Koester de vele rollen van kunst. Juist nu
In deze hectische tijd vol veranderingen dreigt kunst gereduceerd te worden tot twee dingen. Óf verstrooiing en troost bieden, óf een oplossing voor sociaaleconomisch leed. Maar kunst is veel meer dan dat.
In deze hectische tijd vol veranderingen dreigt kunst gereduceerd te worden tot twee dingen. Óf verstrooiing en troost bieden, óf een oplossing voor sociaaleconomisch leed. Maar kunst is veel meer dan dat.
‘Kunst is geen duizenddingendoekje’, schrijft Merel Bem in haar bundel Doorkijken: kunst voor het dagelijks leven. ‘Kunst is uitgesteld kijken. Haar nut is niet af te dwingen, je loopt er toevallig tegen aan, veel later pas.’ Tijdens de lockdown leek dat uitgestelde kijken meer dan ooit een letterlijke waarheid. De gemiddelde burger had geen toegang meer tot de kunstwerken in musea, galeries of beeldendekunstinstellingen. Kijken moest daadwerkelijk worden uitgesteld. Beelden waren er nog louter digitaal en online. We kunnen alleen maar gissen naar wat dit voor de kunstwerken zelf betekende. Ze zijn doorgaans nooit alleen, worden dagelijks bekeken, aangestaard, gefotografeerd en heel soms aangeraakt. Voelden ze zich eenzaam, verweesd of misschien wel opgelucht ? Weldadige rust, dacht het Meisje met de parel ? Eindelijk alleen, dacht De Nachtwacht ?
De musea werden in het voorjaar van 2020 spookhuizen zonder bezoekers. De kunstwerken in die musea werden in virtuele fora onttakeld tot digitale schimmen. Ze transformeerden tot louter bits en pixels of tot een reeks persoonlijke herinneringen in de hoofden van bezoekers. Net als in dat klassiek geworden verhaal van Stefan Zweig getiteld ‘De onzichtbare verzameling’. Een mierzoete vertelling over een blinde verzamelaar wiens kostbare prenten door zijn gezinsleden stiekem verkocht worden. Ze vervangen de werken door waardeloze replica’s die hij dagelijks door zijn handen laat gaan als waren ze echt. Zijn verzameling is er alleen nog in gedachten. Met de lockdown werden tal van musea over de halve wereld, getransformeerd tot dit soort onzichtbare, imaginaire collecties.
‘Kunst kan ons schoonheid en troost brengen, onthaasting en genot. Ze kan echter ook gevaarlijk zijn, stekelig en ongemakkelijk. Vragen stellen die we liever niet willen horen en weigeren eenvoudige antwoorden te geven’
Nu het huisarrest wordt versoepeld en de deuren van de musea weer op een kier staan, vieren wij het feit dat wat zij in huis hebben ‘tastbaar’ is en niet virtueel. Vaak ‘dingen’, oud en nieuw, die je van dichtbij wilt zien en moet ervaren. Toch weer dat ouderwetse aura van het echte.
Achter de schermen worden de kaarten geschud, wordt keihard gewerkt aan overleven en wordt koortsachtig nagedacht over alternatieve (business)modellen. Nieuw en anders. Voor de schermen heerst serene rust en vindt een anachronistische stap terug in de tijd. Terug naar toen. Musea zijn weer stil en dunbevolkt. Geen drukbezochte ‘experience’ waar drommen bezoekers zich verdringen. Je kunt er kunst in relatieve afzondering en rust bekijken. Een (heimelijk) genot maar wel een elitair genoegen.
Musea hebben er de voorbije tientallen jaren op ingezet om een zo groot mogelijke maatschappelijke impact te hebben en voor zoveel mogelijk mensen zo breed mogelijk toegankelijk te zijn middels tal van outreach- en participatie-initiatieven. Ze wilden geen onneembare bastions of tempels van de hoge kunst meer zijn, maar ontmoetingsplekken, fora voor debat. Musea wilden met de woorden van een Deense expert, een mentale sportschool zijn. ‘Where you stretch the mind and flex the eye’. Ze zijn nu weer (even) terug bij af. Oases van rust en contemplatie. Louter wellness voor de geest. En dat voor een exclusieve, beperkte groep mensen.
Ondertussen verschuift de wereld. Covid-19 zet bestaande economische systemen onder druk. De Black Lives Matter-beweging eist een einde aan institutioneel racisme. Onderdrukt ongenoegen komt misschien wel onder druk van de pandemie tot een explosie. En de kunst en de musea ? Die lijken even gevangen in een ‘freeze’. De voorbije jaren is er in vele musea uitvoerig gedacht, gesproken over de gevaren van het neoliberalisme en gewerkt aan inclusie, diversiteit en gelijkwaardigheid. Dat was en is een moeizame weg, met veel hobbels en hindernissen. Omdat institutionele verandering langzaam gaat, maar ook omdat de kunst zelf soms traag is, bedachtzaam en second degree reageert. Ze heeft tijd nodig om dingen te plaatsen, te overzien, erop te reflecteren. Dat maakt haar in tijden van crisis wat amechtig. Ze signaleert ontwikkelingen voor die losbarsten maar als de doos van Pandora eenmaal opengaat, zet ze een stapje terug. Het rood moet eerst bezinken. In het licht van een overweldigende realiteit is de kunst dan even stil. Ze biedt geen instant remedies. Geen directe oplossingen. Ze is inderdaad geen duizenddingendoekje.
De voorbije decennia werden kunstenaars aangemoedigd, soms met lichte of zelfs stevige sociale dwang, om de zogenaamde ivoren toren van het atelier uit te gaan – waar ze nu door Covid-19 weer gedwongen in zitten - en vuile handen te maken op de straat. Musea werden naast zones voor zondagse kunstbeschouwing ook fora voor maatschappelijk debat. De kunst zelf nam ontelbare vormen aan. Van gewoon mooi tot vlammend activistisch. Van schilderij aan de muur tot filosofische tekst of confronterende performance.
Het gevaar dreigt nu dat kunst weer ‘terug haar kot in moet’, in al haar veelvormigheid en veelzijdigheid wordt gereduceerd tot niet duizend maar één of twee dingen. In een zeer hectische tijd vol extreme verandering, ophef en onrust eisen we van haar dat ze ons óf snel oplossingen biedt voor sociaaleconomisch leed óf ons oog, hart en hoofd weldadigheid biedt, afleiding en verstrooiing.
In Brabant krijgt dat beteugelen van de kunst al concreet vorm. In mei kondigde het net gevormde provinciebestuur aan te werken aan een nieuw beleidskader ‘vrije tijd’ waarbij de onderdelen cultuur, sport en vrijetijdseconomie integraal gepositioneerd worden. Dit lijkt te impliceren dat recreatie en ontspanning het hoofddoel van kunst en cultuur zijn Daar is op zich niks mis mee, dat kan ze. Maar kunst kan meer. Is meer.
Filosoof John Gray stelde recent teleur door een ongelofelijk achterhaald journalistiek stuk over de huidige Black Lives Matter-beweging. Zijn boek The Silence of Animals: On Progress and Other Myths (2013) biedt ons een meer uitgebalanceerde kijk op de huidige tijd. Hij waarschuwt ons: de geschiedenis leidt niet altijd naar beter. Met de komst van de moderne wetenschap kwam de mythe van het ‘meliorisme’. De illusie dat we door het vergroten van onze kennis, controle uitoefenen over ons lot en stap voor stap toewerken naar een betere wereld. Misschien wordt de toekomst niet beter, waarschuwt Gray.
Ze wordt wel anders. In die ongewisse toekomst kan kunst vele rollen spelen. Ze kan ons, met wijlen Wim Kayzer, nog steeds schoonheid en troost brengen, onthaasting en genot. Ze kan echter ook gevaarlijk zijn, stekelig en ongemakkelijk. Vragen stellen die we liever niet willen horen en vervolgens weigeren eenduidige antwoorden te geven. Netelige kwesties voor het voetlicht brengen en ons vervolgens niet helpen om hierop gepaste acties en reacties te geven. Ze is de zandkorrel in de oesterschelp. Laten we dat nu de wereld in volle omwenteling is, niet vergeten. Laten we haar niet inperken onder het motto Sois belle et tais-toi. Wees mooi en houd je mond.
Productief ongemak hoort bij de kunst en dus bij de musea waar ze wordt getoond. Die ‘wrijving’ uit zich op vele manieren, in het Stedelijk Museum en het Van Abbemuseum door ongemakkelijke discussies over zwart-wit, in het Frans Hals Museum door avontuurlijke en soms schurende verbindingen tussen oude en nieuwe kunst, in het Amsterdam Museum en de Lakenhal in Leiden door lastige vragen te stellen aan de geschiedenis. De kunst is unruly and untidy, net als de menselijke geest. Geen duizenddingendoekje maar een duizendblad. Zoet en met een iets bittere nasmaak. Een geneeskrachtig kruid, maar ook een afweermiddel tegen spoken en duivels. Een smakelijke groente, maar ook een plant die wordt gebruikt voor het voorspellen met behulp van het Chinese orakel Boek der Veranderingen, ook bekend als I Tjing. Ze kan het, de kunst. Een duizendblad zijn. Nu, vooral nu.
Ann Demeester (Brugge, 1975) is directeur van het Frans Hals Museum in Haarlem. Eerder was ze onder meer directeur van het Amsterdamse kunstencentrum De Appel.
In elk van de vijf zomernummers van Futures en FD Persoonlijk vindt u een essay van een expert.
11 juli: Het nieuwe ontspannen
Ann Demeester, directeur van het Frans Hals Museum, over het belang van de de vele rollen van kunst.
18 juli: Het nieuwe wonen
Filosoof en publicist Pieter Hoexum over de veranderde relatie tussen binnen en buiten.
25 juli: Het nieuwe samenleven
Emeritus hoogleraar Nederlandse Letterkunde Herman Pleij over het nieuwe en het oude normaal (en hoeveel die op elkaar lijken).
1 augustus: Het nieuwe werken
Hoogleraar Arbeidsmarkt Ton Wilthagen over thuis- en flexwerken, lokaal produceren, duurzaamheid en discriminatie op de werkvloer.
8 augustus: Het nieuwe leren
Yra van Dijk, hoogleraar moderne Nederlandse Letterkunde, over samenwerken, bewegen, ethiek, bildung en burgerschap.