Waarom China een corona-app heeft, en Nederland niet
Martijn de Meulder
In Nederland gaan we voorzichtiger om met technologie dan in de VS of China. Die ethische omgang moeten we koesteren, stellen techniekfilosofen. 'Anders leven we straks in een technologische wereld van Amerika óf China.'
Foto: iStock/FD Studio
In het kort
Grote verschillen
De coronacrisis heeft nog eens duidelijk gemaakt dat Europeanen, Amerikanen en Chinezen op heel verschillende manieren aankijken tegen technologie, en hoe die te gebruiken.
Cultureel bepaald
Die verschillen dateren niet van vandaag of gisteren. De Oude Grieken waarschuwden in hun mythen al voor de gevaren van technologie. In het Oosten maakt men dit voorbehoud minder.
Blik op de wereld
De keuze die je maakt over de omgang met technologie is van groot belang omdat die je blik op de wereld stuurt en daarmee je mens-zijn wordt gevormd, stellen fenomenologen.
Niet één manier
Het is niet zo dat er maar één ‘goede’ manier is om met technologie om te gaan, zeggen techniekfilosofen. Europa, de VS en China kunnen wat dit betreft ook veel van elkaar leren.
Ethische inbedding
Maar het is wel van belang dat Europa, en dus ook Nederland, op dit gebied zijn eigen waarden behoudt, en technologie op een ethische manier in de samenleving probeert in te bedden.
Terwijl ze in diverse Aziatische landen al maanden rondlopen met een corona-app, zijn we in Nederland nog niet eens voorbij het prototypestadium. Dat is niet vreemd, betogen techniekfilosofen, want verschillende wereldculturen gaan op een andere manier met technologie om. Dat is in de basis niet erg, maar wel een belangrijke factor om rekening mee te houden. Nu kunstmatige intelligentie op doorbreken staat, ligt er een belangrijke taak voor Europa: ‘Chinezen en Amerikanen gaan op een andere manier met technologie om. Wij moeten laten zien hoe je dit ethisch verantwoord inbedt in de samenleving.’
Een tracking & tracing-app, dat was een van de ideeën waarmee minister Hugo de Jonge hoopt de ‘intelligente lockdown’ te veranderen in een ‘intelligente open up’. Hij kon het idee met moeite toelichten tijdens de persbijeenkomst van 7 april en in de weken erna bleek het bijkans onuitvoerbaar. De eerste zeven appconcepten werden al snel erna afgeschoten, te midden van een storm van maatschappelijke kritiek op de privacyaspecten ervan. Er wordt inmiddels gewerkt aan een nieuwe app, maar die is er voorlopig nog niet.
’Dat is misschien frustrerend, maar het is ook kenmerkend voor de Europese cultuur’, zegt Alexander van Wijnen, techniekfilosoof en werkzaam bij FreedomLab, de denktank van durfinvesteerder Dasym. Hij denkt na over de maatschappelijke implicaties van technologische ontwikkelingen: ‘We hebben deze voorzichtigheid ten opzichte van technologie al van de Oude Grieken meegekregen. Als deze coronacrisis iets duidelijk heeft gemaakt, is het dat Europeanen, Amerikanen en Oost-Aziaten op een heel andere manier aankijken tegen technologie, en hoe die te gebruiken.' Van Wijnen verwacht dat dit met de immer versnellende opmars van technologie in de toekomst grote gevolgen gaat hebben voor de culturele en economische verhoudingen in de wereld.
In de VS wordt het gevaar van technologie juist gezien als een uitdaging die we moeten aangaan
Technologie heeft altijd een andere rol gespeeld in verschillende culturen, maar dat begint nu echt zichtbaar te worden, stelt hij: ‘Waar Europa en zelfs Amerika twijfelen over sommige toepassingen, zoals gezichtsherkenning of brein-computerinterfaces, geldt dat minder voor China. Denk aan het socialekredietsysteem dat in China digitaal gedrag van burgers nauwlettend in de gaten houdt.’ Dat is volgens hem niet alleen een uitwas van een autoritaire staat: ‘Het zit in de Chinese manier van denken over technologie. Chinese ouders waren ook enthousiast over een experiment waarbij met EEG-monitors werd onderzocht of hun kinderen zich wel goed konden concentreren. Je kunt je afvragen of wij dat ooit zouden goedkeuren.’ Belangrijk om over na te denken, stelt Van Wijnen. Want in China uitgevonden technologie zal uiteindelijk ook in de rest van de wereld doordringen. Rekken wij dan onze morele grenzen op?
Confucianisme
Confucius (geboren als Kong Qiu) was afkomstig uit een verarmde adellijke familie. Hij toonde al vroeg belangstelling voor klassieke teksten, rituelen en ceremoniële muziek. Die studie stond, naast karaktervorming, op het programma van de privéschool die hij stichtte en waarmee hij zich keerde tegen het morele verval in het toenmalige Chinese rijk. Van zijn eigen woorden resten zo’n 500 bewaarde uitspraken, de Lunyu. Leerlingen en navolgers, zoals Mencius (370-280) lieten wél veel teksten na. Schrijven stond bij Confucius in hoog aanzien.
Australopithecus
Daarnaast is het volgens hem ook van belang om na te denken over technologie als gegeven. ‘Want dat raakt aan ons bestaan, aan ons mens-zijn.’ Mensachtigen zijn al sinds de uitvinding van het eerste gereedschap - vermoedelijk door de Australopithecus, 2,5 miljoen jaar geleden - gebonden aan technologie. Sterker: onze relatie met de wereld wordt erdoor vormgegeven.
Hoe dat verband werkt, valt te beredeneren aan de hand van de fenomenologie, een filosofische stroming die vooral bekend werd door het werk van Martin Heidegger, Jean-Paul Sartre en de Amerikaanse techniekfilosoof Don Ihde. Fenomenologie verklaart ons bestaan aan de hand van onze relatie met de wereld. ‘Het kernidee is dat mens en wereld altijd met elkaar verbonden zijn: ze kunnen niet los van elkaar gedacht worden. En mensen zijn wat ze zijn vanuit de manier waarop ze in hun wereld aanwezig zijn’, legt Peter-Paul Verbeek uit. Hij is hoogleraar techniekfilosofie aan de Universiteit van Twente en een van de belangrijkste Nederlandse denkers op dit gebied. ‘Dat betekent ook dat de wereld is wat ze is vanuit de manier waarop ze door mensen wordt ervaren.’
Het is wat abstract, maar kort gezegd bedoelen fenomenologen dat alleen de wereld die wij kunnen waarnemen voor ons bestaat. Zo krijgt deze ook zijn vorm, stelt de hoogleraar: 'Vanuit een fenomenologisch perspectief kun je stellen dat mens en wereld elkaar vormen in hun onderlinge relatie. Een boom waarin geklommen wordt, is een andere dan een boom die omgehakt wordt, en degene die erin klimt, is op een andere manier aanwezig dan degene die hem omhakt.’ Dat anders zijn wordt dus bepaald door de ervaring van de mens die ermee interacteert.
2,5 mln
Mensachtigen zijn al sinds de uitvinding van het eerste gereedschap, vermoedelijk 2,5 miljoen jaar geleden, gebonden aan technologie.
Algoritmes
Als je je dat realiseert, zul je ook al snel beseffen dat de keuze voor hoe je met technologie omgaat - welke middelen je kiest voor interactie met de wereld - van levensbelang is. Omdat het gebruik daarvan je blik op de wereld stuurt en daarmee nu eenmaal je mens-zijn wordt gevormd. Dus ook de keuze voor een corona-app, of in hoeverre je kunstmatige intelligentie-algoritmes beslissingen voor je laat nemen. Al is het maar omdat technologie als je deze eenmaal hebt geaccepteerd een bemiddelende functie kan krijgen en de keuze ervoor niet eens meer een doel op zich, maar een automatisme wordt.
‘Wie met een hamer een spijker in de muur slaat, is gericht op de spijker en niet op de hamer’, schreef Heidegger al in zijn magnum opus Sein und Zeit. Dat is precies hoe het werkt, legt Verbeek uit: ‘Werktuigen maken een praktijk mogelijk, maar trekken zich daarbij tegelijkertijd terug uit de aandacht van mensen. Een hamer maakt het mogelijk om te timmeren en bemiddelt zo de relatie tussen een timmerman en de spijker, maar is niet expliciet aanwezig in deze praktijk. Hij wordt “ingelijfd”: hij is als het ware een verlengstuk van het lichaam. Je timmert niet op je hamer, maar met je hamer op een spijker.'
Hetzelfde geldt voor voorwerpen waarmee mensen waarnemen in plaats van handelen, zegt hij. 'Een bril, of de sonde van een tandarts, is niet het eindpunt van een waarneming maar het middel ervan. Je kijkt niet naar je bril, maar door je bril naar de wereld; een tandarts voelt niet zozeer zijn of haar sonde, maar door de sonde heen het tandbederf.’ Technologieën zijn meer dan functievervullers, wil hij maar zeggen. Van een handbijl tot een algoritme spelen ze een essentiële rol in onze interactie met de wereld en de manier waarop wij het bestaan ervaren.
De in China gelanceerde trackingapp past in de Chinese omgang met technologie, stellen techniekfilosofen.
The Matrix en Terminator
Als technologie onze interactie met de wereld bepaalt, is het natuurlijk niet vreemd dat de manier waarop we technologie gebruiken cultureel gedreven is. De Chinese filosoof Yuk Hui schreef daarover in 2016 in zijn boek The Question Concerning Technology in China en muntte daarin het idee van 'kosmotechniek'. Dit betekent volgens hem zoveel als de ‘eenwording van ons wereldbeeld en de techniek'. Yuk schreef het boek aanvankelijk als antwoord op Heideggers Die Frage nach der Technik (hij vindt Heideggers beschouwing niet voldoende toepasbaar op de Chinese werkelijkheid), maar aardig is dat de visie van Yuk in het licht van de coronacrisis actueler is dan ooit.
Wij Europeanen zijn traditioneel voorzichtig met technologie, zegt Van Wijnen, voortbouwend op het werk van de Chinese filosoof: ‘Dat zie je al terug in Oud-Griekse verhalen: denk aan de titaan Prometheus die het vuur steelt van de goden, waarvoor de mens wordt gestraft in de vorm van dood, ziekte en oorlog. Of neem de populaire Britse Netflix-serie Black Mirror. Elke aflevering geeft een serieuze waarschuwing voor nieuwe technologie, van augmented reality tot brein-computerinterfaces.’
‘We moeten laten zien dat technologie op een ethisch verantwoorde wijze ingebed kan worden in de samenleving, dat vraagt om een groot project van overheid, bedrijven en burgers’
Alexander van Wijnen
In de Amerikaanse kosmotechniek wordt het gevaar van technologie juist gezien als een uitdaging die wij moeten aangaan: ‘Daarom komt het thema van het gevecht tegen de machine zo vaak voor in Amerikaanse verhalen, denk aan films zoals The Matrix en Terminator. Maar de mens wint alleen van de machine door dezelfde technologie in gebruik te nemen. In Amerika wordt de strijd tegen covid-19 dan ook gezien als een uitdaging om in hoog tempo te innoveren. De VS hebben bijvoorbeeld minder moeite met het gebruik van locatiegegevens dan Europa. Het doel heiligt de middelen.’
En dan is er natuurlijk Azië. ‘Vooral China, al zie je in Zuid-Korea en Japan ook soortgelijke in het confucianisme gewortelde sentimenten, waarin de techniek meer wordt gezien als deel van de natuur. Die traditie gaat duizenden jaren terug. In de bekende Chinese mythe van de Drie Soevereinen geven drie keizers al de eerste technologieën aan de rest van de mens. Vanuit die traditie kun je de enorme technologische acceleratie in China beschouwen en de inzet van technologie bij de bestrijding van het coronavirus.’
Fenomenologie
De fenomenologie is een filosofische stroming die werd ontwikkeld door de Oostenrijks-Duitse filosoof Edmund Husserl (1859-1938). HIj stelde een heel nieuwe benadering van kennis voor. De fenomenologische methode richt zich niet op de concrete dingen en hun samenhang, maar wil doordringen tot het wezen en de betekenis van de dingen, door middel van geestelijk-intuïtieve beschouwing. Later werd de fenomenologie verder ontwikkeld door onder anderen Max Scheler, Martin Heidegger en Jean-Paul Sartre (foto). Recentere filosofen zoals Emmanuel Levinas en Jacques Derrida zijn ook sterk beïnvloed door de fenomenologie, maar hebben er ook kritiek op.
Accelererende ontwikkeling
Op zich is het prima, verschillende culturen, verschillende manieren om te interacteren met de wereld. Maar de term global village is niet voor niets uitgevonden: technologie heeft ons op vele manieren ook nader tot elkaar gebracht. En nieuwe technologie reist daardoor razendsnel de aarde over. Hoe zit het bijvoorbeeld met sciencefictiontechnologieën als kunstmatige intelligentie? We laten dit soort pseudoslimme systemen nu al beslissingen voor ons nemen. De immer versnellende ontwikkeling ervan maakt dat algoritmes steeds meer voor ons zullen besluiten.
Vanuit de fenomenologie volgt vanzelf dat we dan die technologie ons mens-zijn laten vormgeven. Dit werpt boeiende vragen op over wat mens-zijn precies is. Daarnaast is er natuurlijk de vraag welke technologie we willen gebruiken als China over tien jaar ver voorligt met superieure AI. Willen we die uit het oosten, of toch onze eigen minder presterende systemen?
‘China zet nu grote stappen, maar er is geen “beste” manier van omgaan met technologie’, stelt Van Wijnen. ‘Er zijn juist verschillende tradities omdat wij verschillende ideeën hebben over het “goede” gebruik van technologie. Juist daarom kunnen wij van elkaar leren. China laat zien hoe de staat effectief kan optreden in de crisis en Amerika laat zien hoe wij creatief moeten blijven.’
Voor Europa ligt er een opdracht meent hij, ook voor eigen gewin: ‘Wij moeten laten zien hoe nieuwe technologie op een ethisch verantwoorde wijze ingebed kan worden in de samenleving. Wat dat betekent, vraagt om een groot project, waar overheid, bedrijven en burgers betrokken bij moeten worden. Ook in Nederland worden we gedwongen om na te denken over hoe wij nieuwe technologieën willen gebruiken: thuis, in de stad, of op nationaal en internationaal niveau. Als we nu beginnen met dit project, plukken we daar op de lange termijn de vruchten van. Het alternatief is te leven in een technologische wereld van Amerika óf China. Het lijkt me dat we dat onszelf niet aan moeten willen doen.’