Laat de markt zijn werk doen, was het afgelopen decennium het motto van het Rijk wat betreft de woningbouw. Corporaties moesten terug naar hun kerntaak en ontwikkelaars, bouwers en institutionele beleggers zouden de ruimte krijgen om voldoende koopwoningen en huurwoningen in de vrije sector te bouwen. Lagere overheden zouden voorzien in bouwlocaties. Het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening kon worden afgeschaft.
Een beetje gechargeerd was dat het woningbouwbeleid van Rutte I en II, dat met enig bijpunten is doorgezet onder Rutte III. Achteraf gezien is dat ongelukkig uitgepakt. Er is in Nederland een groot tekort aan woningen. De prijzen schieten door het dak. En jonge mensen blijven langer klein wonen of bij hun ouders wonen. Langer dan goed is voor henzelf en de maatschappij. Maandag erkende woonminister Kajsa Ollongren dat het Rijk met geld — mogelijk €20 mrd — over de brug moet komen om het woningtekort op te lossen.
Bouwers en ontwikkelaars willen bouwen om in de enorme vraag te voorzien — er is immers een boterham te verdienen — maar door een beperkt aantal geschikte locaties blijft het tempo te traag. Vanuit dat oogpunt is het goed dat er meer woningbouwgebieden bijkomen. Maar ook dat kost tijd, want bestemmingsplannen moeten worden aangepast, bedrijven uitgekocht, bodems gesaneerd of het ontbreekt aan goede infrastructuur.
Met name bij grote gebiedsontwikkelingen is dat laatste een heikel punt. Een weggetje of bruggetje kan in een project meegefinancierd worden, maar een metro-, spoor-, of lightrailverbinding is andere koek. Daar ligt bij uitstek een taak voor het Rijk. Niet alleen nu. Van oudsher speelde het Rijk een grote rol bij de ontsluiting van woningbouwgebieden. Bij Vinex ging er een investeringsimpuls naar de wegen en de ov-infrastructuur. Nog eerder droeg de landelijke overheid bij aan de spoorlijn door Zoetermeer en de sneltram in Nieuwegein.
De afgelopen periode trok het Rijk al €2 mrd uit om een reeks woningbouwplannen vlot te trekken. Om het maatschappelijke probleem op de woningmarkt echt aan te pakken, moet er structureel geld bij. Zeker als het om gebieden gaat die forse investeringen vergen in infrastructuur is een rol van het Rijk onontbeerlijk. Het is goed dat dit besef terugkeert in Den Haag.
Uiteraard is het belangrijk om te kijken of de investeringen kunnen worden doorberekend of terugverdiend. Voor een deel gebeurt dat echter al vanzelf. Uit het onderzoek dat Ollongren maandag naar de Tweede Kamer stuurde, blijkt dat de helft van de private en publieke investeringen in bouwprojecten via belastingen en heffingen weer terugvloeit naar de schatkist.