Om beurten schrijven vier columnisten over nieuwe technologie en wat ondernemers, bestuurders en werknemers hiermee kunnen. Deze week Valerie Frissen.
Het hoofdthema van het World Economic Forum was dit jaar ‘De vierde industriële revolutie’. Op het beroemde netwerkfeestje in Davos, waar iedereen die er toe doet — of denkt er toe te doen — samenkomt om zich te buigen over de toestand in de wereld, mengden zich dit keer ook robots in het gezelschap. Fotogenieke prominenten als onze eigen Máxima moesten genoegen nemen met een plekje op de tweede rang.
De tijd dat robots alleen in sciencefictionfilms de hoofdrol speelden ligt voorgoed achter ons, al zag de Koreaanse robotgedelegeerde in Davos er nog steeds wel uit als de mechanische namaakmens die we kennen uit die sf-films.
De vierde revolutie verwijst naar de fase van technologische ontwikkeling die nu begonnen is, waarin mens en machine steeds meer gaan samensmelten. Computers zijn in de nabije toekomst geen zichtbare apparaten meer, maar zullen steeds meer opgaan in de fysieke omgeving. Denk aan zelfrijdende auto’s, intelligent behang, 3D-geprinte hersenimplantaten die van buitenaf te besturen zijn, of kleding die al onze lichaamsfuncties meet, interpreteert en doorstuurt naar ons patiëntendossier.
Al die slimme dingen zijn bovendien met elkaar verbonden via het ‘Internet of Everything’. Ook al is dit alles nu nog geen gemeengoed, de grens tussen de WEF-bezoeker die is uitgerust met smartphone en fitbit, en de Koreaanse robot die zichzelf dingen aanleert door interactie met de omgeving is in wezen maar dun. Wordt de mens nu steeds meer een computer of wordt de computer steeds meer mens?
De implicaties van deze technologische tsunami zijn verregaand en daarover werd dan ook druk gediscussieerd op het WEF. Opmerkelijk zijn dan altijd de apocalyptische voorspellingen. Zoals de klassieker die bij iedere industriële revolutie van stal gehaald wordt (en overigens nog nooit is uitgekomen) dat de technologie — in dit geval robots en artificiële intelligentie — desastreuze effecten heeft op de banenmarkt. Dat hadden we inderdaad ook al moeten horen van minister Asscher die in 2015 de noodklok luidde over de tragische gevolgen van robotisering voor de arbeidsmarkt.
In Davos was er veel aandacht voor een rapport waarin geschat wordt dat 5 miljoen banen zullen verdwijnen door robotisering en kunstmatige intelligentie. Dit leidde vervolgens weer tot zuinige commentaren van economen die niet bijster onder de indruk waren van deze cijfers: het zou dan namelijk gaan om een toename van de mondiale werkeloosheid met nog niet eens een half procent.
Maar ook op een meer fundamenteel niveau kwam er kritiek: dit soort statische cijfers ontkennen namelijk de voortdurende dynamiek op de arbeidsmarkt. De verwachting is dat het overgrote deel van alle banen in de komende vijf jaar sowieso zal veranderen. En ja, dat is altijd verweven met allerlei technologische ontwikkelingen.
Het probleem is dat dit soort zenuwachtigmakende ontwikkelingen vaak met een bril uit het verleden worden bekeken. De rituele reflex is om dan in de defensieve modus te schieten, zeker als we dat aan sociaaldemocraten overlaten. Dan komen al gauw de klassieke beschermingsmaatregelen van de ‘zwakkeren’ op de arbeidsmarkt op tafel.
Een sterk staaltje van die reflex is bijvoorbeeld de zogenaamde bescherming van zzp-ers door dit kabinet, die hen verplicht meer ‘vastigheid’ biedt. Veel zzp-ers zijn hier in het geheel niet van gediend. Niet alleen omdat ze helemaal niet in vaste dienst willen, maar ook omdat dat een dergelijke ‘bescherming’ het voor hen veel lastiger maakt om daadwerkelijk werk (lees: opdrachten) te krijgen.
Jonge werkenden benaderen die arbeidsmarkt nu al op een heel andere manier dan wij gewend waren. Flexibiliteit, samenwerken, onorthodoxe netwerkverbanden in plaats van traditionele dienstverbanden, permanent bijleren: dat alles is voor jonge starters al heel gewoon.
Waar beleidmakers en experts in human resources nog maar net begonnen zijn met praten over ‘21st century skills’ en de arbeidsmarkt van de toekomst, zijn de jonge starters allang die toekomst zelf vorm aan het geven.
Zo kwam deze week een jongedame van 17 jaar bij ons op het SIDN-kantoor op bezoek die een uiterst succesvolle modeblog en bijbehorend YouTube-kanaal heeft opgezet en daarmee al genoeg geld heeft verdiend om haar studie ruimschoots te kunnen financieren.
Als we eens wat beter gaan kijken en luisteren naar hoe jonge starters dit aanpakken, kunnen we misschien ook echt goede maatregelen bedenken om hun positie op de arbeidsmarkt te versterken — als ze dat tenminste willen!
Tech Team
Valerie Frissen
Als sociaal wetenschapper voelt Valerie Frissen zich thuis tussen creatieve techneuten in de internetwereld. Op het kruispunt van vakgebieden borrelen volgens haar de spannendste inzichten op. Ze is directeur van het SIDN fonds, dat innovatieve internetprojecten ondersteunt, en hoogleraar ICT en Sociale Verandering in Rotterdam. Valerie is getrouwd en heeft twee dochters.
Saskia Nijs
Onderzoeker aan de VU en hoofd strategie bij -Philips Healthcare.
Jaap-Henk Hoepman
Computerwetenschapper aan de Radboud Universiteit en wetenschap-pelijk directeur van het Privacy & Identity Lab.
David Langley
Internet-, innovatie- en strategieonderzoeker bij TNO en RUG.
Om te kunnen reageren moet u ingelogd zijn.
Inloggen