Wetenschappelijk onderzoek bij kankerpatiënten, waarin het effect van nieuwe medicijnen wordt geëvalueerd, is kostbaar. Dit hangt samen met het vaak grote aantal patiënten dat deelneemt aan een onderzoek, de benodigde veiligheidsgaranties en het verzamelen en verwerken van de onderzoeksresultaten. Lang niet ieder wetenschappelijk onderzoek levert een nieuw bruikbaar medicament op. De ontwikkelingskosten van een nieuwe oncologische behandeling liggen daarom hoog.
Een onderzoeker kan voor sponsoring van zijn of haar onderzoek bij twee partijen aankloppen. Ten eerste bij een stichting met een idealistisch motief, waarvan KWF Kankerbestrijding veruit de grootste is. De financiële middelen van deze stichtingen zijn echter beperkt. De tweede partij is de farmaceutische industrie. Deze heeft een economisch motief en ruime financiële middelen. Maar ze zal alleen bereid zijn tot sponsoring als het te testen medicament te patenteren is en het aantal voor behandeling in aanmerking komende patiënten groot.
Enerzijds is het positief dat de farmaceutische industrie veel in wetenschappelijk onderzoek investeert. Inhoudelijk is de kwaliteit van zorg er sterk door verbeterd. Maar haar meerderheidsaandeel in het medisch we tenschappelijk onderzoek heeft ook tot ongewenste neveneffecten geleid. Zo blijven inhoudelijk zinvolle, maar financieel onrendabele onderzoeksvragen onbeantwoord, worden nieuwe geneesmiddelen tegen ongezond hoge prijzen in de markt gezet en treedt belangenverstrengeling op tussen de medische wereld en de farmaceutische industrie.
Veel zinvol onderzoek naar de waarde van goedkope behandelingen blijft te lang liggen door een tekort aan fondsen. Dat doet zich ook in een breder perspectief gelden. Zo verloopt de ontwikkeling van nieuwe antibiotica als antwoord op de toenemende resistentie van bacteriën trager dan gewenst. Bij de prijsstelling voor nieuwe kankermedicatie streeft de farmaceutische industrie naar het hoogst declareerbare. Zo blijkt uit onderzoek naar gehanteerde prijzen binnen Europa dat het nieuwe borstkankermedicijn Pertzuzmab in Nederland twee maal zoveel kost als in Spanje.
De kosten voor kankermedicatie in Nederland stijgen jaarlijks en inmiddels ligt het budget ruim boven de € 1 mrd. Omdat de registratie van een nieuw kankermedicijn voor de Nederlandse zorgmarkt soms wel een jaar vooruit loopt op de onderhandelingen tussen verzekeraars en ziekenhuizen, moeten de door het ziekenhuis gemaakte kosten voor medicatie vaak elders uit de exploitatie worden gehaald. Eén van de redenen waarom menig ziekenhuis in de rode cijfers zit.
Een arts-onderzoeker, die volgens de principes van ‘evidence based medicine’ is opgeleid, zal zich mogelijk verplicht gaan voelen tot een wederdienst, als zijn of haar promotieonderzoek door farmaceutische gelden wordt bekostigd. Recent nog diende een zaak voor de rechter over belastingontduiking door een gepensioneerde hoogleraar oncologie. Het ging daarbij om tientallen miljoenen opgepot onderzoeksgeld.
Maar een dergelijke belangenverstrengeling berust niet enkel op de financiële afhankelijkheid van onderzoekers. Omgekeerd pluggen farmaceutische bedrijven hun recent ontwikkelde medicamenten proactief binnen het onderzoeksveld, zodat hun studies snel en voortvarend verlopen. Tijd is geld. Concurrerende studies moeten wachten.
Het zware stempel van de farmaceutische industrie op onderzoek leidt tot een hogere kostenstijging dan nodig is. Het ministerie van VWS wil een actievere rol gaan spelen bij de prijsbepaling van nieuwe medicamenten, maar deze actie verandert niets aan de hier beschreven dynamiek en verlicht de financiële pijn hooguit een beetje. Effectievere oplossingen zullen vanuit een dialoog tussen de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra, de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en de zorgverzekeraars moeten komen.
Zo zouden de zorgverzekeraars het budget van hun momenteel kleine onderzoeksfondsen stevig kunnen uitbreiden voor de financiering van wetenschappelijk onderzoek. Productieve onderzoeksgroepen zouden kunnen worden beloond met extra sponsorgeld. Een dergelijk initiatief biedt onderzoekers de mogelijkheid om nog veel beter te laten zien wat ze in huis hebben. Bovendien kunnen ze meer invloed gaan uitoefenen op de inhoud van de onderzoeksagenda voor de komende jaren, wat de patiënt direct ten goede komt.
Uitbreiding van de fondsen kan door de zorgverzekeraars als een rendabele investering worden beschouwd. De investering verdient zich wellicht al terug als een met hun geld ontwikkeld nieuw medicament goedkoop in de Nederlandse markt kan worden gezet. Daarnaast zouden zorgverzekeraars de medicatie kunnen patenteren, hetgeen financieel interessant is als de nieuwe medicijnen in het buitenland worden verkocht.
Om tot beperking van kosten te komen kan ook financiële sturing worden ingezet. De marktwerking in de geneesmiddelenmarkt is ernstig doorgeschoten. In een normaal economisch stelsel wordt de prijs bepaald door vraag en aanbod. In de geneesmiddelenmarkt worden zowel de prijs als het aanbod bepaald door de farmaceutische industrie. Daarna wordt de vraag gegenereerd — ook door de industrie. De farmasector rekent daarbij op de wankelmoedigheid van politiek en voorschrijvers en schroomt niet om patiëntenverenigingen in te zetten om druk uit te oefenen om middelen snel een vergoedingsstatus te laten bezorgen. De toelating van geneesmiddelen op de markt zou ook afhankelijk gesteld kunnen worden van het macro-economisch nut: als de prijs van een geneesmiddel per gewonnen levensjaar kleiner is dan een gedefinieerd normbedrag wordt het middel vergoed, als het duurder is wordt het middel niet toegelaten tot de Nederlandse markt.
Dr. H.K. van Halteren is internist-oncoloog in het Admiraal de Ruijter Ziekenhuis, Vlissingen. Drs. H.C.R. Brandenburg is ziekenhuisapotheker, Scheldezoom Farmacie, ‘s Gravenpolder.