Ilse Zeemeijer
Molenaarsgraaf
Het familiebedrijf Van den Heuvel Dairy and Food Equipments gaat samen met het Afghaanse bedrijf Mido Dairy de grootste melkfabriek van Afghanistan bouwen. Drijvende kracht achter het initiatief is de Nederlands-Afghaanse ondernemer Mirwais Momand (27), die de melkfabriek samen met een Afghaanse zakenpartner zal gaan leiden.
De fabriek komt te staan aan de rand van de hoofdstad Kabul en zal in april 2014 worden geopend. Er kan straks 40.000 liter melk worden verwerkt. Volgens Momand is er een grote lokale afzetmarkt voor verse zuivel. De vier miljoen inwoners in Kabul zijn nu voor zo’n 95% afhankelijk van de import van lang houdbare producten uit Pakistan, India, Iran en Dubai. Deze producten moeten eerst langs de douane en allerlei tussenpersonen, voordat ze bij de consument terechtkomen. ‘Onze producten zijn goedkoper, omdat we lokaal produceren.’
De machines voor de melkfabriek, waar straks honderd mensen gaan werken, komen uit het Zuid-Hollandse Molenaarsgraaf. Daar staat de familie Van den Heuvel al meer dan dertig jaar aan het roer van Van den Heuvel Dairy and Food Equipments. Eigenaren Bertha (68) en Goof van den Heuvel (71) laten het dagelijkse management over aan directeur Nico Maat (46), die na zijn diensttijd bij het bedrijf is gaan werken en nooit meer is weggegaan.
De joint venture met Mido Dairy in Kabul is een ongebruikelijke stap voor het familiebedrijf, dat twaalf mensen in dienst heeft. Het bedrijf is meestal alleen verantwoordelijk voor de levering van de machines en de bouw en installatie van de zuivelfabriek. Zo’n 70% van de omzet van € 3 mln (boekjaar 2012) komt uit het buitenland.
Als het aan sommige buitenlandse klanten ligt, blijft het niet bij de installatie. ‘We worden regelmatig gevraagd of we niet willen investeren’, zegt Bertha van den Heuvel. ‘Maar dat kan gewoon niet. We verkopen machines.’ Ook directeur Maat is duidelijk: ‘We zijn geen bank.’
Toch ging de deur niet meteen dicht toen de jonge Momand voor de deur stond. De ondernemer, die twee jaar geleden zijn studie Financial Management aan de Universiteit van Tilburg heeft afgerond, wilde zijn geboorteland helpen door tegen een betere prijs verse zuivel te gaan produceren. Hij verzamelde een team van experts van de vrijwilligersorganisatie PUM Netherlands Senior Experts om zich heen, maar had één probleem: ‘Ik wist niets van zuivel.’
Maat en de familie Van den Heuvel kenden Afghanistan alleen van de berichten over terreuraanslagen en de Taliban. Voor Tanzania of Burkina Faso draait het bedrijf de hand niet om, maar ‘Afghanistan is geen land waar ik zelf snel naartoe zou gaan’, zegt Maat.
Toch heeft Momand het familiebedrijf overtuigd om een minderheidsbelang in het Afghaanse bedrijf te nemen. Door deze samenwerking wordt een deel van de kosten vergoed door de Nederlandse overheid. Niet onbelangrijk: als er de komende tien jaar oorlog uitbreekt, dan wordt de schade door een internationale organisatie vergoed. Financiële details wil het bedrijf uit veiligheidsoverwegingen niet bekendmaken. ‘Voorzichtigheid is in Afghanistan geen overbodige luxe’, zegt Momand.
Voor het familiebedrijf is een joint venture in Afghanistan een kans om de naamsbekendheid in de regio te vergroten. Maat: ‘Het bedrijf in Kabul kan een uitvalsbasis voor ons zijn.’ Andere Nederlandse partijen, zoals banken, zijn een stuk minder enthousiast, constateert Momand. ‘Zij zien Afghanistan niet zitten. Natuurlijk zijn er risico’s en is het een moeilijk land. Maar de Chinezen en Indiërs investeren er nu ook al. Als je geen risico’s neemt, kun je ook geen winst maken.’
In Molenaarsgraaf staan de machines al klaar voor transport. In elke machine zit software, zodat de Nederlandse monteurs op afstand de Afghaanse technici kunnen ondersteunen. Momand: ‘Wie niet sterk is, moet slim zijn.’