Maarten Blommaert
Toezichthouders als de Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) kunnen aansprakelijk worden gehouden wanneer zij in een concreet geval gefaald hebben bij het uitoefenen van hun toezichthoudende taak. Bij de vraag of in een bepaald geval onzorgvuldig is gehandeld komt het aan op alle omstandigheden van het geval.
De Hoge Raad heeft zich in 2006 uitgelaten in de zaak waarin DNB, als opvolger van de Verzekeringskamer, aansprakelijk was gesteld voor de schade die de polishouders van de failliet gegane levensverzekeringsmaatschappij Vie d'Or hadden geleden. De Hoge Raad overwoog dat DNB bij de uitoefening van haar toezicht en het al of niet gebruiken van de haar in dat verband toekomende wettelijke bevoegdheden een aanzienlijke beleids- en beoordelingsvrijheid toekomt. Dat brengt een terughoudende toetsing door de rechter mee. Het gaat erom of in de omstandigheden en met de kennis van toen de toezichthouder in redelijkheid tot de betreffende beslissing heeft kunnen komen.
Deze uitspraak bevestigt dat de rechter, daar waar de toezichthouder beleidsvrijheid heeft, terughoudend dient te toetsen. Slechts in sprekende gevallen moet in dat geval aansprakelijkheid van de toezichthouder worden aangenomen. Dit zal het geval kunnen zijn als de toezichthouder op de hoogte was van bepaalde problemen, maar niet heeft ingegrepen.
Sterker, de Hoge Raad oordeelt dat DNB er niet mee kan volstaan eerst dan maatregelen te treffen als sprake is van een onmiddellijk dreigend gevaar, maar dat zij tijdig en adequaat die maatregelen moet treffen, die met het oog op het zoveel mogelijk voorkomen van een deconfiture in de gegeven omstandigheden in redelijkheid van haar kunnen worden gevergd.
De lagere rechtspraak is in het verleden minder terughoudend geweest bij de beoordeling van het handelen van de toezichthouder. Zo oordeelde de rechtbank in Amsterdam in 2005 dat de AFM haar toezichthoudende taak niet naar behoren had uitgeoefend doordat zij ondanks duidelijke signalen van (dreigende) overtredingen van de effectenwet- en regelgeving terzake geen passende maatregelen had genomen. Ook het gerechtshof in Den Haag komt in de Vie d'Or-zaak aanvankelijk tot het oordeel dat de toenmalige Verzekeringskamer onrechtmatig heeft gehandeld.
De omstandigheid dat een toezichthouder onrechtmatig heeft gehandeld, wil echter nog niet zeggen dat deze ook aansprakelijk is voor de schade. Zo dient de door de toezichthouder geschonden norm te strekken tot bescherming tegen de schade die door de benadeelde is geleden. Voorts moet ook het oorzakelijk verband tussen de schade en het onzorgvuldig handelen van de toezichthouder worden aangetoond.
Vooral dit punt blijkt in de praktijk geen gemakkelijke zaak. Tot slot kan er sprake zijn van eigen schuld van de gedupeerde. In dat geval zal een eventuele schadevergoeding worden gematigd of zelfs geheel worden uitgesloten.
Mr. Maarten Blommaert is advocaat op de sectie Insolventierecht en Herstructurering bij Banning NV te Den Bosch.
Als toezichthouder beleidsvrijheid heeft, moet de rechter terughoudend zijn in zijn toetsing