Je werk is je roeping. Ook als je geen predikant bent
Joost Röselaers
Predikant Joost Röselaers voelt zich altijd wat ongemakkelijk als mensen zijn vak associëren met een bijzondere roeping. In ál het werk zit een roeping, meent hij. Het gaat erom te ontdekken wat die is. En het is heus niet altijd een stem van boven die tot je spreekt.
We hebben veel vrijheid om onze roeping te ontdekken, maar niet veel tijd om uit te zoeken wat dat precies is.Illustraties: Getty Images
Na een drukke werkweek sprak ik op het schoolplein een moeder over het naderend weekend. Ik vertelde dat ik blij was dat ik niks op het programma had staan en dat ik even geen mensen uit mijn gemeente hoefde te zien. Dat verbaasde haar. ‘Jij hebt toch een roeping?’ Ze dacht dat ik dag en nacht bereid moest zijn om mij in te zetten voor de goede zaak.
Ik werd wat verlegen van haar opmerking. Dat kwam aan de ene kant doordat ik voelde dat ik mij verdedigen moest: ik ga wel degelijk volledig voor mijn beroep! En aan de andere kant werd ik verlegen door die term: roeping.
Ik spring bescheiden om met grote woorden, zeker als die een zware lading hebben.
Op dat moment stormde de klas naar buiten en zag ik de leerkracht van mijn kinderen. ‘Zij heeft pas een roeping!’ zei ik spontaan. ‘Zij heeft ook een roeping’, had ik bij nader inzien moeten zeggen.
Allesbepalende keuze
Volgens de theoloog Maarten Luther, die zich in de 16de eeuw geroepen voelde om zich los te maken van de overheersende katholieke kerk, zit in elke arbeid een roeping. En dus niet alleen in het werk van geestelijken. De uitdaging is om erachter te komen welk werk dat voor jou is. Er is werk dat bij je past. Je bent voorbestemd om kunstenaar, arts, leerkracht of landbouwer te worden. Vroeger hoefde je daar niet al te lang over na te denken. Dat werd je dikwijls trouwens ook niet gegund. Als jouw vader bakker was, dan werd jij door de familie geroepen om ook bakker te worden.
We hebben tegenwoordig een grote vrijheid om onze roeping te ontdekken (mooi woord, ‘ont-dekken’: het zit al in ons). Alleen, hoeveel tijd en ruimte word je daadwerkelijk gegeven om daarbij stil te staan? Na je eindexamen moet je binnen een paar weken je keuze doorgeven voor je studie en die keuze is allesbepalend. De rest van je leven ben je jurist, of theoloog, of onderwijzer.
Een kennis, die aan het einde van zijn carrière erachter kwam dat hij liever iets anders had willen doen, stelde eens voor om mensen een tweede studieronde te bieden. Dat je bijvoorbeeld rond je vijftigste nog eens vijf jaar kan studeren en dan een studie kunt kiezen die past bij je roeping als dat in de eerste ronde niet goed is gegaan.
Soms ontmoet ik mensen die alsnog gekozen hebben voor hun pas later ontdekte roeping. Zij kozen na hun school voor een studie, misschien wel onder druk van hun omgeving, en ontdekten vervolgens dat ze afdreven van hun roeping. Een vriend van mij was bedrijfsjurist, raakte in de knoop met zichzelf en besloot zich om te laten scholen tot vioolbouwer, iets wat hij eigenlijk altijd al had gewild. Hij is sindsdien een ander mens. De vreugde spat eraf als vioolbouwer!
‘Doe het nou niet, het past niet bij je, daar zit jouw roeping niet!’ Ik negeerde deze stemmen
Wie roept er dan?
Een roeping. Het woord heeft een religieuze connotatie. De vrouw met wie ik dit verhaal begon, is niet de enige die het verbindt met geestelijk werk. Bij ‘roeping’ denk je aan iemand die geroepen wordt het klooster in te gaan, of die als zendeling aan de slag gaat. Dat is niet voor niets, want dat ingrijpende en transcendente zit inderdaad in ‘roeping’ besloten. Het is alsof de roeping je boven jezelf doet uitstijgen. Een verborgen laag in je ziel wordt opgedolven.
Roeping, dat is niet dat je te maken krijgt met vreemd gezag dat jouw leven bepalen wil; iemand die jou vertelt wat je moet doen. Het is wel aangesproken worden door een stem. Een stem van buitenaf, van een naaste, of een innerlijke stem. En die lijkt je beter te kennen dan jij jezelf kent.
‘Mens, waar ben je?’ is de eerste vraag die in de Bijbel aan de mens gesteld wordt, en eigenlijk draait het hele boek om deze ene vraag. Waar ben je en ben je daar wel op je plaats, trouw aan wie je bent? Of zit je daar verkeerd en wordt het tijd om in beweging te komen en een andere plaats te zoeken, die veel beter bij jou past? Een werkplek waar je je kunt ontwikkelen tot de persoon die je bedoeld bent te zijn?
Die stem kan van een vriend komen, of van een coach. Een kritische blik van buiten. Hij kan ook vanuit jezelf klinken, mits je er de ruimte aan geeft. Je wandelt door de bossen en je stelt je de vraag: mens waar ben ik met mijn leven? En wil ik dat wel? Door deze stem word je herinnerd aan je diepste verlangen. Een droom waarvan je in je hart voelt dat die voor een deel realiteit kan worden.
Maar hoe ontdek je wat jouw roeping is? Of de stem nou van buitenaf of vanuit jezelf komt, het komt erop aan er ruimte aan te geven. Om de stem niet te overschreeuwen of te negeren. Er zit ook iets confronterends in, als het tot een pijnlijke conclusie leidt. Ik had een baan waartoe ik mij, achteraf gezien, niet geroepen voelde. Ja, ik werd wel geroepen om het te doen en ik vond het ook eervol; het paste bij mijn ambities. Maar als ik erop terugkijk, werd ik in het hele proces teruggeroepen door stemmen van anderen en vanuit mijzelf. ‘Doe het nou niet, het past niet bij je en dat weet je zelf ook wel. Daar ligt jouw roeping niet!’ Ik negeerde deze stemmen en kreeg daar uiteindelijk spijt van.
Het vraagt wat om toe te geven dat een baan niet bij je past. Niet iedereen is geroepen om directeur te worden.
Status en geld
Het vraagt wat van een mens om toe te geven dat een baan, zeker als er status aan verbonden is, niet bij je past. Niet iedereen is geroepen om directeur te worden, of überhaupt om in een organisatie te werken. En dan is er ook nog, naast de status, de lokroep van het geld. Soms vallen die roepingen samen, maar meestal wijzen ze in tegengestelde richtingen. Een onderwijzer hoeft niet op te klimmen tot directeur, een Kamerlid niet tot fractievoorzitter, laat staan minister. Je hoeft geen succesvolle bankier te worden als je vader dat ook was.
Rest de hamvraag. Hoe kom je erachter dat het jouw roeping is om onderwijzer of Kamerlid te worden dan wel te blijven? Waar de stem ook vandaan komt, het is goed om op zo’n moment afstand te nemen van het alledaagse en alle stemmen die daar door elkaar klinken.
Ik ontdekte zelf inzichten en vertrouwen in gesprekken met een coach. Vrienden bevestigden wat ik daarin te weten kwam en zij reikten mij weer nieuwe inzichten aan. Tijdens lange wandelingen wist ik deze gedachten wat te ordenen en trok ik er conclusies uit. Het was een confronterende weg, maar gaandeweg groeide er iets wat ik nu verbind met aanvaarden, loslaten en het ontdekken van nieuwe perspectieven.
Hoe waardevol en mooi is het als je erachter komt wat je roeping is. De energie gaat stromen en je wordt een mens uit één stuk. Ik denk dat de moeder op het schoolplein toch gelijk heeft: ik heb mijn roeping gevonden. Ik doe wat bij mij past en wat ik graag wil zijn. Niet zonder aarzeling, maar wel uit een basisvertrouwen. Dat betekent niet dat ik elk uur van de dag trouw aan mijn roeping hoef te zijn. Soms moet je ook gehoor geven aan de roep om niks te doen en afstand te nemen van je roeping.
Auteur:
Joost Röselaers (40) is remonstrants predikant bij de geloofsgemeenschap Vrijburg in Amsterdam-Zuid.