Het is een veelgehoord geluid: de roep om een integrale aanpak. De wens om meerdere disciplines tegelijkertijd te laten meewegen in het oplossen van een vraagstuk. Economische, medische en sociale. De lange termijn en de korte termijn. Maar waarom lukt dit zelden? Waarom wordt er, als er echt een beslissing moet worden genomen, vaak toch gekozen voor één dominante discipline? Weegt het belang van de een toch een stuk zwaarder dan dat van de ander? Waarom kiezen we toch voor het epidemiologisch perspectief, de korte termijn of juist voor de ultralange termijn waardoor er vandaag niets verandert? Waarom is een integrale aanpak in de praktijk zo weerbarstig?
Integraal denken zou moeten gaan over het zoeken naar oplossingen waar iedereen beter van wordt, in plaats van uit te gaan van het principe dat de winst van de een altijd leidt tot het verlies van de ander. Het zou een tegenwicht moeten zijn voor het winner takes all-principe. Dat hebben we hier in de polder altijd op een heel speciale manier gedaan. Ten eerste door compromissen te sluiten. Iedereen moet een veer laten, waardoor iedere speler redelijk tevreden is met het eindresultaat. Het nadeel is dat echt scherpe keuzes niet worden gemaakt. De tweede poldervariant is de uitruil van belangen. Het beroemde kaartspel van Wouter Bos: je gaat om de tafel zitten en eenieder krijgt iets op zijn eigen domein. Je hoeft je niet zo hard te bekommeren om de ander, zolang je de winst op je eigen terrein maar binnen kunt halen. Als je het geheel bekijkt, mag het er integraal uitzien, maar eigenlijk is het een samenraapsel van gescheiden oplossingen.
je hebt geen managers nodig, maar leiders met een inhoud, die een idee kunnen bedenken
Het goede nieuws van de polder is dat we er niet voor terugschrikken spelers met verschillende belangen en perspectieven aan dezelfde tafel uit te nodigen. Maar deze tijd vraagt wel om andere polderinstrumenten. In een wereld waar de uitdagingen alleen opgelost kunnen worden door het medische én het economische, het sociale én het klimatologische, en door de lange én de korte termijn met elkaar in evenwicht te brengen, zijn de oude instrumenten volstrekt ontoereikend. We hebben oplossingen nodig waarbij al die aspecten elkaar versterken in plaats van afzwakken. Waarbij klimaatoplossingen leiden tot een evenwichtiger verdeling van welvaart of waarbij epidemiologische overwegingen zo worden meegenomen dat jongeren er straks toch beter uitkomen. Het gaat er niet om de verschillen te nivelleren tot een algemeen aanvaardbaar niveau, maar de verschillen productief te maken.
Ik hoor u denken: dat kan helemaal niet. En dat er daarom weinig van die integrale aanpak terechtkomt. Het is namelijk heel moeilijk. Je hebt iets nodig wat we steeds meer uit bestuurskringen hebben gesloopt: mensen met inhoud, die een idee kunnen bedenken. Je kunt geen tegenstrijdige belangen productief maken door alleen maar ‘te vertrouwen op het proces’ of belangen op een handige manier tegen elkaar uit te ruilen. Dat vraagt om het vermogen een idee te bedenken.
Managers kunnen iets van a naar b brengen. Leiders maken van a en b iets anders; iets waar iedereen beter van wordt.