Antropoloog James Suzman schreef een boek over de werkende mens. Volgens hem kunnen wij moderne kantoortijgers veel opsteken van de Bosjesmannen, de laatste jager-verzamelaars. ‘Al hun doelen kwamen samen in de jacht: voedsel, voor elkaar zorgen, iets delen.’
Traditionele Bosjesmannen werken zo’n vijftien uur per week en ontspannen zich veel.Fotografie: Erik Hijweege
Wat er achter hem hangt? Het lange gesprek via Zoom loopt ten einde en antropoloog James Suzman springt meteen op en pakt het voorwerp van de muur. Het is een traditionele jachtuitrusting van de Bosjesmannen, zegt hij, terwijl hij de leren zak om zijn nek hangt. Het is zijn eerste, uit 1990. Hij hield de wapens over aan een verblijf in de Kalahari, de halfwoestijn in zuidelijk Afrika. ‘Kijk, hoe efficiënt’, zegt hij terwijl hij er een stap mee zet. ‘De hele dierenhuid is gebruikt, van kop tot staart. In het vel kun je al je wapens voor de jacht dragen. Een boog, pijlen, een speer om het dier te doden, een stok om vuur mee te maken.’ Lachend: ‘En ja, er is mee gedood, er zit nog bloed aan.’
Suzman — geboren in Zuid-Afrika, maar sprekend met typisch Britse ironie — geeft het interview in zijn werkkamer in het Engelse Cambridge, waar hij doceert aan Robinson College. Het nieuwste boek van de antropoloog is net in een Nederlandse vertaling verschenen: Werk – Een geschiedenis van de bezige mens. Het boek is dik en veelomvattend (‘Ik heb eigenlijk een boek geschreven over de geschiedenis van de mens, vermomd als boek over werk.’), met als rode draad Suzmans ervaringen met de Bosjesmannen. Het zijn de laatste jager-verzamelaars, waar hij jaren veldonderzoek naar deed. ‘De mensheid heeft het grootste deel van zijn bestaan op aarde geleefd als de Bosjesmannen, jagend en verzamelend. We zijn pas sinds heel kort anders gaan leven en werken. En dat heeft het er niet beter op gemaakt. Misschien is het wel niet zo’n gekke gedachte om eens naar die Bosjesmannen te kijken als we willen leren hoe ons werk bevredigender kan worden.’
‘Essentieel voor bevredigend werk zijn gebruik van je vaardigheden en doelgerichtheid. Het mooiste is als meerdere doelen samenkomen: ambitie, verdieping, brood op de plank brengen’
Hoelang hebben we gewerkt en geleefd als jager-verzamelaars?
‘De eerste mensachtigen bestaan een paar miljoen jaar, en leefden al die tijd als jager-verzamelaar. De mens zoals we die nu kennen, de homo sapiens, loopt zo’n 300.000 jaar op aarde rond, en voorzag bijna al die tijd niet anders in zijn bestaan dan zijn voorouders. Pas sinds het ontstaan van de landbouw, zo’n 10.000 jaar geleden, is dat veranderd. En het werd er niet beter op met de industrialisering, die zo’n 200 jaar geleden begon. Sinds we op aarde zijn, werken we minder dan 5% van die tijd zoals we dat nu doen.’
Hoe ziet het werk eruit bij de Bosjesmannen?
‘Helaas is het traditionele bestaan als jager-verzamelaar ook voor de Bosjesmannen bijna verdwenen. In ieder geval werkten ze niet veel, zo’n vijftien uur per week. Dat leven is ook niet zwaar. Mensen vragen me weleens wat ze verder doen. Nou, eerlijk gezegd ontspannen ze zich ook veel. Dat kan doordat er altijd een overvloed is — schaarste kennen ze niet. De Bosjesmannen hebben hun risico’s gespreid, ze leven van zo’n honderd verschillende planten. Als een plantensoort het ene jaar minder goed groeit, bijvoorbeeld vanwege de droogte, hebben ze altijd andere planten die het juist goed doen als het minder heeft geregend. Maar er is nog een reden waarom de jager-verzamelaars zich goed kunnen ontspannen na hun werk. Hun werk is bevredigend.’
(Tekst gaat verder onder kader)
Wie is james Suzman?
James Suzman (1970) werd geboren in Johannesburg, in Zuid-Afrika.
Tegenwoordig woont hij in Cambridge, waar hij doceert aan Robinson College. De antropoloog werd bekend door zijn onderzoek naar Bosjesmannen in onder meer Namibië.
Hij beschreef niet alleen hun traditionele leven als jager-verzamelaars, maar ook de moeilijke omstandigheden waarin ze nu vaak leven, onder meer doordat hun land in bezit is genomen door veeboeren. Suzman zet zich ook in voor de verbetering van hun levensomstandigheden: zo zorgde hij ervoor dat ze iets kunnen verdienen aan het toerisme in de Nationale Parken.
Van 2007 tot 2013 was Suzman hoofd public affairs van diamantbedrijf De Beers.
Wat maakt werk bevredigend?
‘Belangrijk is in ieder geval dat je je vaardigheden kunt gebruiken. De mens kenmerkt zich door een enorme vaardigheid om telkens nieuwe vaardigheden te leren. En als we dat kunnen doen, wordt het leven betekenisvol. Als we dat vermogen niet voeden, dan voelen we ons beroofd van iets heel essentieels. Je zag dat enorme verlangen om vaardigheden te ontwikkelen ook tijdens de lockdown. Mensen die thuiszaten, en geen tijd kwijt waren aan reizen, hebben zich massaal gestort op gitaar spelen of pianospelen, of ze zijn gaan schilderen.
Wat werk verder zo bevredigend maakt, is doelgerichtheid. Helemaal mooi is het als meerdere doelen samenkomen in je werk: ambitie, je verdiepen in een onderwerp, geld verdienen omdat er brood op de plank moet komen, en meer. Bij de jager-verzamelaars kwamen eigenlijk al hun doelen samen in de jacht: voedsel, voor elkaar zorgen, iets delen.’
Dat leven van de jager-verzamelaars lijkt heel paradijselijk. Waarom gingen we dan het land bebouwen?
‘We begonnen daarmee uit noodzaak: vanwege klimaatverandering. We zijn het land dus niet gaan bebouwen omdat mensen dachten: wat een geweldig idee, dat maakt mijn leven veel beter.’
Een belangrijk inzicht voor ons 21ste-eeuwers, benadrukt Suzman, is dat daar op het veld van de boer onze hedendaagse opvattingen over werk werden gevormd. ‘Anders dan de jager leefde de boer niet in het heden, in het nu van de jacht, maar met zijn blik op de toekomst gericht. Je moest zaaien, en afwachten tot het voorjaar om de opbrengsten te krijgen. De beloning voor je inspanningen lag altijd in de toekomst. Voortdurend was er ook de dreiging dat oogsten zouden mislukken. De boeren waren altijd een sneeuwstorm, een vreselijke winter of een ziekte verwijderd van een grote hongersnood.
Ze werkten daarom niet alleen hard om de oogst veilig te stellen, maar ook om een overschot te creëren als verzekering tegen toekomstige schade. Die voorraden die ze aanlegden, brachten weer met zich mee dat anderen ook hard moesten werken om die te beheren en te distribueren. Er kwam een militaire macht om bezit te beschermen, koningen om die aan te voeren; zo ontstond een hele samenleving die in het teken van schaarste stond. Dat denken in schaarste is nog steeds bepalend voor ons, terwijl we leven in een tijd van overvloed.’
Een ander gevolg van de overgang naar een landbouwsamenleving, zegt Suzman, is dat leven en werk een gevecht werden om de top te bereiken. ‘De jager-verzamelaarssamenleving had een hekel aan hiërarchie. Mensen konden het zich veroorloven om niet hard te werken doordat niemand bezit nodig had om interessant mee te doen en een stapje hoger te klimmen op de apenrots. Je ziet dat nog steeds, Bosjesmannen die doen alsof ze heel wat voorstellen, worden belachelijk gemaakt.
In de landbouwsamenleving was de mentaliteit heel anders: toen er steeds meer overschotten waren, probeerde iedereen zoveel mogelijk daarvan voor zichzelf te verwerven. Daarbij speelde vergelijking met de ander een belangrijke rol. Je wilde niet minder hebben, maar dat was vaak wel het geval. Zeker toen de steden ontstonden, werden mensen voortdurend geconfronteerd met enorme en onverdraaglijke verschillen in rijkdom en ook in macht. Onze wanhopige behoefte aan succes, of influencers die op zoek zijn naar likes, is een hedendaagse echo van die tijd. Maar gelukkiger worden we er niet van. Een salarisverhoging van een miljoen pond, zoals je die ziet in de wereld van het grote geld, is uiteindelijk betekenisloos. Het is immers niet de beloning die ons werk betekenisvol maakt.’
Het blijft lastig om je voor te stellen dat mensen helemaal niet hechten aan status en bezit …
‘Toch zag ik bij de Bosjesmannen een heel andere omgang met bezit. Als ik daar aankwam, met een truck vol met thee, suiker, maismeel en tabak, werd alles keurig verdeeld. En als het niet eerlijk was gegaan, vroegen mensen ook om meer. Wij beschouwen het als onbeleefd om te vragen, zij beschouwen het als onbeleefd als je weigert om iets te geven. Misschien verdelen ze alles ook wel zo netjes omdat ze geen zin hebben in gedoe. Als je te veel voor jezelf houdt, weet je zeker dat de anderen je zullen blijven lastigvallen. Mensen leggen er elkaar voortdurend een soort belasting op.’
De landbouw, die na dit leven van jagen en verzamelen kwam, was volgens u nog maar het begin van de ellende.
‘De boeren werkten hard, vaak tot ze erbij neervielen. Ze hadden niet zulke lange levens, die wel vol ontberingen zaten, maar het werk was nog wel betekenisvol. Ze hadden een duidelijk doel, overleven, en ze konden hun vaardigheden ontwikkelen. Je moest kennis hebben van de natuur, van de planten, en problemen oplossen en je aanpassen aan vaak moeilijke omstandigheden.
Maar daar zou een eind aan komen door de industrialisering, zo’n 200 jaar geleden, zeker toen de Amerikaanse ingenieur Frederick Taylor rond 1900 een nieuwe, rationele inrichting van het productieproces bedacht. Die zou leiden tot onder meer de lopende band — en daarin zat voortaan alle intelligentie. Het gevolg was dat vaardigheden van mensen nauwelijks meer werden aangesproken. De voldoening school voortaan niet meer in het uitoefenen daarvan, maar in de beloning, de betaling voor je arbeid. Dat was een volgende stap in de uitholling van het werk. We gingen lange dagen werken, waarbij alleen het salaris aan het eind van de maand ons werd voorgehouden om ons voort te drijven.’
Schaarste kennen de Bosjesmannen niet, want er zijn altijd planten genoeg. Suzman: ‘Dat fenomeen begon pas met de introductie van de landbouw. Het denken in termen van schaarste is nog steeds bepalend voor ons, terwijl we leven in overvloed.’ Boven: een jager zet zijn val.Foto: Erik Hijweege
Overdrijft u nu niet?
‘Nee, ook toen we de overstap maakten van de industriële naar de dienstensamenleving, zou die betekenisloosheid van het werk blijven bestaan. Niet voor niets hoor je mensen zeggen: godzijdank, het is weekend. Het blijkt ook uit onderzoek dat mensen tegenwoordig niet blij zijn met hun werk. Gallup, de grote opiniepeiler, heeft een enorm onderzoek gedaan naar de gevoelens van werknemers over hun werk. Ze hebben 150.000 interviews afgenomen, in 155 landen. In West-Europa bleek het enthousiasme van werknemers over hun werk erg tegen te vallen, maar zo’n 11% van de mensen voelt zich ermee verbonden. Wereldwijd geeft 85% van de mensen wel zijn tijd aan de baas, maar niet zijn passie.’ Lachend: ‘18% van de mensen ondermijnt zelfs actief het werk van de collega’s die wel betrokken bezig zijn.’
Wat te doen? U stelt vast niet voor om terug te keren naar de tijd van de jager-verzamelaars.
‘Nee, laten we dat niet doen. Ik denk dat een eerste stap naar verandering is om in te zien dat onze aannames over de mens en zijn werk niet kloppen. We menen vaak dat er geen verandering van ons werk mogelijk is, doordat de mens nu eenmaal graag zoveel mogelijk verzamelt en daarbij de competitie met anderen aangaat. Alsof het in onze genen zit dat we zo zijn. Dat is een van de redenen waarom we volgens velen geen alternatief kunnen ontwikkelen voor de moderne markteconomie, die precies die concurrentie als kern heeft.
Het is niet eenvoudig om deze vastgeroeste ideeën te ondermijnen. Het lijken wel de religieuze geboden van deze tijd, in steen gebeiteld en onbetwistbaar. Het is mijn hoop dat ik met mijn verhaal over de mens als jager-verzamelaar die uitgangspunten toch aan het wankelen kan brengen. Je hebt ruimte in je hoofd nodig om te kunnen veranderen.’
Wat kunnen we concreet doen?
‘Ik geef het toe, net als de meeste dokters ben ik beter in de diagnose dan in de levensreddende behandeling. Ik heb geen concreet beleidsplan klaarliggen. Maar ik heb wel suggesties: bijvoorbeeld een basisinkomen invoeren, of als samenleving meer inzetten op cruciale beroepen, die zo waardevol bleken tijdens de coronacrisis. Maar ik denk dus dat we niet zo’n kant-en-klaar plan moeten willen. Elke situatie, elke plek, vraagt om bijzondere oplossingen, waarbij iedereen betrokken moet worden. Je weet ook niet van tevoren wat werkt en wat niet. Daarom zou ik het goed vinden als we de komende tijd gebruiken om te experimenteren met nieuwe ideeën, maar dat kunnen we alleen als we ons niet laten verlammen door die verouderde gedachten uit ons boerenverleden.’