Neo-ottomaans rijk
Het Oosten lonkt, maar Turkije kan niet zonder het Westen
Het Oosten lonkt, maar Turkije kan niet zonder het Westen
door john peet
Voor een land dat al sinds vele jaren aan de rand van Europa ligt, zal Turkije in 2011 een grotere rol spelen dan gebruikelijk. Een van de redenen is dat het voor het tweede opeenvolgende jaar de snelst groeiende grote Europese economie zal zijn — de groei in 2010 was bijna 6%. China, India en de kleinere opkomende markten zijn waarschijnlijk de enige die sneller zullen groeien.
Dit economische succes zal de gematigd islamitische Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AK), geleid door Recep Tayyip Erdogan, in de zomer van 2011 een nieuwe verkiezingsoverwinning bezorgen, na die van 2002 en 2007, hoewel haar meerderheid waarschijnlijk nog een keer zal slinken. De AK-regering boekte in september 2010 een royale overwinning in een referendum over constitutionele veranderingen. Dat bracht de belangrijkste oppositiepartijen, die een ‘nee-stem’ bepleitten, in grote verwarring.
Met deze overwinning op zak, zal Erdogan beginnen met het herschrijven van de Turkse grondwet, die in essentie nog gelijk is aan die welke na de staatsgreep in 1980 door het leger is ingevoerd. Het zal niet verbazen dat het leger daarin speciale voorrechten geniet en dat aan Turkse politieke partijen beperkingen zijn opgelegd — bijvoorbeeld door het voor de rechtbanken gemakkelijk te maken een partij te verbieden en door een 10%-drempel op te werpen voor het verkrijgen van parlementszetels.
Het herschrijven van de grondwet zou een partijoverstijgend project moeten zijn, waarin de regering en de oppositie samenwerken. Maar na het bijna tienjarig bewind van Erdogan is Turkije scherp verdeeld tussen vrome moslims die de AK steunen en vaak afkomstig zijn uit Anatolië, en de zogeheten ‘witte Turken’ uit Istanbul en het westen, die vaak militante secularisten zijn. Het dispuut over een nieuwe grondwet zal deze kloof verscherpen. De finale tekst zal waarschijnlijk pas worden goedgekeurd na een volgend referendum.
Deze binnenlandse schermutselingen zullen de moeizame onderhandelingen met Turkije over toetreding tot de Europese Unie verder vertragen. Een herkozen Erdogan zal zich in toenemende mate geheel afzijdig houden van de toetredingsdiscussie. In plaats daarvan zullen hij en zijn minister van buitenlandse zaken, Ahmet Davutoglu, hun nieuwe banden met de Arabische wereld, Iran en andere buurlanden, waaronder Rusland, benadrukken. Ze zullen in de verleiding komen om te pleiten voor een alleingang van Turkije en misschien wel om op eigen houtje een regionale macht te worden. Davutoglu’s beleidsstrategie om problemen met de buurlanden te vermijden, zorgt er inderdaad voor dat Turkije een invloedrijke positie begint te krijgen in de Arabische wereld en de Balkan. Terugkijkend naar hoe Europa er een eeuw geleden uitzag, zou je deze strategie zelfs neo-Ottomaans kunnen noemen. Maar de historici zullen zich herinneren hoe het Ottomaanse rijk, dat gedurende vele jaren ‘de zieke man van Europa’ was, na de Eerste Wereldoorlog totaal in verval raakte.
De harde waarheid is dat Turkije geen echt alternatief voor Europa heeft, zoals Erdogan en zijn collega’s in 2011 zullen ontdekken. Het aanlokkelijke perspectief van toenemende handel met Syrië en Irak, als held te worden gezien door de Arabieren omdat je afgeeft op Israël, en energiepolitiek te bedrijven met grootmacht Rusland, zal snel aan glans verliezen. Europa neemt nog steeds ongeveer de helft van het Turkse handelsvolume voor zijn rekening. En iedereen die Turkije wil hervormen en moderniseren, moet vooruitkijken naar een liberaal, democratisch Europa en niet achteruit naar een verstard, ondemocratisch Midden-Oosten, en nog minder naar een autocratisch Rusland.
John Peet is redacteur Europa van The Economist