Voor een betere beloning kan de zorgsector wel een wat mannelijker imago gebruiken
Naomi Ellemers is universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht
Naomi Ellemers is universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht
De afgelopen maanden kregen we een nieuw perspectief op welke werkzaamheden en functies onmisbaar zijn voor onze samenleving. Veel aandacht ging daarbij uit naar de ‘helden in de zorg’. Indrukwekkend waren de getuigenissen van vaak nog jonge zorgmedewerkers die loodzware verantwoordelijkheden voor hun kiezen kregen. Zelf waren ze vooral verbaasd over alle aandacht en applaus. ‘Ik deed gewoon mijn werk’, was de meest gehoorde reactie. Maar hebben we eigenlijk wel zicht op wat dat werk allemaal van mensen vraagt? En komt dat voldoende tot uitdrukking in de beloning en waardering van deze beroepen?
Al in maart is besloten zorgverleners een extra bonus toe te kennen als beloning voor hun inzet tijdens de coronacrisis. Maar eerder deze week werd een motie van fractievoorzitters Lilian Marijnissen (SP) en Lodewijk Asscher (PvdA), om zorgverleners structureel betere arbeidsvoorwaarden en een beter salaris toe te kennen, in de Tweede Kamer niet aangenomen. Tegelijkertijd is duidelijk dat hier een groot knelpunt ligt. Een permanente uitbreiding van het aantal ic-bedden wordt onhaalbaar geacht, vooral vanwege het ontbreken van voldoende geschoold zorgpersoneel.
In deze discussie worden allerlei verschillende argumenten aangevoerd. Een bijzondere beloning voor deze beroepsgroep zou gerechtvaardigd zijn, omdat de beroepen ‘vitaal’ zijn voor onze samenleving. Een hoger salaris zou nodig zijn om mensen in staat te stellen te wonen in de stad waar ze werken. Betere arbeidsvoorwaarden zouden helpen meer mensen aan te trekken om in deze beroepen te werken. En uiteindelijk loopt de discussie meestal vast, omdat we niet kunnen beslissen wie dat dan moet betalen.
Veel minder politiek beladen is de basale vraag: hoe zwaar zijn deze functies nu eigenlijk en wat is een redelijke vergoeding? Voor beroepen in de zorgsector wordt, net als in andere beroepsgroepen, de zwaarte en passende beloning voor verschillende functies vastgesteld met behulp van functiewaarderingssystemen. Hiervoor zijn allerlei systemen in de omloop, vaak van zakelijke adviesbureaus. Zo wordt in de internationale zakenwereld het systeem van Hay veel gebruikt om de zwaarte van functies te vergelijken en passende beloningen vast te stellen.
De systemen zijn op hoofdlijnen gelijk. Voor elke functie wordt bepaald welke taken moeten worden uitgevoerd en wat dit van een functionaris vraagt. Dat gaat om kennis, zelfstandigheid, sociale vaardigheid, motorische vaardigheid, risico’s, verantwoordelijkheden, etcetera.
Ook al lijkt zo’n systeem en de ‘punten’ die het oplevert objectief, het indelen en vergelijken van functies is en blijft mensenwerk. HR-managers maken een inschatting. Met vakbonden en ondernemingsraden wordt onderhandeld over de uitkomsten. De belangen zijn dan ook groot: het gaat om beloningsverschillen, maar ook om criteria voor uitzonderlijke vaardigheden of prestaties, wat mensen al of niet geschikt maakt voor een hogere functie, of wie de eerste slachtoffers zijn bij een reorganisatie.
Dit alles vergroot het risico dat er ook subjectieve zaken gaan meespelen. Een van die valkuilen is het onbewuste verschil in waardering dat er is voor opleidingen en functies, afhankelijk van de vraag of ze vooral door mannen of door vrouwen worden vervuld. Deze systematische vertekening wordt ook wel de ‘Wet van Sullerot’ genoemd. Wetenschappelijk onderzoek toont dat dit niet zoveel te maken heeft met de moeilijkheidsgraad of de inhoud van het werk. Keer op keer zien we dat opleidingen (zoals de studie geneeskunde) en beroepen (zoals dat van rechter) die inhoudelijk misschien alleen maar complexer zijn geworden, toch dalen in maatschappelijk aanzien en salaris naarmate er meer vrouwen werkzaam zijn.
‘Als mensen wordt gevraagd voorbeelden van heldendom op te noemen, denken ze beduidend vaker aan mannen dan aan vrouwen’
Een soortgelijk effect is te zien in de waardering voor ‘heldendom’. Alice Eagly, emeritus hoogleraar aan Northwestern University deed hier veel onderzoek naar. Als mensen wordt gevraagd wat iemand tot een held maakt, geven ze aan dat dit mensen zijn die risico’s nemen om anderen te helpen zonder aan zichzelf te denken, soms met gevaar voor eigen leven. Als de verschillende manieren waarop mensen elkaar helpen volgens deze criteria beoordeeld worden, worden vrouwen en mannen even vaak als helden gezien.
Maar als mensen wordt gevraagd voorbeelden van heldendom op te noemen, denken ze beduidend vaker aan mannen dan aan vrouwen. Alice Eagly heeft dit onder andere gedocumenteerd voor winnaars van de ‘Carnegie Medal’: de hoogste onderscheiding voor burgermoed in Noord-Amerika.
Ook in Nederland zien we dit terug in toekenningen van onderscheidingen voor bijzondere verdiensten, zoals onze jaarlijkse ‘lintjesregen’. Hoewel minstens evenveel vrouwen als mannen aan de basiscriteria voor een voordracht voldoen (zoals actief zijn in vrijwilligerswerk), worden jaar in jaar uit veel meer mannen dan vrouwen gedecoreerd. In 2020 was dit 65% mannen tegenover 35% vrouwen.
Bij een herijking van waardering en beloning voor functies in de zorg, zou niet het maatschappelijk belang van deze functies, het tekort aan personeel, of onze waardering voor de inzet in de afgelopen periode de doorslag moeten geven. De bewondering voor het ‘heldendom’ van zorgmedewerkers zou ons moeten doen beseffen dat we de belasting en risico’s van dit typische ‘vrouwenberoep’ tot nu toe onderschat hebben, en dat het de hoogste tijd is daar een fatsoenlijke beloning tegenover te stellen.
Naomi Ellemers is sociale- en organisatiepsycholoog en universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht. Reageer via expert@fd.nl.