Hoe zou de Amerikaanse liberale filosoof Richard Rorty (1931-2007) hebben gereageerd op de debatten tussen de presidentskandidaten Hillary Clinton en Donald Trump? Deze vraag komt in me op, omdat Rorty voor alles een optimistische pleitbezorger van de democratie was.
Weliswaar gaf hij grif toe dat de democratie soms moeilijk en ingewikkeld was, maar dat nam niet weg dat hij ‘zonder angst’ — ‘unflinchingly’ was het fraaie woord dat hij gebruikte — dat zou blijven doen.
Nu was Rorty een positivo. Hij vond dat het de taak van de filosoof was om fijne en inspirerende berichten te vertellen. Van nukkige intellectuelen, die aan alles twijfelen, moest hij niet zoveel hebben. De hele gedachte van Europese intellectuelen dat alles zo veel mogelijk gedemystificeerd moest worden, stuitte Rorty tegen de borst. Amerikaanse intellectuelen zien, anders dan hun Europese evenknieën, in alle gebeurtenissen nog wel iets positiefs.
Ik weet nog goed dat ik ooit in Amsterdam met Martin Seligman, gelukspsycholoog en zelfhulpgoeroe, een flinke discussie had. Hij pleitte ervoor dat kinderen op de middelbare school geen schrijvers als Melville, Kafka of Dostojevski meer zouden moeten lezen, omdat dergelijke teksten demoraliserend zouden werken. De grote literatuur is te tragisch om geluksbevorderend te zijn. Het vertrouwen in de wereld neemt er door af. Literatuur zorgt ervoor dat je berust in de gedachte dat je geen meester van de omstandigheden bent. Zoiets is, aldus Seligman, weerzinwekkend.
Even voor de helderheid: Rorty is geen Seligman. Eerstgenoemde heeft een behoorlijk imposant en respectabel oeuvre op zijn naam staan dat overigens veel verder reikt dan alleen maar politieke filosofie. Maar wat hij deelt met Seligman is het onvoorwaardelijke vasthouden aan een positief gevoel.
Het is iets wat me altijd het meest heeft verbaasd aan veel Amerikaanse academici: een onvoorwaardelijk vasthouden aan het idee dat het wel goed komt. Futuroloog en ondernemer Ray Kurzweil, filosoof en bedrijfsethicus Ed Freeman en de Brits-Amerikaanse fysicus Freeman Dyson — ik noem maar wat bekende namen. Ik weet dat ik nu ernstig generaliseer. Er zijn immers altijd uitzonderingen op de regel: er zijn ook zwarte in plaats van blanke intellectuelen, er zijn ook vrouwen in plaats van mannen en er zijn zelfs blanke mannen, die niet alleen maar gaan voor de blijheid. Allemaal waar, maar toch durf ik staande te houden dat onder Amerikaanse intelligentsia een soort verbod op pessimisme heerst.
Vandaar dus mijn vraag: zou Rorty blij zijn geweest met de twee debatten die we tot nu toe hebben gehad tussen Clinton en Trump? Wat het jaarlijkse hoogtepunt moest worden van de belangrijkste democratie op aarde is ontaard in een dieptepunt, dat zijn weerga niet kent. Ik hoef hier niet te herhalen wat er allemaal over en weer gezegd is.
Ik hoef hier ook niet te stipuleren hoezeer de Amerikaanse vuilbekkerij een model is geworden voor de politiek elders. Is het verbazingwekkend dat de meeste mensen, niet alleen in Amerika, politiek inmiddels een vies woord vinden? Hebben we echt wel goede redenen om met Rorty nog optimistisch te zijn over democratie?
Het mooie van het pessimisme is zijn bescheidenheid. Nooit zal de pessimist zeggen dat hij iets zonder angst omarmt. Nooit zal hij, in woorden van de Amerikaanse politicoloog Joshua Dienstag, die een heel eerbetoon aan het pessimisme wijdde en dus een uitzondering op de Amerikaanse regel is, zichzelf tot koning of keizer willen kronen, omdat hij weet dat hij nooit de meester van de omstandigheden zal zijn.
Niemand kan met andere woorden zonder angst van de democratie houden, omdat die democratie de optimistische gedachte dat iemand wel meester van de omstandigheden kan worden afwijst.
Pessimisme, schrijft Dienstag, is de democratie van momenten. Dit is een wat cryptische uitspraak, maar ik stel me voor dat een optimist nooit van moment naar moment gaat. Hij ziet achter alle momenten die zich voordoen alleen maar het grote geluk schemeren. Dat geluk drijft hem voort. Dat geluk zorgt ervoor dat hij de momenten als het ware overslaat. Hij is niet geïnteresseerd in de vraag of momenten tellen. Een geniepige Hillary Clinton en onbeschofte Trump: wat kan het de optimist schelen? Het is maar een moment in de Amerikaanse geschiedenis.
Voor de pessimist is dit moment groot. Groot genoeg in ieder geval om een schaduw te werpen op de democratie, niet zozeer omdat ze een slecht idee zou zijn, maar vooral omdat we haar vanwege haar permanente onzekerheid niet aankunnen.
René ten Bos is hoogleraar filosofie aan de faculteit der managementwetenschappen van de Radboud Universiteit.