De commotie rond accountants houdt aan. In de Tweede Kamer tekent zich een links blok af van GroenLinks, SP en PvdA dat harde maatregelen wil nemen tegen ‘falende accountants’, bijvoorbeeld door ze te dwingen om na een gebleken gebrekkige controle afstand te doen van de desbetreffende klant. Minister Dijsselbloem van financiën veegde dat voorstel snel van tafel. Ook hij stelt dat de kwaliteit van de accountantscontrole omhoog moet om boekhoudschandalen zoals die bij Vestia, Imtech en Ballast Nedam te voorkomen, maar het stapelen van wetten is volgens hem niet de oplossing.
De aanleiding voor het oplaaien van het debat over de accountancy is het kritische rapport dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) eind juni heeft uitgebracht over de kwaliteit van de controles van de ‘Big 4’ accountancyorganisaties. Volgens de AFM-bestuurder Gerben Everts missen EY, KPMG, Deloitte en PWC in hoge mate een gevoel van urgentie en zijn zij daardoor niet in staat daadwerkelijke verbeteringen van de controles door te voeren. Zo bleek 59% van de 32 controledossiers niet aan de eisen van de AFM te voldoen; in 2014 was dat bij 45% van de 40 controledossiers het geval, ondanks de 53 verbeterpunten waarmee de sector in 2014 aan de slag is gegaan.
Kritiek op onderzoeksmethode
Vanuit de Big 4 is er vooral kritiek op de onderzoeksmethode van de AFM. PwC en EY zijn daarom op 4 oktober in beroep gegaan bij de Rotterdamse bestuursrechter tegen een eerder door de AFM opgelegde boete. In deze rechtszaak is onder meer naar voren gebracht dat de AFM gebruikmaakt van een selecte steekproef in plaats van een representatieve steekproef.
De aanhoudende, vinnige discussies tussen de accountants en de AFM vloeien voort uit sterk uiteenlopende visies op de uitoefening van het accountantsvak. Partners van de Big 4 definiëren zichzelf als ‘professionals’, autonome en professionele generalisten, die gericht zijn op het tegemoetkomen aan de verwachtingen van hun klanten en aan hen diensten leveren op basis van standaarden die vooral bepaald zijn door de professie zelf.
'Professioneel oordeel'
Van cruciaal belang in deze discussie is een nadere invulling van het ‘professionele oordeel’, de mate waarin een individuele accountant de ruimte en de autonomie houdt voor een inschatting van de risico’s op basis van kennis, ervaring, eigen inzicht en verantwoordelijkheid. In het ene geval zal de accountant diep in de details moeten duiken, terwijl hij in andere gevallen kan volstaan met beperktere werkzaamheden.
Deze visie staat haaks op de meer bureaucratische visie op de professionaliteit van een accountant die de AFM hanteert. Hierin wordt een rationele, ‘rule-based’, taak-gedifferentieerde en hiërarchisch aangestuurde organisatie nagestreefd. Vanuit deze bureaucratische visie is de ruimte voor het professionele oordeel momenteel te groot en moeten er meer regels en procedures komen om deze ruimte in te perken.
Overbruggen van kloof
De kloof tussen die twee visies moet dringend worden overbrugd, want anders is nu al zonder veel moeite te voorspellen dat de volgende toetsing van de AFM over twee jaar weer tot slechte rapportcijfers zal leiden. Het zou goed zijn als bij het gesprek daarover meer over de grens wordt gekeken, met name naar de wijze waarop het toezicht op de accountants in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland wordt uitgeoefend. De Britse Financial Reporting Council deelt niet alleen voldoendes of onvoldoendes uit, maar hanteert ook een tussencategorie waarin verbeterpunten worden aangereikt en waarbij nog ruimte blijft voor een gesprek en verbeteringen. In Frankrijk moet een OOB (een organisatie van openbaar belang, zoals een beursgenoteerd bedrijf of een ziekenhuis) door twee verschillende accountantsorganisaties worden gecontroleerd.
Het is niet productief als betrokken partijen in de loopgraven blijven zitten en een machtsstrijd voeren over de vraag of de professie dan wel de bureaucratische regels leidend moeten zijn. Laten we eerst het systeem waarin grote organisaties regelmatig van accountant moeten wisselen (Wet Plasterk) maar eens grondig evalueren en daarbij alle partijen betrekken. Samen met lessen die uit de ervaringen in het buitenland zijn te leren, kan die evaluatie een mooie basis vormen voor een nieuwe vorm van constructief toezicht op de accountantssector.