trilogie heeft gelezen, heeft het derde deel (dat dit voorjaar verscheen) waarschijnlijk ook al in huis en met genoegen verslonden.
Je kunt natuurlijk met het laatste boek beginnen, maar het loont de moeite te starten bij deel een. De kans is groot dat je dan de rest van de zomer vertoeft aan het hof van Hendrik VIII, koning van Engeland van 1509 tot 1547.
Het verhaal van Hendrik en zijn zes echtgenotes is een van de beruchtste episodes uit de Engelse geschiedenis, doordat hij twee van zijn vrouwen liet onthoofden en Hendriks scheiding van zijn eerste vrouw tot zijn excommunicatie door de paus leidde.
Mantel vertelt het verhaal door de ogen van Thomas Cromwell. Dat is een rouwdouwer van lage komaf, die door een combinatie van tact en meedogenloosheid weet op te klimmen tot Hendriks belangrijkste vertrouweling. Na de koning is hij de machtigste man van het land.
In het eerste deel zagen we Cromwell opklimmen, in het tweede deel was hij op de toppen van zijn macht en nu volgt zijn tragische ondergang. Het is een meeslepend verhaal, niet doordat Mantel alle registers opentrekt, maar doordat ze het grootse drama terugbrengt tot voor iedereen herkenbare emoties. Bij Mantel wordt de geschiedenis voortgedreven door liefde en trouw, maar ook door hoogmoed, angst en kleinzerigheid.
Zo overbrugt Mantel met gemak de vijf eeuwen die ons scheiden van Hendriks hofhouding. Haar personages komen dichtbij en dat is razendknap.
Rochus Veltman is fietskoerier. Terwijl hij Amsterdam doorkruist met brieven en pakketjes in zijn rugzak dwalen zijn gedachten vaak af naar zijn oudste vriend, Sjako.
Die is een tijdje geleden verdwenen. Is hij naar een ver land gevlucht of dronken in een gracht gelazerd? Is hij dood, leeft hij nog? Niemand weet het.
Sjako was een idealist, maar als wereldverbeteraar mislukt. Al zijn activistische ideeën ten spijt, bleef hij vooral een armetierige boekverkoper, met een antiquariaat zonder klandizie.
Het verlies van zijn vriend drukt zwaar op Rochus. Hij trekt zich steeds meer terug uit het leven. Tot hij Alma ontmoet en hij de kans krijgt zijn leven een grotere betekenis te geven. Hij kan de activist worden die Sjako niet kon zijn.
Alma neemt Rochus mee naar Lesbos, om te werken in een vluchtelingenkamp. Daar slaat bij Rochus de twijfel toe. Zijn al die opgewekte hulpverleners werkelijk begaan met het lot van de bootvluchtelingen, of sussen ze vooral hun geweten? En als dat al zo zou zijn, is dat dan verkeerd zolang de vluchtelingen worden geholpen?
‘Je denk te veel na’, verwijt Alma hem. ‘Soms is handelen gewoon alleen handelen.’ Maar Rochus voelt zich een huichelaar. ‘Ik kan zoveel goeddoen als ik wil, maar als ik niet de juiste motieven bij mezelf vind, is het niets waard ...’
Terug in Amsterdam vervalt hij in zijn oude, misnoegde gewoonten. Hij voegt zich weer bij zijn fietsende collega’s. De zoektocht naar zingeving lijkt mislukt. Tot hem plots begint te dagen dat de betekenis van zijn leven misschien wel ligt in zijn verbondenheid met anderen, zoals de fietskoeriers, die er altijd voor hem zijn. Dat is een dooddoener en niet het sterkste einde van een roman. Toch is Midzomer, stadsmoe, Wesselings vierde boek, een verhaal dat beklijft. Het is tegelijk grimmig, grappig en breekbaar.
Otto Kadoke is psychiater. Hij helpt suïcidale mensen om te gaan met hun trauma’s, het pijnlijke verleden, dat ze tot op de rand van de dood heeft gebracht. Hij overschrijdt daarbij grenzen, maar met de beste bedoelingen. Zo laat hij een cliënte een tijd bij hem in wonen.
Wanneer een bekende auteur een boek schrijft over Kadokes ‘alternatieve therapie’, brokkelt zijn wereld in hoog tempo af. De man die anderen helpt weer grip op hun leven te krijgen, raakt nu zelf de regie kwijt.
Kadokes goede intenties blijken niets waard als hij wordt geconfronteerd met de valse aantijgingen, halve waarheden en regelrechte leugens. Het boek vernietigt zijn reputatie, hoe hard Kadoke ook strijd voor gerechtigheid. Hij mag geen psychiater meer zijn. Het verleden heeft zijn toekomst aan diggelen geslagen.
Maar dan staat plots een verre nicht voor de deur. Zij biedt Kadoke een kans op een nieuwe toekomst, wanneer hij haar met zijn oude vader achternareist naar een nederzetting op de Westelijke Jordaanoever. Daar wordt Kadoke zeer tegen zijn zin in als een verlosser onthaald.
In de nederzetting wordt al jaren gebeden dat Kadokes nicht Anat een man zal vinden die haar kinderen schenkt. Die rol blijkt voor Kadoke weggelegd, beweert althans een stokoude rabbijn die in Brooklyn in coma ligt, maar regelmatig verschijnt in de dromen van Anats moeder.
Bezette gebieden is een tragisch, maar bij vlagen ook komisch verhaal, over het bouwen aan een toekomst, terwijl je een loodzwaar verleden met je meetorst. Dit is Grunberg in topvorm.
Olga Tokarczuk ligt niet lekker bij Poolse nationalisten, die haar verwijten dat ze on-Pools zou zijn. Toen zij in 2018 de Nobelprijs voor de Literatuur won, was dat een bittere pil voor de hardliners op de rechterflank.
Tokarczuk, van oorsprong psycholoog, maar inmiddels een gelauwerd dichter en schrijver, doet zulke kritiek af als xenofobe en racistische stemmingmakerij. Maar wie Jaag je ploeg over de botten van de doden leest, begrijpt waarom de zelfbenoemde nationalisten haar bloed wel kunnen drinken. Het boek is een aanklacht tegen een corrupte mannenwereld, waar zakenlui en politie elkaar de hand boven het hoofd houden. Een protest ook tegen de manier waarop de mens met dieren omgaat. En passant krijgt ook de kerk nog een veeg uit de pan.
Met zo’n mix van ingrediënten verwacht je een pamflettistisch boek, waarbij het verhaal ondergeschikt is aan de boodschap. Maar niets is minder waar. Jaag je ploeg is een ideeënroman, maar ook een moordmysterie met een sterke plot. Ook het morele gelijk blijkt allesbehalve eenduidig. Dat is de kracht van het boek.
Het verhaal draait om Janina Duszejko, een excentrieke zestiger. Ooit bouwde ze bruggen in het Midden-Oosten, maar nu woont ze in een Pools bergdorpje. Ze geeft af en toe les op school, wandelt en houdt zich bezig met astrologie.
Dan wordt de kleine gemeenschap, in het onherbergzame landschap, opgeschrikt door een reeks mysterieuze sterfgevallen. Duszejko is ervan overtuigd dat de wraak van de dieren is aangebroken. Maar dat kan toch niet? Of wel soms?
Het is door het lot bepaald. Dat is zo’n uitdrukking die Nederlanders vaak afdoen als onzin, tenzij ze tot een religieuze gemeenschap behoren die gelooft in predestinatie. Maar de Amerikaanse rasverteller Richard Russo begint zijn roman met een echte loterij. Een met grote gevolgen.
December 1969. Op de campus van een kleine universiteit aan de Amerikaanse oostkust kijken drie studievrienden, Lincoln, Mickey en Teddy, op tv naar de eerste dienstplichtloterij. Die avond bepaalt het lot wie van hen naar Vietnam moet om te vechten in een oorlog die ze alle drie als zinloos beschouwen. Het lot treft Mickey.
Als hun studie erop zit en hij zich moet melden bij het leger, besluiten de vrienden nog een weekend aan zee door te brengen. Ze vragen Jacy mee, een meisje op wie ze alle drie verliefd zijn.
Hun laatste weekend samen eindigt dramatisch, met de verdwijning van Jacy. Als de vrienden veertig jaar later weer op dezelfde plek bij elkaar komen, proberen ze uit te zoeken wat er destijds is gebeurd. Tijdens die intrigerende speurtocht ontdekken ze dat de rol van het toeval in hun levens groter is dan ze hadden vermoed.
Hoe heeft het toch allemaal zover kunnen komen? Die vraag stel je je als lezer van Welbeschouwd voortdurend. Het boek is een verslag van de dood en geboorte van een relatie. In die volgorde.
Het verhaal begint in het Londen van de jaren vijftig. Antonia Fleming, 43 jaar oud, heeft van haar man, Conrad, te horen gekregen dat hij haar wil verlaten. Terwijl zij zich voorbereidt op een leven alleen, maken we kennis met haar twee volwassen kinderen. Zij zijn ook niet bijster gelukkig in de liefde. Je voelt dat het liefdeloze huwelijk van hun ouders ze heeft beschadigd.
Vanaf dan gaat het boek terug in de tijd. We volgen Antonia’s relatie met de dominante en moeilijke Conrad terug tot het onbesuisde begin in de jaren twintig.
Die omgekeerde manier van vertellen is zeker geen gimmick. Daarvoor was de Britse Elizabeth Jane Howard een veel te goede schrijver. Door de pijnlijke huwelijksgeschiedenis, vol ontrouw en vernederingen, zo te vertellen, wint het verhaal veel aan kracht.
Was Howard bij het begin begonnen, dan zou het een verhaal met een voorspelbaar einde zijn geweest. Maar nu prikkelt elk hoofdstuk om door te lezen, doordat de vraag ‘waarom is Antonia in vredesnaam met die eikel van een Conrad getrouwd’ steeds prangender wordt.
Howard (1923-2014) werd bekend met een romancyclus over de Cazalets, een familiesaga die speelt rond WO II. Welbeschouwd was haar tweede boek en kreeg nooit zoveel aandacht. Laat deze vertaling daar verandering in brengen.
Niets kan met schrijven worden teruggehaald, maar alles kan ervaarbaar worden, schrijft Judith Schanlansky in het voorwoord van haar boek. Zo begint een zoektocht naar wat in de loop van de tijd verloren is geraakt: een atol in de Zuidzee, een Italiaanse villa en het gesloopte Palast der Republik in Berlijn.
Schalansky grijpt die vergane plekken en objecten aan om een reeks prachtige verhalen te vertellen. Die vertellingen zijn een wonderlijke mix van geschiedenis en filosofie, van feit en fictie, deels biografie, deels autobiografie.
Een verloren gegane stomme film grijpt Schalansky aan om een dag in het hoofd te kruipen van de exentrieke, maar uitgerangeerde filmster Greta Garbo. Het levert een fascinerende monologue intérieur op.
Met evenveel flair beschrijft Schalansky een hallucinatoire paar dagen die zij ooit doorbracht in een hutje in de bergen. In een ander verhaal volgt ze in detail de loop van een rivier door haar geboortestreek in de voormalige DDR.
Schalansky is bijzonder veelzijdig en bij alle verhalen spat het schrijfplezier ervan af. En dan is het boek ook nog eens prachtig door haar vormgegeven. Een juweeltje.
Lees meer in FD Persoonlijk, het weekend magazine van Het Financieele Dagblad over mensen, cultuur, lifestyle, reizen, carrière en personal finance.