Klaas Broekhuizen
Iedereen heeft een mening over ontwikkelingshulp. De WRR sinds maandag ook. Minister Bert Koenders kon zijn kritiek op de WRR-kritiek maar moeilijk verbloemen.
De 51-jarige Arnhemmer Bert Koenders heeft een kenmerkende en beproefde benadering van zijn gehoor. Hij gooit de vrijzinnige manen in de nek, kijkt met zijn ruim 1 meter 90 uit zijn luikende ogen schuin naar beneden, duwt de buik iets vooruit en begint in een ongehoord tempo al zijn kennis te spuien. Nederlands wordt gelardeerd met Engels, jargon is niet van de lucht en er wordt een stevige voorkennis verondersteld bij de tegenpartij. 'Dat verhaal van de vis en de hengel, u kent dat wel.' Tussentijdse tegenwerpingen komen niet door, Koenders maakt eerst zijn verhaal af. En dat kan even duren.
Het onderwerp ontwikkelingssamenwerking leent zich goed voor zo'n verbale overdondering. Het heeft talloze facetten. Van steun aan boeren tot ontregeling van markten ten nadele van boeren. Van steun aan regeringen tot steun aan vredesactivisten. Van gezondheidszorg en scholing tot corruptie en de rechtsstaat. En dat per land verschillend van vorm en in allerlei gradaties.
Dit biedt een snelle denker als Koenders alle ruimte. Tegenover een mislukt traject in het ene land stelt hij tien succesvolle trajecten elders in de wereld. Tegenover landen waar veel geld naar de zorg gaat, stelt hij voldoende landen waar de focus bijvoorbeeld op scholing is gericht, of op infrastructuur. Slechts de echte experts maken zodoende een kans in een debat met Koenders. Dat is prima, Koenders weet waar hij het over heeft en is daardoor blijkbaar terecht minister. Maar het kan ook een manier zijn om het echte debat te ontlopen. Of om de echte kritiek niet te horen.
Maandag nam Koenders een langverwacht advies in ontvangst van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Er is jaren aan gewerkt, vijfhonderd deskundige hulpgevers en -ontvangers zijn bevraagd, de bibliotheek werd leeg gelezen, alles tezamen resulterend in een kloek boek van 350 pagina's.
WRR-lid en oud-minister Pieter Winsemius schrijft in zijn aanbiedingsbrief aan premier Balkenende: '... formuleert de WRR aanbevelingen voor forse wijzigingen in de organisatie van ontwikkelingshulp, voor gestructureerde aandacht voor andere terreinen die ontwikkelingsrelevant zijn en voor de zorg voor mondiale publieke goederen. Langs deze lijnen zou Nederland op dit terrein weer aan gezag kunnen winnen.' Klimaat, migratie en handel zijn bijvoorbeeld van toenemende invloed op ontwikkelingssamenwerking. India, China en Brazilië zijn nieuwe grote spelers in het veld. Dat vergt volgens Winsemius reflectie op de effectiviteit van de bestaande hulp en hij adviseert professionalisering. Niet roulerend ambassadepersoneel, maar een organisatie met vaklui die lang in het land blijven moet toezien op de besteding van het geld.
Heldere en stevige geluiden die Koenders maandag maar zeer ten dele wilde overnemen. Hij knuffelde de rapporteurs met één arm halfdood, maar voor het rapport opende hij met de andere arm een diepe Haagse la. Woensdag stuurde hij vervolgens een notitie naar de Tweede Kamer waarin hij weliswaar de belangrijkste WRR-conclusie onderschrijft dat arme landen op weg naar zelfredzaamheid vooral geholpen zijn met economische groei, en dat de hulp zich daar op moet richten, maar de toon is beduidend minder radicaal dan die in het WRR-boek. Professionalisering, focus op minder landen en een discussie over de omvang van het budget wees Koenders maandag al af.
Wellicht ligt de officiële kabinetsreactie over enige tijd dichter bij Winsemius en de WRR. Koenders neemt met zijn behoudende reactie namelijk een politiek risico. De afgelopen jaren is ontwikkelingssamenwerking steeds vaker boven komen drijven in het maatschappelijk debat, en niet in positieve zin. Wilders wil er vanaf, de VVD wil het meer dan halveren en voor het CDA is een internationale afspraak om 0,7% van het gezamenlijk inkomen aan hulp te besteden niet meer heilig. Daarbij komt nu een zoektocht van het kabinet naar tientallen miljarden aan bezuinigingen. Het grote publiek weet wel waar het eerste geld het gemakkelijkst gevonden wordt: bij minister Koenders.
De toon in het debat is dusdanig veranderd dat de bewijslast bij de minister is komen te liggen. Zestig jaar hulp aan Afrika heeft het continent niet op een structureel hoger plan gezet. Waarom zou nog eens zestig jaar hulp aan dit werelddeel - structureel alleen al op forse achterstand door in 1884 willekeurig getrokken landsgrenzen - dat wel doen?
Koenders mag zijn gehoor misschien graag overdonderen, het goede nieuws is dat hij niet bluft. Hij verstaat zijn vak, maar is minder bedreven in het hanteren van kritiek. Zijn ego is ook minstens 1 meter 90. De kritiek van Wilders en de VVD kan hij nog afdoen als populisme, wat overigens ook een politiek risico is, maar de niet subtiele koersverlegging van deze wetenschappelijke raad verdient een beter antwoord. En de kiezers ook.
Hoe het zat met het verhaal van de vis en de hengel? Tja, wie dat niet kent....
Klaas Broekhuizen is correspondent van Het Financieele Dagblad in Den Haag. E-mail: broekhuizen@fd.nl
De bewijslast ligt bij Koenders. Waarom zou nog eens zestig jaar hulp aan Afrika
nu wél helpen?
Illustratie: Mirjam Vissers