Gwen van Loon
Len Boot en Erik-Jan Worst deden de heao in Groningen. Ze zijn beiden (mede-)eigenaar van een internationaal familie- bedrijf dat zijn basis ook in deze stad heeft.
Worst begint aanvankelijk aan een studie rechten om door te kunnen stromen naar bedrijfskunde. ‘Maar dat eerste jaar was zo godvergeten saai, dat Len zei: kom toch naar de heao.’ Boot heeft soms spijt dat hij niet elders is gaan studeren. Worst heeft daar geen last van. ‘Het Groningse uitgaansleven beviel. We kozen er bovendien bewust voor, zodat we met onze vriendinnetjes konden samenwonen. Als ik door die keuze al schade heb opgelopen, heb ik dat ruimschoots goedgemaakt, omdat ik voor mijn werk zo veel in het buitenland kom. Net als jij, Len.’
Beide mannen staan aan het roer van een internationaal opererend familiebedrijf, al waren ze niet per se voorbestemd om daar de scepter te zwaaien. Boot begint aanvankelijk bij een bierbrouwerij als management-trainee, waar hij betrokken is bij de herintroductie van Oranjeboom als handelsnaam. Worst komt via de broer van zijn vriendin terecht bij een klokken- en horlogemakerij waar hij de productie gedetailleerd aanstuurt. ‘Ik was druk met het uitpluizen van Intermediair, toen ik hiervoor werd gepolst.’
Niet veel later wordt Worst gevraagd commercieel directeur te worden van Ophtec, het bedrijf dat door zijn moeder wordt geleid, maar gevoed wordt door ingevingen van zijn vader. Die laatste is in die dagen een befaamd oogarts en gebruikt als een van de eersten ter wereld lensimplantaten om zijn patiënten van staar af te helpen. ‘Hij had als medicus een hele lijst ideeën die hij wilde verwezenlijken. Mijn moeder werd de uitlaatklep van die plannen en zorgde dat de lenzen en instrumenten werden gemaakt.’
Voordat Worst toehapt, gaat hij te rade bij een huisvriend en bevriende oogartsen. ‘Mijn vader was binnen de beroepsgroep heel dominant, ook in zijn oordeel over andere “snoeshanen” in het vak met wie hij als vernieuwer regelmatig overhoop lag. Ik heb veel discussies met hem gehad, omdat hij er moeite mee had de baanbrekende ideeën van de nieuwe generatie te onderkennen, terwijl ik met die jonge oogartsen wilde samenwerken. Het zijn de ideeënbrengers waarop Ophtec drijft. Waar ik hem wel in ben gevolgd, is dat ik de fabriek ben blijven combineren met een eigen oogkliniek. De mensen die de lenzen fabriceren en inpakken of betrokken zijn bij het onderzoek, zien de patiënten voorbij wandelen na hun behandeling. Zo creëer je maximale betrokkenheid: iedereen ziet waarvoor ze het doen.’
Personeel vinden ze beiden nog belangrijker dan klanten of leveranciers. Dat is terug te zien in hun managementstijl. Boot: ‘Als je personeel het naar zijn zin heeft, straalt dat af op je bedrijf. Het gaat mij niet om winstmaximalisatie. Het mag wat kosten dat iedereen het naar zijn zin heeft.’ Ze geven stagiairs graag de kans ervaring op te doen. Worst: ‘Ik geef hun altijd mee dat ze hun talen moeten spreken. Dan kun je overal terecht. Om die reden neem ik mijn kinderen ook wel mee naar het avondprogramma bij “global sales meetings”: dan leren ze automatisch omgaan met een internationaal gezelschap.’
Boot hoeft zich geen zorgen te maken dat zijn vader over zijn graf heen meeregeert. Als hij 65 wordt, draagt hij de aandelen van NNZ (producent van verpakkingsmaterialen) over aan zijn vier kinderen. Hij stelt een tussenpaus aan als algemeen directeur. ‘Mijn vader was erg vooruitstrevend. Hij zei: we zijn geen familiebedrijf, maar een bedrijf met een familie. Voor de aandeelhoudersvergadering komt de hele familie bij elkaar. Iedereen die minstens 18 is, schuift aan.’
‘Verder heeft mijn vader als een van de eersten in een familiestatuut precies vastgelegd aan welke eisen je moet voldoen als je hier wilt werken. Je moet geschikt zijn om in elk geval een managementfunctie te kunnen vervullen. Daar houden we nog steeds aan vast, ook nu het eerste nichtje interesse heeft om hier te komen werken.’ Worst: ‘De tijd vliegt: kun je je nog herinneren dat we samen haar luier verwisselden?’
In navolging van Boot werkt Worst nu ook aan een familiestatuut. ‘Ik wil dat mijn zus mede-eigenaar wordt en dat haar kinderen en mijn stiefkinderen later het belang van ons kunnen overnemen. Daarvoor ga ik graag bij Len te rade.’ Ze hebben sowieso veel contact over hun zakelijke uitdagingen. Worst: ‘Een tijdje geleden liep het met een van de buitenlandse vestigingen niet zo lekker. Toen hebben mijn managementteam en ik college gekregen bij NNZ hoe we de structuur beter op konden zetten.’
Niet dat ze het alleen maar over zakelijke beslommeringen hebben. Ze zijn hardcorefan van David Bowie, zijn vaak samen op vakantie geweest, hebben samen vakantiewerk bij Ophtec en NNZ gedaan en hockeyen nog steeds in hetzelfde vriendenteam. Het enige wat nog nooit gelukt is, is samen op zakenreis gaan, terwijl we regelmatig dezelfde stad aandoen. Ze waren ook elkaars getuigen. Worst: ‘Al liepen onze huwelijken na een jaar op de klippen.’ Boot: ‘We zijn verlaten door onze vrouwen.’ Ze kunnen er na al die jaren hartelijk om lachen, nu ze beiden gelukkig zijn geworden met iemand anders. Worst: ‘Ik alleen een jaar later, zoals ik in alles een jaar achter Len aan loop.’