Het verval van Amerika begon in de jaren zeventig, zo toont historicus Rick Perlstein overtuigend aan. En Reagan leerde de VS dit te ontkennen.
Er zat weinig plot in de Amerikaanse jaren zeventig. Het decennium kenmerkte zich door een ratjetoe van tegenstrijdige ontwikkelingen. Amerika nam afscheid van een periode van economische groei en transformeerde van een industriële in een op financiën gerichte economie. Aloude instituties werden bedreigd door een hang naar individuele vrijheid, globale concurrentie deed zich steeds meer gelden, net als populistische politici. De personal computer deed zijn intrede, als voorbode van het ik-tijdperk.
Toch waren de jaren zeventig ook een krachtig tijdperk. Op het moment dat het decennium aanving, leken de jaren zestig meteen te verdwijnen naar de krochten van de geschiedeniskelder. In het 856 bladzijden tellende The Invisible Bridge verhaalt Rick Perlstein over slechts drie jaren, namelijk de periode van 1973 tot 1976.
Zijn boek begint met de voorzichtige geruchten over het Watergate-schandaal en eindigt met de Republikeinse conventie, waar Gerald Ford ten koste van Ronald Reagan de presidentsnominatie in de wacht sleept. Perlstein karakteriseert de periode 1973-1976 als een beslissend breukvlak in de Amerikaanse geschiedenis. ‘Het was een strijd over de betekenis van Amerika die de manier waarop Amerikanen naar hun overheid kijken voor altijd zou veranderen.’
Perlsteins geschiedschrijving benadert die van grote Amerikaanse historici als David Halberstam, Theodore White of Robert A. Cairo. De drie jaren worden door hem beschreven als een heftige opera met een tragisch einde. Beurtelings komen Ford, Carter, Nixon en Reagan op het toneel, en de figuranten opereren in de context van een paranoïde decor: het rampzalige einde van de oorlog in Vietnam, het Watergate-schandaal, oplaaiende conflicten in het Midden-Oosten, de oliecrisis, het aftreden van Nixon, onthullingen van wanpraktijken van de CIA, het nieuwe en als onwerkelijk ervaren verschijnsel van hoge werkloosheid en inflatie, alsmede het bijna-failliet van New York City.
Dit boek toont de toenmalige stemming van het land. Niet door een conventionele bespreking van de politiek, maar door het zoeken naar een verklaring voor de populariteit van een horrorfilm als The Exorcist in die jaren. In de film dreef de priester Karras een demon uit bij het meisje Regan MacNeill en pleegde vervolgens zelfmoord toen het kwaadaardige gedrocht zijn eigen lichaam binnendrong. De film illustreerde de gekte en de angst die zich van Amerika meester had gemaakt.
Perlsteins boek laat mooi zien hoe er in deze drie jaren een verschuiving in het nationale sentiment plaatsvond. Dat zag je bijvoorbeeld goed aan de manier waarop journalisten politici gingen benaderen. Waar de politieke elite vroeger respectvol bejegend werd, ging het journaille zich steeds vrijpostiger gedragen. Zo klaagde Betty Ford erover hoe vaak zij en haar man met impertinente vragen lastiggevallen werden. ‘Als ze me zouden vragen hoe vaak ik met de president seks zou hebben, zou ik steevast zeggen: zo vaak mogelijk.’ Het citaat illustreert treffend de platter wordende Amerikaanse samenleving, waarin de politieke elite in moreel en intellectueel opzicht steeds minder als onderscheidend werd gezien door het publiek.
De periode 1973-1976 is ook belangrijk vanwege de gebeurtenissen die zich erna afspeelden. Ze vormde de onzichtbare brug naar een periode waarin de zwijgzame meerderheid in de VS zich tot het eind van de 20ste eeuw structureel verbond met het conservatisme, waarvan Ronald Reagan de succesvolle ambassadeur zou worden. Perlstein biedt een uitgebreid portret van Reagan, waarin hij goed laat zien hoe diens chaotische jeugd en zijn aan alcohol verslaafde vader de jonge Reagan dwongen om de werkelijkheid te ontvluchten. De president leerde zichzelf al vroeg om fantasieën te ontwikkelen die uitmondden in mooie verhalen, die hij uiteindelijk politiek wist te verzilveren. Zijn manier van ‘storytelling’ was steevast opgebouwd volgens het oude Amerikaanse droomschema ‘lijden, hoop en verlossing’.
De biografische schets van Reagan illustreert volgens de auteur de desillusie die zich sinds de jaren zeventig van Amerika meester heeft gemaakt. Maar hoe slecht het ook met het land gaat, Reagan leerde de Amerikanen om altijd met een trots gemoed over hun grootse natie te spreken. In dit opzicht zijn de jaren zeventig nooit ten einde gekomen.