Rijksbouwmeester Floris Alkemade denkt dat we niet alleen meer, maar vooral ook andere woningen moeten bouwen. En als je bijbouwt, doe dat dan in een buitenwijk die wel een opknapbeurt kan gebruiken.
Floris Alkemade: ‘Ik denk niet dat deze crisis het einde is van het stadse leven. Er zijn altijd golfbewegingen.’Foto: Arenda Oomen
Curriculum vitae
Floris Alkemade (Sint-Oedenrode, 1961) studeerde in 1989 met eervolle vermelding af in de bouwkunde aan de Technische Universiteit Delft. Na zijn afstuderen werkte hij bij architectenbureau OMA (Office for Metropolitan Architecture). In 2001 werd hij hier partner.
Alkemade richtte in 2008 zijn eigen bureau op, FAA, met standplaats Sint-Oedenrode en vestigingen in Brussel en Parijs. Hij combineert zijn werk als architect en stedenbouwkundige met het geven van onderwijs en met lezingen en hij maakt deel uit van diverse vakjury’s.
Sinds 1 september 2015 is hij Rijksbouwmeester. Hij volgde Frits van Dongen op.
Hoewel zijn termijn er eigenlijk op zit, blijft Floris Alkemade voorlopig nog even aan als Rijksbouwmeester. Hij is nog nodig voor de verbouwing van het Binnenhof (nog in ontwerpfase) en er is ook nog geen opvolger beschikbaar. Toch was Alkemade al begonnen om de rekening op te maken na vijf jaar adviseurschap. Zijn afscheidsboek ligt al in de winkel. Een essay met de ambitieuze titel De toekomst van Nederland.
Hij schetst daarin dat we in revolutionaire tijden leven. ‘Zelden kreeg een generatie zoveel beslissende keuzes voorgelegd’, doelend op de opwarming van de aarde, de zeespiegelstijging en afnemende biodiversiteit. ‘Nu we tegen de grenzen aan lopen, is de kunst om van richting te veranderen essentieel’, schrijft Alkemade.
Vanuit zijn kantoor in Den Haag legt hij uit dat hij een optimistisch verhaal heeft willen achterlaten. ‘Klimaatverandering is zoiets ongrijpbaars, het geeft zo’n gevoel van onmacht, dat je er totaal apathisch van kunt worden. Het gevoel dat het toch niet uitmaakt of je korter doucht. Terwijl het juist zaak is dat mensen in actie komen en oude patronen gaan doorbreken. En dat wij als individu, maar ook als klein land, wel degelijk iets kunnen betekenen.’
Alkemade is vrij klein van postuur. Hij praat zacht en kiest zijn woorden zorgvuldig. Maar achter dit ingetogen voorkomen schuilt een fel karakter. Als puber was hij zo rebels, dat de politie nogal eens over de vloer kwam. Zijn ouders stuurden hem uit wanhoop naar een internaat in België. Op een kloosterschool, ver van zijn vrienden, moest hij tot bezinning komen. En dat lukte: te midden van de rust van de paters begon hij studeren leuk te vinden.
‘‘Een ministerie van ruimte kan problemen integraal aanpakken en gemeenten helpen. Die zijn vaak niet toegerust op hun complexe taak. Hoe ga je om met de stijgende zeespiegel, hou bouw je duurzaam?’’
Toch is het rebelse er nooit helemaal af gegaan. Nu, zo’n 45 jaar later, neemt Alkemade nog steeds niet zomaar iets voor waarheid aan. Zo is in Nederland inmiddels bij vrijwel iedereen het besef doorgedrongen dat er een enorm woningtekort is en er snel veel nieuwe woningen bijgebouwd moeten worden. Volgens de laatste berekeningen zijn er vóór 2030 zo’n miljoen extra huizen nodig. Alkemade zet hier echter vraagtekens bij. Waarom hebben we zoveel woningen nodig? Hebben we misschien niet vooral andere woningen nodig, op wellicht ook andere locaties? Hij wijst erop dat de grote steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag alleen nog groeien door expats. ‘En met corona is die groei weggevallen, het is nog afwachten of die na de crisis in dezelfde vorm terugkomt.’
De rest van de grotere huizenbehoefte is volgens Alkemade vooral het gevolg van het feit dat de huishoudens steeds kleiner worden. In populaire stedelijke gebieden zou de helft van de bevolking nu uit eenpersoonshuishoudens bestaan. ‘Dat betekent dat we niet alleen over meer maar vooral ook over andere typen woningen moeten nadenken’, stelt de Rijksbouwmeester. Hij denkt bijvoorbeeld dat sommige mensen het best wel prettig zouden vinden om een woning te delen, of om in een hofje te wonen. ‘Om toch wat meer samen te doen. Een op de tien mensen is zwaar vereenzaamd op dit moment, en dat zijn niet alleen ouderen’, zegt Alkemade.
De Brabander heeft de afgelopen jaren vaker alom geaccepteerde zaken ter discussie gesteld. Hoezo is de Randstad de motor van Nederland? Het platteland is toch veel innovatiever? Hoezo is er geen plaats om vluchtelingen te huisvesten? We hebben toch lege kantoortorens? De Rijksbouwmeester mag dan van origine over de architectuur en kwaliteit van de Rijksgebouwen gaan, Alkemade zag voor zichzelf ook nadrukkelijk een maatschappelijke rol weggelegd. Zo liet hij via prijsvragen ontwerpers meedenken over thema’s als de verduurzaming van het boerengebied en de zorgwoningen voor ouderen.
Ook schreef hij vorig jaar samen met de twee andere rijksadviseurs ongevraagd de publicatie Panorama Nederland, waarin hij onder meer een pleidooi houdt om ondanks de woningnood niet in het groen te bouwen. Een thema dat zeer actueel is, doordat er door het groeiende woningtekort een steeds luidere roep is om meer in het weiland te bouwen. Dat gaat namelijk sneller dan het bouwen in de stad, doordat het minder complex is.
Alkemade betwijfelt echter of bouwen in het weiland altijd sneller is, omdat er in tegenstelling tot in de stad bijvoorbeeld nog geen infrastructuur is. Maar zelfs als het sneller is, is terughoudendheid geboden, vindt hij. Hij wijst erop dat we nu al 8,3 hectare per dag aan het buitenstedelijk gebied onttrekken. Daarnaast is hij ervan overtuigd dat de stad mensen gewoon meer te bieden heeft. Mensen wonen daar dicht bij hun werk, dicht bij elkaar en kunnen gemakkelijker gebruikmaken van het openbaar vervoer.
Bouwactiviteit in een groen gebied. Volgens Alkemade moet en kan deze worden beperkt met creatief bijbouwen.Foto: ANP
Maar de coronacrisis laat nu juist zien dat het niet altijd ideaal is om dicht op elkaar te zitten.
‘Het hebben van een tuin heeft nu een nieuwe betekenis gekregen ja. Maar hopelijk is dit een tijdelijke crisis. Ik denk in ieder geval niet dat dit het einde betekent van het stadse leven. Het zijn in de geschiedenis telkens golfbewegingen geweest. In de middeleeuwen met de pest trokken mensen uit de stad, daarna kwamen ze weer terug. Eind vorige eeuw was in Amsterdam de binnenstad aan het verkrotten, daarna werd die populairder dan ooit.’
Er beginnen al gezinnen Amsterdam uit te trekken door corona. Door het thuiswerken kan dat ook.
‘Ja, ik hoorde laatst al dat we misschien straks nog maar twee dagen per week naar kantoor gaan. Het zou kunnen dat mensen door het thuiswerken iets verder van hun werk gaan wonen. Misschien dat krimpgebieden dan weer iets kunnen groeien. Maar dat is nog lastig te zeggen nu.’
U woont zelf in het Brabantse dorp Sint-Oedenrode. Dus ook niet in de stad.
‘Nee, maar ik woon wel heel centraal. Ik heb veel in Lille gewerkt, in Rotterdam, in Brussel en in Parijs. Vanuit mijn huis ben ik in een uur in Antwerpen, waar ik de Thalys kan pakken. En er is een hoop bedrijvigheid in Brabant, er zitten veel innovatieve bedrijven. Het idee dat alles in de Randstad gebeurt, is allang achterhaald.’
U stelt dat er niet in het groen gebouwd moet worden, maar we hebben een enorm tekort aan huizen.
‘Ik zeg niet: stop iedere vorm van bouwen buiten de stad. Ik weet ook wel dat we niet alles binnenstedelijk kunnen bouwen. Maar kijk er wel goed naar, en dan niet alleen naar de nieuwe opgave, maar ook naar de bestaande 7,8 mln woningen. Nu is de impuls vaak elke keer een jaarring aan een stad toe te voegen als er huizen nodig zijn. Maar kijk eerst eens hoe je de bestaande buitenwijken kunt verbeteren en hoe je daar eventueel extra woningen in kunt creëren. Er zijn genoeg desolate plantsoentjes en braakliggende parkeerterreinen waarop gebouwd kan worden. Dat lijkt strijdig, want er is al zo weinig groen. Maar extra huizen hoeven niet ten koste te gaan van het groen. Je kunt bijvoorbeeld ook een extra laag op een gebouw maken. Met hout, dat is licht. Of een uitbreiding aan de kopse kant. Zo kun je lelijke woonblokken weer verfraaien.’
Zitten de mensen in die wijken daar wel op te wachten?
‘Mensen moeten daar wel goed in meegenomen worden. Je kunt ook niet een hele wijk verdubbelen op deze manier. Maar misschien kan er 10% meer huizen bij. Op een manier die echt als een kwaliteitsverbetering herkend wordt. Daar doen we nu een studie naar.’
Maar kost op zo’n manier bouwen niet veel te veel tijd?
‘Het kost misschien wat meer proceduretijd, omdat buren bezwaar kunnen maken. En het is wat complexer, maar je lost wel in één keer verschillende problemen op. Het woningtekort, maar ook de verloedering van wijken. Daarbij kunnen die extra huizen handig van pas komen bij het verduurzamen van oude wijken. Bij sommige huizen moet zoveel gebeuren, dat mensen tijdelijk hun huis uit moeten. Die kunnen dan in die nieuwe huizen terecht. Die kunnen voordat ze verkocht worden als wisselwoning dienen.’
De Tweede Kamer wil dat er weer een ministerie van VROM komt, om de woningbouw te versnellen. Wat vindt u daarvan?
‘Ik zie daar wel iets in, maar vooral in de vorm van een ministerie voor ruimte. Het kabinet zegt dat het integraal wil werken, maar in de praktijk zijn het allemaal aparte ministeries (wonen, infrastructuur en landbouw, red.). Een ministerie van ruimte kan helpen met één stem te spreken.
Daarbij kan zo’n ministerie gemeenten helpen, want die zijn vaak niet toegerust op hun taak. Die hebben gewoon de mensen niet, helemaal niet nu het steeds ingewikkelder wordt. Hoe ga je bijvoorbeeld om met een stijgende zeespiegel? Hoe bouw je duurzaam?’
Pop-upstore van defensie. Ook leegstand in winkelstraten vraagt volgens de Rijksbouwmeester om creatieve oplossingen.Foto: ANP
In uw essay gaat u uitgebreid in op de uitdagingen van deze tijd. U vindt dat de markt minder te zeggen moet krijgen en de overheid juist meer.
‘Waar het mij om gaat, is dat we ernaartoe moeten dat we met onze leefwijze niet langer een spoor van verwoesting achterlaten. Ik vind dat de overheid zich daarin sterker kan opstellen dan ze nu doet. Je ziet het nu gelukkig wel gebeuren met de omgevingswet en het klimaatakkoord. Maar het lijkt allemaal hemeltergend langzaam te gaan.’
U ziet ook een rol voor ontwerpers?
‘Ja, we zitten nu op het moment dat er echt een fundamentele kentering wordt ingezet. Dat is het moeilijkste moment. We zitten nog in de oude patronen en dat zorgt voor frictie en angst. Aan ontwerpers, kunstenaars en wetenschappers de taak om mensen juist nu te laten zien wat verandering betekent. Door die te visualiseren. Ontwerpers zijn daartoe als geen ander in staat. Het zijn in feite specialisten in verandering.’
U prijst vaak de denkwijze van ontwerpers. Wat is daar zo bijzonder aan?
‘Ontwerpers hebben het vermogen om een hele wirwar van overwegingen terug te brengen tot één visie. Om beeldend te denken en naar kansen te kijken. Neem bijvoorbeeld de problemen met leegstand in de winkelstraten. Waarom maak je van lege winkels niet een soort deelkantoren? Niet iedereen heeft een goede werkplek thuis. En je kunt zo nieuwe lokale samenwerkingen creëren. Als alle Rijksambtenaren bijvoorbeeld verplicht twee dagen per week op zo’n deelkantoor in hun eigen regio werken, en daar dan samen zitten met lokale ambtenaren, kan een hoop moois ontstaan.’
U heeft vijf jaar lang het kabinet geadviseerd. Is er naar u geluisterd?
‘Nou politiek is een apart vak. Het heeft met politieke beeldvorming te maken. Ontwerpen is een veel rationeler proces en heeft ook een veel langere horizon dan politiek.’
Tot slot, hoe ziet Nederland er in de toekomst uit?
‘Niet veel anders dan nu, Nederland zal er herkenbaar uit blijven zien. Maar in plaats dat elke verandering Nederland lelijker maakt, vormen de grote vragen van onze tijd een prachtige kans om ervoor te zorgen dat elke verandering een verbetering aan het landschap teweegbrengt.’