Datacenters zijn het beu om te worden weggezet als ‘stroomslurpers’. ‘Ik zie alleen maar negativiteit, daar word ik soms een beetje moedeloos van’, klaagt Alex Bik, technisch directeur van BIT datacenters in Ede.
Foto: Tammy van Nerum voor het FD
Alex Bik is kwaad. Samen met zijn concurrenten maakt BIT het massale thuiswerken in Nederland mogelijk. Maar in plaats van waardering oogst de sector volgens de techneut vooral onterechte kritiek. Zoals eind juni in in deze krant. ‘Datacenters drukken andere grootverbruikers van het stroomnet af’, kopte het FD.
Het artikel beschreef dat datacenters contractueel meer capaciteit op het stroomnet hebben vastgelegd, dan ze op dit moment daadwerkelijk verbruiken. Netbeheerders worstelen op sommige plekken met de drukte op het net en dat kan leiden tot spanningen. Ze willen de ongebruikte capaciteit niet aan andere stroomverbruikers geven, terwijl de capaciteit misschien pas over jaren nodig is.
200
Nederland telt meer dan 200 datacenters.
4%
Datacenters verbruiken volgens cijfers van de Dutch Data Center Association samen bijna 18 petajoule per jaar aan elektriciteit, dat is ruim 4% van het totale stroomverbruik en 0,6% van het totale energieverbruik.
1-4%
Omdat de economie digitaliseert vrezen critici dat het energieverbruik de komende tijd oploopt. Datacenters zelf denken zelf dat de groei in hun energievraag beperkt blijft omdat apparaten zuiniger worden. Na het massale thuiswerken steeg het energieverbruik van datacenters naar schatting met slechts 1% tot 4%.
86%
86% van de energie die datacenters gebruiken is groen, stelt de brancheorganisatie na een peiling onder haar leden.
U schrok van ons artikel?
‘Ja. En ik ben ook wel een beetje boos. Vooral vanwege de toon. Wat er stond, klopte op zich allemaal wel, maar alles was op een dusdanige manier geformuleerd dat elke lezer de indruk krijgt dat datacenters slecht zijn en de netbeheerder op kosten jagen. Maar als datacenters hebben wij voor onze aansluiting heel veel geld betaald. Om een voorbeeld te geven: wij hebben hier een heel klein datacenter, met een aansluiting van 5 megawatt (ongeveer 5600 stofzuigers die tegelijkertijd zuigen, red.). Daarvoor hebben we €300.000 moeten aftikken. In het stuk worden we stroomslurper genoemd, wat een rare uitdrukking is, daar spreekt vooringenomenheid uit.’
Een middelgroot datacenter verbruikt evenveel stroom als een volledige gemeente. Is het raar dat u dan stroomslurper wordt genoemd?
‘Een datacenter verbruikt veel stroom, maar dat verbruik is voor een groot gedeelte niet nieuw. Eerst stonden de servers in de bezemkast bij allerlei bedrijven. Daar verbruikten ze waarschijnlijk meer dan nu, want in de bezemkast was de opzet te klein om heel veel tijd te stoppen in het opzetten van een efficiënte koeling van de apparatuur.’
Omdat er steeds meer vanuit de cloud wordt gewerkt groeit de capaciteit van datacenters hard. Die verbruiken per vierkante meter meer stroom dan welke andere sector. Netbeheerders zijn ondertussen al overbelast omdat ze ook zonneweiden en windparken moeten aansluiten. Dat wringt toch?
‘Ons grote verbruik maakt het juist makkelijk voor een netbeheerder. Het is veel handiger op om één plek gewoon een dikke kabel te rollen dan ik weet niet hoeveel kabels naar huizen te loodsen. Ook voor producenten van stroom bieden datacenters voordelen: ‘s nachts gebruiken huizen bijna niets, maar ‘s avonds gaan de lampen aan en misschien kookt de bewoner wel elektrisch. Dat maakt het voor energieleveranciers lastiger om precies genoeg stroom in te kopen of op te wekken. Ons verbruik is juist heel constant. Ondertussen betalen we wel belasting voor de overgang naar duurzame energie. Wij zijn juist een ideale stroomgebruiker.’
Foto: Tammy van Nerum voor het FD
Kunt u meer doen om het verbruik te verlagen?
‘Ik zou graag een kwekerij van vanilleplantjes naast me hebben, of een zwembad. Daar kunnen we daar onze restwarmte aan afstaan. We zijn bereid daarvoor te betalen, want warmte afstaan is goedkoper dan onze koelmachines laten draaien. Toen we wilden uitbreiden moesten we hier naartoe, want dit is een ‘high-tech-bedrijventerrein’. Maar aan de andere kant van de A30 werd op dat moment een nieuw bedrijventerrein gebouwd met een warmtenet. Daar komen ze nu warmte tekort. Energetisch was het handiger geweest als we daar hadden gezeten.’
De gemeenten Haarlemmermeer en Amsterdam willen de groei van het aantal datacenters beperken. Wat vindt u daarvan?
‘De politiek in die twee gemeentes heeft blijkbaar een hekel aan datacenters. Terwijl ze niemand tot last zijn. Ja, ze nemen ruimte in, maar daar zijn datacenters niet uniek in. Het is een enorm schone business. Ik denk dat geen branche in Nederland zo massaal is overgestapt op groene stroom. En wij maken het massale thuiswerken mogelijk. Dat zorgt ervoor dat er veel minder auto gereden wordt. Ik begrijp niet waarom de politiek zich wel hard maakt voor de groei van Schiphol, maar niet voor datacenters. Datacenters zijn niet slecht voor het milieu, maar elke keer worden er fabeltjes de wereld in geholpen.’
Waar komt die 'hekel' aan datacenters vandaan?
‘Van de media. Er is de laatste jaren alleen maar negativiteit. Dan hoor je op BNR Nieuwsradio iemand zeggen dat een paar mailtjes versturen evenveel stroom kost als een jaar de koelkast laten draaien. Je hoeft geen rekenkundig genie te zijn om te zien dat zoiets niet kan kloppen. Wie gaat al die mails dan betalen? In zo’n programma wordt dan geen tegengas gegeven. Maar ja, ook de presentator heeft de afgelopen jaren alleen maar gehoord dat datacenters veel stroom verbruiken. Dan ga je daar toch sneller in mee.’
Heeft u last van die negatieve berichten?
‘Gelukkig hebben wij een goede relatie met de gemeente, maar de branche heeft er zeker last van. Sowieso snapt bijna niemand wat we doen. Soms is het genoeg als ik zeg: “Wij zijn de ProRail van het internet. Alleen bij ons is het bijna nooit stuk, anders waren we wel veel bekender geweest.” Soms moet ik meer uitleggen. Mensen snappen vaak echt niet wat een datacenter is. Ik geef wel eens rondleidingen. Laatst vroeg iemand: “Maar datacenters, zijn die nog wel nodig? Alles staat nu toch in de cloud?” “Dit is de cloud”, zei ik toen. Je zag in de groep een hoop kwartjes vallen.’